Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 20.2 [Overgangsrecht vergunningen mobiele telecommunicatie hoofdstuk IIA Wtv]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2009
- Bronpublicatie:
13-11-2008, Stb. 2008, 525 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken: 30661)
- Inwerkingtreding
01-01-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-2008, Stb. 2008, 548 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Een vergunning die is verleend krachtens artikel 13a, eerste lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen wordt gelijkgesteld met een vergunning, verleend krachtens artikel 3.3, eerste lid.
2.
Voor de houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid blijft het bepaalde bij of krachtens de artikelen 13c, 13g, met dien verstande dat in het eerste lid, onderdeel a, vervalt ‘waaronder technische aftapbaarheid’, 13j, 13k, met uitzondering van het zevende lid, en met dien verstande dat de tweede volzin van het zesde lid komt te luiden: De in de eerste volzin bedoelde besluiten van Onze Minister zijn gelijk ten aanzien van alle vergunningen die voor hetzelfde technische systeem op hetzelfde tijdstip zijn verleend., 13l, 13n, 13t, voorzover het betreft de verwijzing naar artikel 11, eerste tot en met derde lid, en vijfde tot en met zevende lid, 13v, 13x en 13y van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen van toepassing.