Einde inhoudsopgave
Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb)
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2009
- Bronpublicatie:
05-03-2009, Kamerstukken 2009, 31124 (uitgifte: 05-03-2009, kamerstukken: A)
- Inwerkingtreding
05-03-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2009, Kamerstukken 2009, 31124 (uitgifte: 05-03-2009, kamerstukken: A)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het derde lid komt te luiden:
3
Een herziening van een uitkering op grond van deze wet in verband met een wijziging van het netto-minimumloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
- 2.
Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4
De Sociale verzekeringsbank betaalt de herziene uitkering, bedoeld in het derde lid, bij de eerst volgende uitkeringsbetaling nadat de herziening, bedoeld in het derde lid, heeft plaatsgevonden.
- B.
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het tweede lid komt te luiden:
2
De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
- 2.
Het vijfde lid vervalt.
- C.
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:
1
De Sociale verzekeringsbank weigert de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk indien de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting op grond van artikel 36, tweede lid, of 37 opgelegd, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 35, niet binnen de door de Sociale verzekeringsbank daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen.
2
Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 35, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, een zodanige waarschuwing is gegeven.
4
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
- 2.
In het vijfde lid wordt ‘boete’ vervangen door: bestuurlijke boete.
- D.
Artikel 39 komt te luiden:
Artikel 39
1
De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 35.
2
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 35, indien dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, een zodanige waarschuwing is gegeven.
3
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4
Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan de Sociale verzekeringsbank de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.
5
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
- E.
Artikel 40 vervalt.
- F.
Artikel 41 komt te luiden:
Artikel 41
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel 45, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.
- G.
De artikelen 42 en 43 vervallen.
- H.
In artikel 44 wordt ‘boete’ vervangen door: bestuurlijke boete.
- I.
Artikel 45 komt te luiden:
Artikel 45
1
De Sociale verzekeringsbank verrekent de bestuurlijke boete met een uitkering op grond van deze wet, kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, die degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, ontvangt.
2
Het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente, onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, betaalt het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is, op haar verzoek aan de Sociale verzekeringsbank indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet werk en inkomen kunstenaars, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeid en zorg of een toeslag op grond van de Toeslagenwet.
3
De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan de Sociale verzekeringsbank. Indien de Sociale verzekeringsbank gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.
4
Zolang de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn verplichting, bedoeld in artikel 39, vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:
- a.
is de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;
- b.
geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.
- J.
Artikel 46, eerste lid, komt te luiden:
1
De Sociale verzekeringsbank betaalt de uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat.
- K.
Artikel 47 komt te luiden:
Artikel 47
Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een voorschot op de nog niet vastgestelde uitkering beschouwd als een uitkering op grond van deze wet.
- L.
Artikel 48 komt te luiden:
Artikel 48
Indien de uitkering in het buitenland wordt uitbetaald:
- a.
worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op de uitkering in mindering gebracht; en
- b.
geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
- M.
In artikel 53 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.
- N.
Artikel 54, eerste lid, komt te luiden:
1
De Sociale verzekeringsbank kan de onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in artikel 53, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.
- O.
Artikel 55 komt te luiden:
Artikel 55
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.
- P.
Artikel 57, vierde lid, komt te luiden:
4
Een herziening van een uitkering op grond van het tweede lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
- Q.
In artikel 77 wordt ‘Overtreding van bepalingen van’ vervangen door: Een gedraging die in strijd is met.
- R.
Artikel 79 vervalt.