Einde inhoudsopgave
Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb)
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2009
- Bronpublicatie:
05-03-2009, Kamerstukken 2009, 31124 (uitgifte: 05-03-2009, kamerstukken: A)
- Inwerkingtreding
05-03-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2009, Kamerstukken 2009, 31124 (uitgifte: 05-03-2009, kamerstukken: A)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Artikel 14 komt te luiden:
Artikel 14
1
Burgemeester en wethouders weigeren de bijstand tijdelijk geheel of gedeeltelijk indien de belanghebbende blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, dan wel in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag of nadien onvoldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van arbeid in dienstbetrekking, de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet binnen de door burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de Centrale organisatie werk en inkomen daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen, dan wel een verplichting als bedoeld in artikel 8, zesde lid, onderdeel b, artikel 65, tweede of derde lid, artikel 70, vierde lid, of een op grond van hoofdstuk VIII aan de bijstand verbonden verplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen.
2
Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3
Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
4
Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
5
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste en het tweede lid nadere regels worden gesteld.
- B.
Artikel 14a komt te luiden:
Artikel 14a
1
Burgemeester en wethouders leggen een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen door geen, onjuiste of onvolledige mededelingen te doen.
2
Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, indien dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
3
Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4
Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.
5
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
- C.
De artikelen 14b tot en met 14e vervallen.
- D.
Artikel 14f komt te luiden:
Artikel 14f
1
Burgemeester en wethouders verrekenen de bestuurlijke boete met algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet inkomensvoorziening kunstenaars, die de overtreder ontvangt.
2
Indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd inmiddels bijstand of uitkering als bedoeld in het eerste lid ontvangt van een andere gemeente dan de gemeente die de bestuurlijke boete heeft opgelegd, betaalt die andere gemeente het bedrag van die bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, op haar verzoek aan de gemeente die de bestuurlijke boete heeft opgelegd.
3
Indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Toeslagenwet, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet of de Wet arbeid en zorg, betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onderscheidenlijk de Sociale verzekeringsbank, het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, op haar verzoek aan de gemeente die de bestuurlijke boete heeft opgelegd.
4
De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan burgemeester en wethouders. Indien burgemeester en wethouders gebruik maken van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.
5
Zolang de belanghebbende zijn verplichting, bedoeld in artikel 14a, vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:
- a.
zijn burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;
- b.
geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.
- E.
Artikel 142a vervalt.