Einde inhoudsopgave
Besluit Toelichting Tabel II
Post A.3
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 27807 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: 2023-22510)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 27807 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: 2023-22510)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / In- en uitvoer
Omzetbelasting / Intracommunautaire transactie
Omzetbelasting / Tarief
Douane (V)
1. Inhoud van de post
goederen bestemd voor de bevoorrading van:
- a.
schepen die voor 70 percent of meer worden gebruikt voor de vaart op volle zee:
- 1°
waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt; of
- 2°
die worden gebruikt voor de uitoefening van een industriële, handels- of visserijactiviteit;
- b.
reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee;
- c.
schepen voor de kustvisserij, met uitzondering van scheepsproviand;
- d.
oorlogsschepen die Nederland verlaten met als bestemming een haven of ankerplaats buiten Nederland;
- e.
luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer van personen of goederen tegen betaling;
2. Algemeen en juridisch kader
Post a.3 voorziet in een nultarief voor de (binnenlandse) levering, ICV en invoer van goederen bestemd voor de bevoorrading van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen (zie post a.3 in samenhang met artikel 9, tweede lid, onderdeel b, artikel 17d en artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet en artikel 12, eerste lid en tweede lid, onder 1 en 2, van het uitvoeringsbesluit).
Verder worden in post a.3 de categorieën schepen en luchtvaartuigen omschreven waarvan de (binnenlandse) levering, intracommunautaire verwerving en invoer onder het nultarief valt.
De communautaire basis van de verschillende onderdelen van posta.3 is te vinden in de hierna opgesomde onderdelen van artikel 148 van de btw-richtlijn:
- –
de in post a.3, onderdelen a t/m c omschreven schepen: onderdeel a van artikel 148;
- –
de in post a.3, onderdeel d, omschreven oorlogsschepen: onderdeel b van artikel 148;
- –
de in post a.3, onderdeel e, omschreven luchtvaartuigen: onderdeel e van artikel 148;
- –
voor goederen voor de bevoorrading van de in post a.3 omschreven schepen: de onderdelen a en b van artikel 148;
- –
voor goederen voor de bevoorrading van de in post a.3, onderdeel e, omschreven luchtvaartuigen: onderdeel e van artikel 148.
In de toelichting op de post wordt eerst ingegaan op de in de post omschreven categorieën schepen (onderdelen 3 en 4). Vervolgens worden voorbeelden genoemd van schepen die niet onder de post vallen (onderdeel 5). Daarna wordt ingegaan op de in de post omschreven luchtvaartuigen (onderdeel 6). Vervolgens wordt aangegeven wat wordt verstaan onder goederen die zijn bestemd voor de bevoorrading van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen (zie onderdeel 7). Tenslotte wordt aangegeven welke goederen geen bevoorradingsgoederen zijn in de zin van de post (onderdeel 8).
3. Schepen omschreven in post a.3, onderdeel a
3.1. Cumulatieve voorwaarden
Post a.3, onderdeel a, heeft betrekking op schepen die voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
- a.
zij worden feitelijk voor tenminste 70% gebruikt voor de vaart op volle zee; en
- b.
zij worden volledig (100%) commercieel geëxploiteerd voor de activiteiten omschreven in post a.3, onderdeel a.
3.2. Voor tenminste 70% gebruikt voor de vaart op volle zee
De eerste voorwaarde bestaat uit twee elementen, te weten het gebruik voor de vaart op volle zee en het gebruik voor tenminste 70% voor de vaart op volle zee (de 70%-norm). Deze elementen worden besproken in de onderdelen 3.3. en 3.4.
De tweede voorwaarde, volledig (100%) commerciële exploitatie, wordt behandeld in onderdeel 3.5.
3.3. Vaart op volle zee
Om te beoordelen of een schip wordt gebruikt voor de vaart op volle zee kan worden aangesloten bij de door de International Maritime Organization gehanteerde standaard (het zogenoemde IMO-nummer). Aangenomen kan worden dat schepen die beschikken over een dergelijk nummer worden gebruikt voor de vaart op volle zee. Voor schepen waarvoor het niet verplicht is om een IMO-nummer te hebben, is het aan de ondernemer die het nultarief toepast om op andere wijze aan te tonen dat het schip wordt gebruikt voor de vaart op volle zee. De ondernemer kan dit bijvoorbeeld aantonen aan de hand van de zeebrief van het desbetreffende schip.
Ook vaartuigen waarbij het varen van bijkomstige betekenis is ten opzichte van hun hoofdfunctie kunnen kwalificeren als schepen die worden gebruikt op volle zee. Met ‘hoofdfunctie’ wordt bedoeld: het gebruik van het vaartuig op volle zee voor activiteiten bedoeld in post a.3, onderdeel a, 2°. Het gaat hier om vaartuigen die vanwege hun hoofdfunctie alleen in de offshore-industrie1. worden ingezet, zoals bijvoorbeeld baggerschepen, pontons en schepen waarmee in zee kabels of pijpleidingen worden gelegd.
Opvijzelbare offshore boorplatforminstallaties die met aan het boorplatform gemonteerde pijlers op de zeebodem worden gezet om te worden gebruikt als een statisch platform, vallen niet onder de post.2. Drijvende boorplatforms die voldoen aan de in onderdeel 3.1 opgenomen voorwaarden kunnen onder de post worden gerangschikt.
Met ‘volle zee’ wordt in dit verband bedoeld: alle delen van de zee die niet behoren tot de territoriale wateren3. of tot de binnenwateren van Nederland.
3.4. Toetsing gebruik voor tenminste 70% voor de vaart op volle zee; begrip ‘exploitant’; begrip 'zeehaven'
Voor de toetsing of een schip voor tenminste 70% wordt gebruikt voor de vaart op volle zee kan de ondernemer die een prestatie verricht aan de exploitant van het schip in beginsel aansluiten bij de verklaring die de exploitant van het schip hierover afgeeft (zie onderdeel 3.7).
Met‘exploitant’ wordt gedoeld op de ondernemer die de in de post omschreven schepen en vaartuigen feitelijk exploiteert. Het kan gaan om de juridische eigenaren van de in de post omschreven schepen en vaartuigen (de reder, de lease- of de luchtvaartmaatschappij), maar ook om ondernemers die (namens de juridische eigenaren) de schepen en vaartuigen feitelijk exploiteren (scheepsagenten e.d.) of (deels) huren.
Het feitelijk gebruik van een schip met een bekend exploitatieverleden4. voor tenminste 70% voor de vaart op volle zee moet worden aangetoond via één van de hierna beschreven methoden:
- –
In het jaar dat direct voorafgaat aan het jaar van toepassing van het nultarief heeft het schip tenminste 70% van de totaal gevaren afstand afgelegd op volle zee; of
- –
Het aantal trajecten dat het schip heeft afgelegd in het jaar dat direct voorafgaat aan het jaar van toepassing van het nultarief is voor tenminste 70% op volle zee afgelegd; of
- –
Het schip heeft in het jaar dat direct voorafgaat aan het jaar van toepassing van het nultarief voor tenminste 70% van de vaartijd5. op volle zee gevaren of is voor tenminste 70% van de operationele tijd6. op volle zee gebruikt; of
- –
Het schip behaalt gemiddeld de 70%-norm volgens één van de hiervoor genoemde berekeningsmethoden gemeten over een periode van vijf jaren direct voorafgaande aan het jaar van toepassing van het nultarief.
Bij schepen zonder (bekend) exploitatieverleden7. geeft de (toekomstige) exploitant van het schip in de verklaring aan dat het schip voor tenminste 70% wordt gebruikt voor de vaart op volle zee of na ingebruikneming voor tenminste 70% zal worden gebruikt voor de vaart op volle zee.
Voor het vaststellen of wordt voldaan aan de 70%-norm geldt dat elk traject waarbij het schip (deels) op volle zee vaart in zijn geheel heeft te gelden als een traject op volle zee. In dit verband wordt onder een ‘traject’ verstaan: de reis tussen twee zeehavens. Bij een reis tussen twee zeehavens kan het (ook) gaan om een reis waarbij het schip vertrekt uit een zeehaven en vervolgens terugkeert naar diezelfde zeehaven. Te denken valt aan de situatie waarin een schip vanuit een zeehaven uitvaart naar een boor-/werkeiland of een windmolenpark dat zich op volle zee bevindt en vervolgens terugkeert naar diezelfde zeehaven.
Met‘zeehavens’ wordt bedoeld: door schepen vanuit zee te bereiken gebieden die (onder meer) zijn ingericht voor het aanleggen van schepen als bedoeld in post a.3. Met 'een vanuit zee te bereiken gebied' wordt zowel gedoeld op een gebied met aanlegplaatsen die schepen als bedoeld in post a.3 rechtstreeks vanuit zee kunnen bereiken als op een gebied met aanlegplaatsen die deze schepen indirect (via een andere watergang, zoals een kanaal) vanuit zee kunnen bereiken. Met 'een gebied dat is ingericht voor de aanleg van schepen zoals bedoeld in post a.3' wordt gedoeld op gebieden waarin specifieke faciliteiten aanwezig zijn voor de onder post a.3 vallende schepen, zoals aanleg-, laad- en losvoorzieningen. Het begrip 'zeehaven' omvat ook het terrein dat bij een zeehaven behoort, d.w.z. terrein dat qua functie en locatie aan de zeehaven is verbonden. In de praktijk kan voor de beoordeling of een gebied is aan te merken als zeehaven veelal worden aangesloten bij gebieden waarvoor zeehavengeld wordt geheven8.. Voor toepassing van de post is het niet nodig dat deze gebieden uitsluitend zijn ingericht voor de aanleg van de in post a.3 bedoelde schepen. Gebieden waarin uitsluitend schepen kunnen aanmeren die niet onder post a.3 vallen, zijn niet aan te merken als een zeehaven.
3.5. Volledig commerciële exploitatie
Er is sprake van volledig commercieel gebruik als een (al dan niet nieuw9.) schip voor 100% wordt of zal worden gebruikt voor de commerciële doeleinden zoals omschreven in post a.3, onderdeel a, van Tabel II. Dit heeft tot gevolg dat het in post a.3 bedoelde nultarief niet van toepassing is op schepen die ook (zullen) worden gebruikt voor diensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet (bijvoorbeeld gebruik voor privédoeleinden door de ondernemer). Of sprake is van volledig commercieel gebruik kan in beginsel worden aangetoond via de verklaring die de exploitant van het schip hierover afgeeft (zie onderdeel 3.7).
Om een dienst te kunnen kwalificeren als passagiersvervoer in de zin van post a.3, onderdeel a, 1°, van Tabel II is het in elk geval noodzakelijk dat de exploitant van het schip derden tegen betaling vervoert met een schip dat is uitgerust met een bemanning die voldoet aan de ter zake door de vlaggenstaat gestelde eisen10.. Toepassing van het nultarief is bijvoorbeeld niet mogelijk bij de verhuur van schepen (al dan niet met bemanning) aan de eindverbruiker die ze gebruikt voor het maken van pleziertochten op volle zee.11.
3.6. Aantonen nultarief bevoorradingsgoederen
De ondernemer die bevoorradingsgoederen levert voor schepen bedoeld in post a.3, onderdeel a, dient aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen dat het nultarief van toepassing is (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit).
Om aan te tonen dat het schip wordt gebruikt voor de vaart op volle zee (zie post a.3, onderdeel a) kan de betrokken ondernemer volstaan met het op de factuur vermelden van het IMO-nummer van het desbetreffende schip. In de gevallen dat geen IMO-nummer bekend is dient de ondernemer dit gebruik op andere wijze aan te tonen.
De ondernemer die de levering verricht dient in ieder geval te beschikken over een in onderdeel 3.7 bedoelde verklaring van of namens de exploitant van het schip.
3.7. Verklaring van of namens exploitant van het schip
Op het tijdstip waarop een ondernemer een prestatie (levering of dienst) verricht aan een exploitant van een schip, moet worden getoetst of het schip voldoet aan de 70%-norm en of het schip volledig commercieel wordt geëxploiteerd (zie de onderdelen 3.3 t/m 3.5). Voor deze toets kan de ondernemer/prestatieverrichter in beginsel afgaan op een verklaring12. van of namens de (toekomstige) exploitant van het schip dat:
- a.
het gebruik van het schip voor tenminste 70% plaatsvindt op volle zee; en
- b.
het schip volledig (100%) commercieel wordt/zal worden geëxploiteerd voor de activiteiten omschreven in post a.3, onderdeel a.
De exploitant van het schip kan volstaan met het jaarlijks éénmalig afgeven van de hier bedoelde verklaring aan de ondernemer/prestatieverrichter, onder voorwaarde dat het gebruik van het schip tussentijds niet wijzigt.
De hier bedoelde verklaring van de exploitant van het schip ontslaat de ondernemer die het nultarief hanteert in beginsel13. niet van zijn verantwoordelijkheid in geval van (al dan niet achteraf vastgestelde) onterechte toepassing van het nultarief. Dit is met name het geval bij een levering ten behoeve van pleziervaartuigen, omdat hierbij niet op voorhand evident is dat het vaartuig wordt of zal worden gebruikt overeenkomstig de voor toepassing van het nultarief geldende voorwaarden.
4. Schepen genoemd in post a.3, onderdelen b t/m d
4.1. Reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee (post a.3, onderdeel b)
Voor reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee geldt niet de eis van gebruik op volle zee. Voldoende is dat het gebruik van deze vaartuigen geheel of nagenoeg geheel (voor tenminste 90%) op zee14. plaatsvindt. Of een schip/boot als reddingsboot kan worden aangemerkt, moet volgens objectieve maatstaven worden beoordeeld. Zo’n boot moet qua uiterlijk (zoals kleurstelling en strepen van de reddingsorganisatie), bouw, inrichting en uitrusting zijn aan te merken als een reddingsboot. Onder reddingsboten vallen zowel de aan boord van zeeschepen geplaatste reddingsvaartuigen waarmee bij schipbreuk de opvarenden het schip kunnen verlaten, als de langs de kust gestationeerde reddingsvaartuigen, die schepen of personen in nood te hulp schieten.
Als schepen voor hulpverlening op zee zijn bijvoorbeeld aan te merken bergingsschepen, sleepboten, loodsboten, schepen van de kustwacht, blusschepen en politieschepen.
4.2. Schepen voor de kustvisserij (post a.3, onderdeel c)
Onder ‘schepen voor de kustvisserij’ wordt verstaan: schepen die op grond van hun bouw en inrichting geschikt zijn voor de beroepsvisserij en daar ook feitelijk voor tenminste 90% voor worden gebruikt. Schepen die geheel of nagenoeg geheel (voor tenminste 90%) worden gebruikt voor de garnalen-, mossel- of kokkelvisserij zijn ook aan te merken als schepen voor de kustvisserij.
4.3. Oorlogsschepen (post a.3, onderdeel d)
Uit praktische overwegingen wordt voor de uitleg van het begrip ‘oorlogsschepen’ aangesloten bij post 8906 10 00 van de gecombineerde nomenclatuur. Onder post 8906 10 00 van de gecombineerde nomenclatuur vallen de volgende oorlogsschepen:
- –
schepen bestemd voor het gevecht en uitgerust met verschillende aanvals- en verdedigingswapens. Ze bevatten beschermingsmateriaal tegen projectielen (bijvoorbeeld bepantsering, veelvoudige waterdichte tussenschotten) of tegen oorlogstuig onder water (antimagnetische mijndetectoren). Gewoonlijk zijn ze uitgerust met opsporings- en afluisterapparatuur, zoals radar, sonar, infrarood opsporingsapparaten, evenals toestellen voor het storen van radiouitzendingen. Schepen van deze categorie verschillen daarenboven van koopvaardijschepen door een veelal hogere snelheid en een betere manoeuvreerbaarheid, door het grote aantal bemanningsleden, door grotere brandstoftanks en door kamers die speciaal ingericht zijn voor het vervoer en het gebruik op zee van munitie;
- –
bepaalde speciaal ingerichte schepen, die geen wapens bevatten en geen bepantsering dragen, maar die kennelijk uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn om te worden gebruikt in de oorlogsvoering, zoals landingsvaartuigen, bevoorradingsschepen (voor het vervoer van munitie of mijnen, enz.) en schepen voor het troepentransport;
- –
onderzeeërs.
5. Voorbeelden van niet onder de post vallende schepen
Schepen/casco’s die niet compleet of niet afgewerkt zijn en scheepsrompen, ook in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat, zijn geen schepen zoals omschreven in post a.3. Een boot/casco bijvoorbeeld die/dat bij levering niet de specifieke kenmerken van inrichting en uitrusting van een reddingsboot heeft, is geen reddingsboot in de zin van post a.3, onderdeel b.
Schepen en ander drijvend materieel die zijn bestemd voor de sloop, vallen evenmin onder de post aangezien deze schepen niet (meer) voldoen aan de gestelde voorwaarden.
Pleziervaartuigen vallen niet onder de post, ook niet als zij over een IMO-nummer beschikken en voldoen aan de 70%-norm (zie onderdeel 3.4), als deze vaartuigen niet volledig (100%) commercieel worden geëxploiteerd (zie onderdeel 3.5). Binnenvaartschepen vallen ook niet onder de post.
6. Luchtvaartuigen omschreven in post a.3, onderdeel e
Bij de beoordeling of een luchtvaartuig valt onder post a.3, onderdeel e, is doorslaggevend of de luchtvaartmaatschappij15. zich hoofdzakelijk op het betaalde internationale vervoer (personen- en goederenvervoer) toelegt. Niet van belang is hoe het betrokken luchtvaartuig daadwerkelijk door de luchtvaartmaatschappij wordt gebruikt. Een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij die zich hoofdzakelijk toelegt op het betaalde internationale vervoer, valt onder de post, ook als dat luchtvaartuig wordt ingezet voor binnenlandse vluchten.16.
Als luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer worden in elk geval die maatschappijen aangemerkt wiens niet-internationale activiteiten aanzienlijk minder omvangrijk zijn dan hun internationale activiteiten. Voor de beoordeling of hiervan sprake is, kan rekening worden gehouden met alle gegevens die een aanwijzing geven van het relatieve belang van de internationale vervoersactiviteit, met name de omzet.17. Met ‘hoofdzakelijk’ wordt in dit verband bedoeld dat 70% of meer van de vervoersactiviteiten van de luchtvaartmaatschappij bestaan uit het betaalde internationale vervoer. Onder‘internationaal vervoer’ wordt verstaan: vluchten door het luchtruim van verschillende lidstaten en in voorkomend geval door het internationale luchtruim. Het gaat om het luchtvaartverkeer tussen Nederland en andere landen (andere lidstaten en/of derde-landen) en vice versa. Hieronder vallen niet alleen lijnvluchten, maar ook chartervluchten.18.
Onder ‘luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer’ vallen niet alleen luchtvaartmaatschappijen die de bedoelde internationale activiteiten verrichten, maar ook ondernemers die zelf geen betaald internationaal luchtvervoer verrichten, maar luchtvaartuigen kopen om die door zo’n luchtvaartmaatschappij te laten gebruiken, bijvoorbeeld als onderdeel van een leaseovereenkomst.19.
Uit praktische overwegingen wordt voor de uitleg van het in posta.3, onderdeel e, opgenomen begrip’luchtvaartuigen’ aangesloten bij post 88.02 van de gecombineerde nomenclatuur. Het gaat om vliegtuigen (land-, water- en amfibievliegtuigen) en helikopters, voor personen- en of goederenvervoer. Onder de post vallen ook de bestuurbare en doorgaans met een motor uitgeruste luchtschepen bedoeld in post 88.01 van de gecombineerde nomenclatuur, als deze worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk op het betaalde internationale vervoer toeleggen.
7. Nultarief voor levering bevoorradingsgoederen (post a.3, eerste zin)
7.1. Algemeen
Op grond van post a.3 geldt het nultarief voor de (binnenlandse) levering, intracommunautaire verwerving en invoer van goederen die voldoen aan de volgende (cumulatieve) voorwaarden:
- a.
zij zijn bestemd voor de bevoorrading van in de post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen; en
- b.
zij worden geleverd aan de laatste schakel in de handelsketen.
7.2. Reikwijdte begrip ‘bevoorradingsgoederen’
Als goederen bestemd voor de bevoorrading van de in de post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen zijn aan te merken:
- –
Brandstof voor de voortstuwing van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen. Te denken valt aan minerale oliën (zoals kerosine), gas- en stookolie en (vloeibaar) gas.
- –
Brandstof en andere producten voor de smering en ander technisch gebruik aan boord van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen. Te denken valt aan minerale oliën waarmee de motor en andere machines en toestellen aan boord van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen (blijven) functioneren.
- –
Proviand, d.w.z. levensmiddelen, dranken en tabaksartikelen die door de exploitant van een in de post omschreven schip of luchtvaartuig worden aangeschaft om te worden verstrekt aan de bemanningsleden of aan passagiers voor consumptie ter plekke (aan boord van het schip of luchtvaartuig). Ook proviand die door de exploitant wordt aangeschaft voor de wederverkoop aan passagiers valt onder de post. Voor rangschikking onder de post is het niet noodzakelijk dat de proviand aan boord van het schip of luchtvaartuig wordt afgeleverd. Als de proviand op een andere plaats wordt geleverd20., is het voor toepassing van de post voldoende dat bij aflevering van de goederen op die andere plaats vaststaat, dat de goederen zijn bestemd voor een bepaald schip of luchtvaartuig.
De verkoop van spijzen en dranken aan passagiers (in winkels) aan boord van onder de post vallende schepen en luchtvaartuigen vormt geen bevoorrading in de zin van post a.3.21.
De proviand die is bestemd voor schepen voor de kustvisserij is uitgezonderd van de post (zie post a.3, onderdeel c).
7.3. Bestemd voor bevoorrading van de in post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen
Onder de post vallen alleen bevoorradingsgoederen waarvan de leverancier kan aantonen dat de goederen zijn bestemd voor de in de post omschreven schepen (zie de onderdelen 3.1 t/m 4.3) en luchtvaartuigen (zie onderdeel 6). Als de bestemming van bevoorradingsgoederen niet vaststaat of niet kan worden aangetoond, valt de levering niet onder de post.
7.4. Levering aan laatste schakel
Uitgangspunt is dat de post alleen van toepassing is op de levering van bevoorradingsgoederen aan de laatste schakel in de handelsketen, dit zijn de exploitanten (zie onderdeel 3.4) van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen.22. Voor de toepassing van het nultarief bij de levering aan de laatste schakel in de handelsketen is niet relevant of de bevoorradingsgoederen rechtstreeks in de tank van vorenbedoelde schepen en luchtvaartuigen worden geladen of aan boord van deze schepen en luchtvaartuigen worden afgeleverd. Als de bevoorradingsgoederen op een andere plaats worden geleverd23., is het voor toepassing van de post voldoende dat bij aflevering van de goederen op die andere plaats vaststaat, dat de goederen zijn bestemd voor een bepaald schip of luchtvaartuig dat onder de post valt.
De levering van de in het eerste en het tweede gedachtestreepje van onderdeel 7.2 bedoelde bevoorradingsgoederen aan eerdere schakels in de handelsketen24. valt in beginsel niet onder de post. Dit geldt ook als op het tijdstip van zo’n levering vaststaat dat de bevoorradingsgoederen zijn bestemd voor de laatste schakel in de handelsketen en voor deze eindbestemming bewijs is geleverd aan de Belastingdienst.25.
Het is echter mogelijk dat bij de levering van laatstbedoelde bevoorradingsgoederen meerdere personen26. overeenkomsten sluiten met de verplichting tot levering van hetzelfde bevoorradingsgoed en dat dit goed door de eerste leverancier in de handelsketen (de bunkeraar) rechtstreeks wordt afgeleverd aan de laatste afnemer in de keten (de exploitant van het schip of het luchtvaartuig). Als de handelsketen uit drie of meer schakels bestaat27. vallen alle leveringen in de handelsketen28. van de bedoelde bevoorradingsgoederen toch onder de post, als:29.
- a.
de bunkeraar het bevoorradingsgoed rechtstreeks laadt in de tank van het betrokken schip of luchtvaartuig; en
- b.
de eigendom van het bevoorradingsgoed ten vroegste van de bunkeraar naar de tussenpersoon30. overgaat op het tijdstip waarop de exploitant de macht heeft verkregen om feitelijk als eigenaar over het bevoorradingsgoed te beschikken. Op grond van artikel 3, vierde lid, van de wet is dit tijdstip ook het moment waarop de tussenpersoon ten vroegste de eigendom verkrijgt van het bevoorradingsgoed.
Als in de laatstbedoelde situatie de bevoorradingsgoederen niet rechtstreeks in de tank van het betrokken schip of luchtvaartuig worden geladen maar op andere wijze worden geleverd31., vallen niet alle leveringen in de handelsketen onder de post. In zo’n situatie valt alleen de levering aan de laatste schakel (de levering door de laatste tussenpersoon aan de exploitant van het schip of luchtvaartuig) in de handelsketen onder het nultarief.
8. Niet onder post a.3 vallende bevoorradingsgoederen
De bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen met goederen die niet in het vrije verkeer zijn, is belast als invoer van de betrokken goederen (artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de wet).
Goederen die zijn bestemd voor de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen zijn uitgezonderd van post a.2. De levering van bevoorradingsgoederen voor vervoermiddelen is dus belast, tenzij het gaat om bevoorradingsgoederen waarvoor het nultarief geldt op grond van post a.3.
Goederen die deel uitmaken van de lading zijn niet aan te merken als bevoorradingsgoederen. Goederen, niet zijnde proviand, die door de exploitant van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen worden aangeschaft voor de wederverkoop aan passagiers, vallen niet onder de post.
Voetnoten
Hieronder begrepen de wind offshore-industrie.
HvJ 20 juni 2019, C-291/18 (Grup Servicii Petroliere SA) ECLI:EU:C:2019:521.
De territoriale wateren van Nederland strekken zich uit tot een afstand van 12 internationale zeemijlen gerekend vanaf de laagwaterlijn van de Nederlandse kust.
D.w.z. een exploitatieverleden dat bekend is bij de huidige exploitant van het schip.
De tijd dat het schip wegens bevoorrading, laden/lossen, reparatie en/of onderhoud of wegens vertraging door onvoorziene omstandigheden (bijvoorbeeld door weersomstandigheden) stilligt, telt niet mee voor het bepalen of wordt voldaan aan de hier bedoelde 70%-norm.
D.w.z. de tijd dat het schip zich op volle zee bevindt voor het uitvoeren van werkzaamheden bedoeld in post a.3, onderdeel a. De in de vorige voetnoot bedoelde tijd dat het schip stilligt, telt niet mee als operationele tijd.
Het gaat hier om nieuw gebouwde schepen of gebruikte schepen die van een andere exploitant zijn gekocht.
De heffing van zeehavengeld is veelal gekoppeld aan een bepaald type schip voor het gebruik maken van een ligplaats en andere specifieke faciliteiten voor dat type schip, zoals laad- en losvoorzieningen.
Met ‘nieuw’ wordt bedoeld: zonder exploitatieverleden bij de (huidige) exploitant.
Deze eisen zijn opgenomen in het bemanningscertificaat.
HvJ 22 december 2010, C-116/10, (Bacino Charter) ECLI:EU:C:2010:824.
Deze verklaring is vormvrij. Uit de verklaring moet in ieder geval blijken wie de exploitant is van het schip, waar deze exploitant is gevestigd, om welk schip het gaat, of het gaat om een schip met of zonder (bekend) exploitatieverleden, op welk jaar de verklaring betrekking heeft en welke van de in onderdeel 3.4 beschreven berekeningsmethodes wordt toegepast voor toetsing of wordt voldaan aan de 70%-norm.
Volgens de jurisprudentie van het HvJ blijft de toepassing van het nultarief door de leverancier of dienstverrichter in stand ingeval niet is voldaan aan de voor het nultarief geldende voorwaarden, als hij te goeder trouw heeft gehandeld en alles heeft gedaan wat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt en hij met betrachting van de zorgvuldigheid van een oplettend koopman heeft gehandeld (zie o.a. HvJ 21 februari 2008, C-271/06, (Netto Supermarkt) ECLI:EU:C:105).
Tot de zee worden (ook) de territoriale wateren en de zeehavens van Nederland gerekend.
Onder het begrip ‘luchtvaartmaatschappij’valt ook een onderdeel van een luchtvaartgroep/-concern dat zelfstandig vliegtuigen exploiteert.
HvJ 16 september 2004, C-382/02, (Cimber Air), ECLI:EU:C:2004:534.
zie het eerder aangehaalde Cimber Air-arrest.
HvJ 19 juli 2012, C-33/11, (A Oy) ECLI:EU:C:2012:482.
zie het eerder aangehaalde A Oy-arrest.
Bijvoorbeeld het magazijn van de exploitant van het schip of het luchtvaartuig.
Rechtbank ’s-Gravenhage 17 april 2007, nr. AWB 06/4107, ECLI:NL:RSGR:2007:BC9795.
HvJ 26 juni 1990, C-185/89 (Velker International Oil Company), ECLI:EU:C:1990:262), HvJ 14 september 2006, C-181/04 t/m C-183/04 (Elmeka NE), ECLI:EU:C:2006:563) en HvJ 3 september 2015, C-526/13 (Fast Bunkering Klaipėda UAB), ECLI:EU:C:2015:536.
Bijvoorbeeld het magazijn van de exploitant van het schip of het luchtvaartuig.
zoals de levering door een bunkeraar aan een in eigen naam handelende tussenpersoon.
zie r.o. 46 van het eerder aangehaalde arrest Fast Bunkering Klaipėda UAB.
De handelsketen kan uit drie of meer schakels bestaan. In een handelsketen met drie schakels sluit de leverancier/bunkeraar een overeenkomst tot levering met de op eigen naam handelende tussenpersoon en de op eigen naam handelende tussenpersoon sluit een overeenkomst tot levering met de exploitant van het schip of het luchtvaartuig. In een handelsketen die bestaat uit vier schakels sluit de bunkeraar een overeenkomst tot levering af met tussenpersoon 1, tussenpersoon 1 gaat met tussenpersoon 2 een leveringsovereenkomst aan en tussenpersoon 2 sluit een leveringsovereenkomst af met de exploitant van het schip.
Een handelsketen met drie schakels bestaat uit: bunkeraar – tussenpersoon – exploitant van het schip of vliegtuig. Een handelsketen met vier of meer schakels bestaat uit: bunkeraar – tussenpersoon 1 – tussenpersoon 2 – tussenpersoon 3 enz. – exploitant van het schip of vliegtuig.
Ook de leveringen van de bevoorradingsgoederen tussen de tussenpersonen in de handelsketen.
Zie r.o. 53 van het eerder aangehaalde arrest Fast Bunkering Klaipėda UAB.
Bij een handelsketen met vier of meer schakels gaat de eigendom van de bevoorradingsgoederen over van de bunkeraar naar tussenpersoon 1, van tussenpersoon 1 naar tussenpersoon 2, van tussenpersoon 2 naar tussenpersoon 3 enz.
Bijvoorbeeld in losse vaten die al dan niet aan boord van het schip of luchtvaartuig worden gebracht.