Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2019, 516 (uitgifte: 27-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 516 (uitgifte: 27-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / In- en uitvoer
Omzetbelasting / Tarief
1.
De aanspraak op toepassing van het tarief van nihil voor leveringen, intracommunautaire verwervingen en invoer van goederen en voor diensten, genoemd in de bij de wet behorende tabel II, geldt slechts, indien de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt.
2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is het tarief van nihil slechts van toepassing:
- a
- 1°
voor wat betreft de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van luchtvaartuigen, alsmede de diensten welke ten aanzien van luchtvaartuigen worden verricht, indien de ondernemer kan overleggen een schriftelijke verklaring van de afnemer van de luchtvaartuigen, onderscheidenlijk degene aan wie de diensten ten aanzien van luchtvaartuigen worden verleend, dat het luchtvaartuigen betreft als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 3;
- 2°
voor wat betreft de leveringen van goederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, indien de ondernemer:
- –
beschikt over het btw-identificatienummer van degene die de goederen afneemt en dit btw-identificatienummer is toegekend door een andere lidstaat dan die waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt;
- –
voldoet aan de verplichting om een lijst in te dienen, bedoeld in artikel 37a van de wet; en
- –
op die lijst opgave doet van de gegevens, bedoeld in artikel 37a, tweede lid, van de wet.
- b
- 1°
voor wat betreft de leveringen van accijnsgoederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder a, indien de ondernemer kan overleggen een schriftelijke verklaring van de ondernemer die de accijnsgoederen afneemt dat deze de goederen geleverd krijgt en in opslag neemt in een accijnsgoederenplaats als bedoeld in de Wet op de accijns die voor die soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen, en dat deze de goederen niet aan dat regime zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is;
- 2°
voor wat betreft de leveringen van minerale oliën als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder b, indien de ondernemer een schriftelijke verklaring kan overleggen van de afnemer van de minerale oliën dat deze de minerale oliën niet aan de accijnsschorsingsregeling zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is;
- c.
voor wat betreft de leveringen van goederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder a, indien de ondernemer kan overleggen een schriftelijke verklaring van de ondernemer die de goederen afneemt dat deze die goederen opneemt in zijn niet-plaatsgebonden entrepot als bedoeld in die post, onder vermelding van het nummer van zijn entrepotvergunning, en dat deze de goederen niet aan dat regime zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is.
- d.
voor wat betreft de achtereenvolgende leveringen die plaatsvinden ingeval door meer dan één persoon overeenkomsten worden gesloten met de verplichting tot levering van eenzelfde goed dat vervolgens door de eerste persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer buiten de Unie of in een douane-entrepot wordt afgeleverd, indien een door iedere afnemer — behalve de buitenlandse — aan zijn leverancier uit te reiken schriftelijke opdracht tot uitvoer uit de Unie of tot plaatsing onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie kan worden overgelegd;
- e.
voor wat betreft de levering van een motorrijtuig waarvoor ter zake van de in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde opgaaf van een kenteken een bewijs is afgegeven en welk motorrijtuig door een ondernemer wordt vervoerd naar een andere lidstaat of wordt uitgevoerd uit de Unie, indien de ondernemer een afschrift van het ter zake door de Dienst Wegverkeer afgegeven kentekenbewijs deel II, dat hem is uitgereikt op de voet van artikel 17, tweede lid, van het Kentekenreglement, kan overleggen;
- f.
voor wat betreft de levering door een ondernemer als bedoeld in artikel 7, zesde lid, van de wet, van een nieuw vervoermiddel dat wordt vervoerd naar een andere lidstaat, indien de ondernemer aan de inspecteur de naam en het adres meldt van degene aan wie de levering is verricht.
In geval de leverancier of de afnemer in de gevallen bedoeld in de onderdelen b en c niet in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar geen vaste inrichting heeft, dient deze voor de toepassing van het tarief van nihil een fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 24c te hebben aangesteld.
3.
In geval een ondernemer die een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b of c, heeft afgegeven, aan de desbetreffende goederen een andere bestemming geeft, wordt de belasting ter zake van de aan hem verrichte levering van die goederen alsnog verschuldigd naar het tarief als bedoeld in artikel 9, eerste lid, dan wel tweede lid, onderdeel a, van de wet.
4.
In geval het derde lid toepassing vindt met betrekking tot accijnsgoederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, wordt de maatstaf van heffing verhoogd met het bedrag van de accijns dat voor die goederen ingevolge de Wet op de accijns bij uitslag verschuldigd zou zijn.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop de aanspraak op toepassing van het tarief van nihil wordt aangetoond.