Einde inhoudsopgave
Besluit Toelichting Tabel II
Post A.1
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 27807 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: 2023-22510)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 27807 (uitgifte: 22-12-2023, regelingnummer: 2023-22510)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / In- en uitvoer
Omzetbelasting / Intracommunautaire transactie
Omzetbelasting / Tarief
Douane (V)
1. Inhoud van de post
Van buiten Nederland komende goederen die niet zijn ingevoerd.
Bijzondere bepaling
Goederen welke worden geleverd door de ondernemer die de goederen invoert of in wiens opdracht de invoer plaatsvindt of welke worden geleverd door ondernemers die ten aanzien van de goederen daaraan volgende leveringen verrichten, behoren niet tot de post;
2. Algemeen en juridisch kader
Post a.1 voorziet in een nultarief voor de levering van buiten Nederland komende goederen die nog niet zijn ingevoerd.
Volgens de bijzondere bepaling bij post a.1 geldt de post niet voor goederen die worden geleverd door de ondernemer die deze in Nederland invoert of laat invoeren. Hetzelfde geldt – in geval sprake is van ketentransacties – voor de op de invoer volgende leveringen. De uitzondering in de bijzondere bepaling bij post a.1 houdt verband met de regels die artikel 5 van de wet geeft voor de plaats waar de levering van goederen plaatsvindt. De in de bijzondere bepaling omschreven leveringen zouden in principe in Nederland zijn belast op grond van artikel 5 van de wet en daarom onder post a.1 kunnen vallen. De bijzondere bepaling zondert deze leveringen van de post uit om te bewerkstelligen dat deze leveringen in Nederland in de btw-heffing worden betrokken.
Post a.1 is gebaseerd op diverse artikelen van de btw-richtlijn. Het gaat om artikel 156, lid 1, onderdelen a, b en c, artikel 160, lid 1, onderdeel a, en artikel 161 van de btw-richtlijn. De bijzondere bepaling bij de post houdt verband met artikel 32, tweede alinea, van de btw-richtlijn.
3. Goederen die niet zijn ingevoerd
Post a.1 geldt voor de levering van buiten Nederland komende goederen die fysiek naar Nederland zijn gebracht, maar bij binnenkomst in Nederland nog niet zijn ingevoerd (artikel 18, eerste lid, van de wet). Met ‘van buiten Nederland komende goederen’ wordt bedoeld dat de goederen vanuit een andere lidstaat of vanuit een derdelandsgebied of van buiten de Unie naar Nederland zijn gebracht. Het gaat om goederen1. die bij binnenkomst in Nederland al onder een douaneregime vallen of bij binnenkomst in Nederland onder een douaneregime worden geplaatst.
De levering van deze nog niet ingevoerde goederen die zich fysiek in Nederland bevinden, is in principe in Nederland belast (artikel 5 van de wet2.). Omdat de goederen nog niet zijn ingevoerd, is het niet wenselijk om de levering van de goederen alvast in de btw-heffing te betrekken. Enerzijds wordt bij de (later plaatsvindende) invoer van de goederen naast de douane- en andere rechten ook de btw geheven, anderzijds is het mogelijk dat de goederen niet in Nederland zullen worden ingevoerd (dit is bijvoorbeeld het geval bij goederen die worden doorgevoerd naar een andere lidstaat of worden wederuitgevoerd).
Post a.1 is van toepassing, ongeacht of de afnemer is gevestigd in Nederland, een andere lidstaat of buiten de Unie.
In artikel 18, derde en vierde lid, van de wet is aangegeven wanneer bij het in Nederland brengen van goederen nog geen sprake is van invoer. Het gaat om de volgende situaties:
- –
de goederen bevinden zich ten tijde van het binnenbrengen in Nederland onder een douaneregime;
- –
op de goederen wordt aansluitend op het binnenbrengen in Nederland een douaneregime van toepassing;
- –
een douaneregime voor de goederen in Nederland wordt beëindigd, voor zover dit regime wordt opgevolgd door een douaneregime;
- –
voor de goederen in Nederland wordt de douaneregeling intern douanevervoer als bedoeld in artikel 227 van het DWU beëindigd of de goederen worden daaraan onttrokken, als het vervoer begint en eindigt in de Unie.3.
Bij goederen die zich bevinden onder een douaneregime gaat het meestal om niet-Uniegoederen die onder een douaneregeling worden gebracht, onder schorsing van de rechten bij invoer. Het begrip ‘douaneregime’ is nader omschreven in artikel 18, tweede lid, van de wet. Het gaat om de douaneregimes tijdelijke opslag, douanevervoer, douane-entrepot, tijdelijke invoer, actieve veredeling en wederuitvoer. Uit de aangifte tot plaatsing onder een douaneregeling respectievelijk tijdelijke opslag4. is kenbaar of de goederen zich onder een douaneregime bevinden.
Post a.1 ziet niet op intracommunautaire afstandsverkopen en afstandsverkopen van goederen die vanuit een derdelandsgebied of een derde-land zijn ingevoerd. Voor deze afstandsverkopen gelden bijzondere regels voor de plaats van levering (zie artikel 5a van de wet). De intracommunautaire afstandsverkopen en de daarvoor geldende plaats van levering-regels komen aan de orde in onderdeel 8.4 van de toelichting op post a.6.
4. Toepassing van artikel 5 van de wet in relatie tot post a.1 en de bijzondere bepaling bij post a.1
Hierna worden de toepassing van artikel 5 van de wet en de toepassing van zowel post a.1 als de bijzondere bepaling bij post a.1 toegelicht aan de hand van enkele voorbeelden.
4.1. Levering goederen vanuit derde-land naar Nederland
Voorbeeld
De in de USA gevestigde ondernemer A heeft goederen verkocht aan ondernemer B in NL en levert de goederen conform afspraak tijdens het vervoer van de goederen vanuit de USA naar de Unie aan de in Nederland gevestigde ondernemer B. Ondernemer B voert de goederen in Nederland in.
De plaats van de levering door A aan B ligt in de USA (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). Deze levering is niet in Nederland belast en valt daarom niet onder post a.1. Ondernemer B is ter zake van de invoer van de goederen in Nederland btw verschuldigd (artikel 1, onderdeel d, van de wet). Artikel 5, tweede lid, van de wet geldt niet, omdat ondernemer/afnemer B de goederen invoert.
4.2. Levering goederen na invoer in Nederland
Voorbeeld
De in de USA gevestigde ondernemer A voert goederen in Nederland in en levert de goederen vervolgens aan de in Nederland gevestigde ondernemer B. Ondernemer A verricht in Nederland verder geen prestaties.
De levering van de goederen door A aan B vindt plaats in Nederland (artikel 5, tweede lid, van de wet). Deze levering valt niet onder post a.1 (zie de bijzondere bepaling bij posta.1). Ondernemer A is ter zake van de invoer van de goederen in Nederland btw verschuldigd (artikel 1, onderdeel d, en artikel 22 van de wet).
4.3. Levering goederen tijdens opslag in douane-entrepot in Nederland
Voorbeeld
De in China gevestigde ondernemer A verkoopt goederen aan ondernemer B in Nederland en levert de goederen aan ondernemer B, terwijl de goederen in een douane-entrepot in Nederland liggen. De goederen bevinden zich bij de levering onder de (douane)regeling douane-entrepot en zijn daarom (nog) niet ingevoerd. Ondernemer A verricht verder in Nederland geen prestaties.
De levering door A aan B vindt plaats in Nederland, omdat de goederen zich bij de levering in Nederland bevinden (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). Omdat de door A aan B geleverde goederen nog niet zijn ingevoerd, valt de levering op grond van post a.1 onder het nultarief. De bijzondere bepaling bij post a.1 is niet van toepassing, omdat ondernemer A de goederen niet invoert.
4.4. Levering van goederen over meerdere handelsschakels
Voorbeeld
De in China gevestigde ondernemer A levert goederen tijdens het vervoer van de goederen van China naar Nederland aan de in Nederland gevestigde ondernemer B. Ondernemer B voert de goederen in Nederland in, verkoopt de goederen vervolgens aan ondernemer C en vervoert de goederen daarna naar de in Nederland gevestigde ondernemer C.
De levering door A aan B vindt plaats in China en is daarom niet in Nederland belast (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). Ondernemer B is in Nederland btw verschuldigd voor de invoer van de goederen (artikel 1, onderdeel d, van de wet). De levering door B aan C vindt plaats in Nederland (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). Ondernemer B moet voor deze (binnenlandse) levering in Nederland btw voldoen. Voor deze levering geldt niet het nultarief (zie bijzondere bepaling bij post a.1).
4.5. Levering van goederen over meerdere handelsschakels tijdens opslag in douane-entrepot in Nederland
Voorbeeld
De in China gevestigde ondernemer A verkoopt goederen aan ondernemer B en levert de goederen tijdens het vervoer vanuit China naar Nederland aan de in Nederland gevestigde ondernemer B. Ondernemer B slaat de goederen op in een douane-entrepot in Nederland. Ondernemer B levert de goederen vervolgens aan de in Nederland gevestigde ondernemer C. Ondernemer C voert de goederen vervolgens in Nederland in. Ondernemer C verkoopt en vervoert de goederen vervolgens intracommunautair aan de in Duitsland gevestigde ondernemer D.
Voor de plaats van de leveringen tussen de diverse handelsschakels geldt het volgende.
De levering door A aan B vindt plaats in China (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet) en is daarom niet in Nederland belast.
De levering van B aan C vindt plaats in Nederland (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet: de goederen bevinden zich in een douane-entrepot in Nederland) en valt op grond van post a.1 onder het nultarief, omdat de goederen nog niet zijn ingevoerd. De bijzondere bepaling bij post a.1 is niet van toepassing, omdat ondernemer/afnemer C de goederen invoert.
Ondernemer C is in Nederland btw verschuldigd voor de invoer van de goederen (artikel 1, onderdeel d, van de wet). De ICL van C aan D vindt plaats in Nederland (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). Voor deze levering geldt het nultarief op grond van post a.6 (aan alle ter zake geldende voorwaarden wordt voldaan).
5. Samenloop van post a.1 met post a.6 en artikel 17d van de wet
Bij een ICL vanuit Nederland van nog niet ingevoerde goederen die fysiek in Nederland liggen is sprake van samenloop tussen post a.1 en post a.6. Als gevolg van deze samenloop moet de ondernemer die de ICL verricht zowel voldoen aan de douaneformaliteiten als aan de btw-aangifte- en de listingverplichting bedoeld in artikel 14 respectievelijk artikel 37a, eerste lid, van de wet. Uit praktische overwegingen keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de ondernemer die in Nederland een ICL verricht van goederen die onder post a.1 vallen, deze ICL niet hoeft op te nemen in zijn btw-aangifte en opgaaf ICP.5.
De ICV van nog niet ingevoerde goederen in Nederland valt ook onder posta.1 en daarmee onder het nultarief (zie artikel 17d van de wet). Uit praktische overwegingen keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
De ondernemer die goederen die onder post a.1 vallen in Nederland intracommunautair verwerft, hoeft deze ICV niet op te nemen in zijn btw-aangifte.
Voetnoten
Meestal niet-Uniegoederen, maar soms ook Uniegoederen. Bij Uniegoederen gaat het met name om de situatie bedoeld in artikel 237, lid 2, DWU en de in artikel 24 van de wet bedoelde goederen.
Het zal meestal gaan om een binnenlandse levering aan een ondernemer in Nederland of om een ICL aan een ondernemer in een andere lidstaat.
Bij de regeling intern douanevervoer gaat het om Uniegoederen (goederen die zich in het vrije verkeer bevinden), die worden vervoerd van de ene naar de andere lidstaat via een derde-land (bijvoorbeeld vervoer vanuit Rotterdam naar Italië via Zwitserland).
Dit is de aangifte van de aangever, dit kan de ondernemer zelf zijn of een expediteur, cargadoor, vervoerder e.d. die in opdracht en voor rekening van de ondernemer aangifte doet.