Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/511
Schending ambtsgeheim als bedoeld in art. 272 Sr ziet op verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is.
HR 07-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:527
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
19/03768
- Conclusie
plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS198906:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:527, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:150, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑10‑2019
- Wetingang
Art. 272 Sr
Essentie
Van schending van een ambtsgeheim als bedoeld in art. 272 Sr is sprake in geval van het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is.
Samenvatting
Artikel 272 lid 1 Sr luidt: “Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.” Uit de door de Hoge Raad weergegeven ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.