HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3442, NJ 2012/204; HR 13 september 2011, LJN ECLI:NL:HR:2011:BQ5708; HR 23 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3902, NJ 2008/525.
HR, 17-03-2015, nr. 13/02970
ECLI:NL:HR:2015:625
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-03-2015
- Zaaknummer
13/02970
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:625, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑03‑2015; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:195, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:195, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑01‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:625, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑03‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
17 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/02970
LNU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 mei 2013, nummer 20/003198-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2015.
Conclusie 20‑01‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Nr. 13/02970
Mr. Harteveld
Zitting 20 januari 2015
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. De verdachte is door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, bij arrest van 31 mei 2013 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Voorts heeft het Hof beslist ten aanzien van de in beslaggenomen voorwerpen, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verklaring van de verdachte dat hij niet in de winkels is geweest als kennelijk leugenachtig dient te worden aangemerkt, ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat:
“1.
dat hij op 24 augustus 2012 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vijf verpakkingen met eendenborstfilet en zes verpakkingen opzetborstel(s) (merk Oral-B) en twaalf verpakkingen zoetjes (merk Canderel) en vier lampen (merk Philips LED), toebehorende aan de Albert Heijn;
2.
dat hij op 24 augustus 2012 te Hedel, gemeente Maasdriel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid tubes tandpasta (merk Sensodyne en Parodontax) en 46 verpakkingen luchtverfrisser (merk Ambi Pur), toebehorende aan Hoogvliet.”
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Brabant-Noord met procesverbaalnummer PL2100 2012088675-4 (doorgenummerde dossierpagina's 46 tot en met 48), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 augustus 2012 ondertekend door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], agent van politie, inhoudende, als relaas van bevindingen van verbalisanten of een van hen: Op 24 augustus 2012 omstreeks 15:45 uur bevonden wij ons in uniform gekleed en gezeten in een opvallend dienstvoertuig, op de Molenstraat te Rosmalen ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente 's-Hertogenbosch. Op dat moment zagen wij dat ons een personenauto van het merk Opel, type Astra, voorzien van het kenteken [001] tegemoet gereden kwam. Wij zagen dat er in dit voertuig drie manspersonen gezeten waren. Ter controle op de juiste naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 stelden wij een nader onderzoek in. Teneinde de bestuurder van het genoemde voertuig te kunnen staande houden keerde ik, [verbalisant 1], ons opvallende dienstvoertuig. Direct hierop zagen wij dat de bestuurder van het genoemde voertuig zijn snelheid opvoerde en een woonwijk inreed met de kennelijke bedoeling te ontkomen aan de genoemde controle. Wij konden het genoemde voertuig blijven volgen en zagen dat de bestuurder dit tot stilstand bracht in een parkeerhaven aan de Korte Venstraat. Op dat moment sprak ik, [verbalisant 2], de bestuurder aan en vroeg hem naar zijn rijbewijs. Ik, [verbalisant 2], hoorde dat de bestuurder mij in de Engelse taal aansprak en mededeelde dat hij geen rijbewijs bij zich had. De.bestuurder gaf mij op te zijn de nader te noemen verdachte [betrokkene 1]. Hij overhandigde mij desgevraagd een op zijn naam staand Litouws paspoort. Op dat moment zag ik, [verbalisant 1], dat de bijrijder, nader te noemen verdachte [verdachte], uit het voertuig stapte. Direct daarop zag ik, [verbalisant 1], dat ook de nader te noemen verdachte [betrokkene 2] vanaf de achterbank uit het voertuig stapte. [betrokkene 2] en [verdachte] overhandigden ons, verbalisanten, desgevraagd op hun naam staande Litouwse identiteitskaarten. Blijkens een nader onderzoek bij de centralist van het gemeenschappelijk meidcentrum van de politie Brabant-Noord, bleek mij, [verbalisant 2], dat de genoemde personen in het verleden veroordeeld zijn geweest voor onder andere de artikelen 310 dan wel 311 van het Wetboek van Strafrecht. Op dat moment stelde ik, [verbalisant 1], een nader onderzoek in aan het genoemde voertuig. Daarbij zag ik, [verbalisant 1], door een van de zijruiten, dat er enkele gevulde plastic tassen stonden achter de bestuurderstoel. Ik, [verbalisant 1], zag dat deze waren van winkelketen Albert Heijn en zogenoemde koeltassen. Ik, [verbalisant 1], zag dat er op deze tassen een zwarte nylon sporttas gelegen was waardoor ik niet kon waarnemen wat er in de genoemde tassen zat. Hierop vroeg ik, [verbalisant 1], aan [betrokkene 1] van wie die tassen waren. Ik, [verbalisant 1], hoorde dat hij zei dat die van hen waren. Ik, [verbalisant 1], vroeg daarop aan [betrokkene 1] of ik in de tassen mocht kijken. Ik, [verbalisant 1], hoorde daarop dat [betrokkene 1] mij in de Engelse taal toestemming gaf om in de tas te kijken. Hierop opende ik, [verbalisant 1], het onafgesloten bestuurdersportier waarna ik de nylon tas kon optillen. Vervolgens zag ik, [verbalisant 1], dat er twee genoemde tassen geheel gevuld waren met tandenpasta van voornamelijk het merk Sensodine (het hof leest: 'Sensodyne'). Ik, [verbalisant 1], vroeg de bestuurder waar hij deze spullen had gekocht. Ik, [verbalisant 1], hoorde dat verdachte [betrokkene 1] mij in de Engelse taal vertelde dat zij gisteren al deze spullen hadden gekocht op de Zwarte Markt in Beverwijk. Het zou goede handel zijn. Omdat ze het op de Zwarte Markt hadden gekocht had hij er geen kwitantiebon van. lk, [verbalisant 1], hoorde dat [verdachte] dit bevestigde. Het is mij, [verbalisant 1], bekend dat de genoemde Zwarte Markt slechts op zaterdag en zondag geopend is. Ik, [verbalisant 1], zag dat er op de achterbank van het genoemde voertuig vijf pakjes eendenborstfilet lagen met daarop een prijssticker van winkelketen Albert Heijn. Ik, [verbalisant 1], voelde dat deze filet gekoeld was en dat er een condenslaag aanwezig was op de pakjes. Uit onderzoek bleek dat het genoemde voertuig niet was voorzien van een airco en ik, [verbalisant 1], voelde dat de temperatuur hoog was in het voertuig. (...) Ik, [verbalisant 1], vroeg [verdachte] of hij een kwitantiebon had van de filet. Wij, verbalisanten, hoorden daarop dat hij zei dat hij zijn bonnen nooit bewaart. De locatie waar wij, verbalisanten, genoemde verdachten in eerste instantie aantroffen is ongeveer 200 nieter gelegen vanaf de dichtstbijzijnde Albert Heijn-winkel. De genoemde tassen waren in het geheel niet gekreukt. Gezien het hierboven gerelateerde werden de genoemde verdachten op heterdaad aangehouden terzake heling. (...) De genoemde goederen alsmede het voertuig waarmee dit alles werd vervoerd werden door ons in beslag genomen. Bij nader onderzoek troffen wij, verbalisanten, in de achterbak van het genoemde voertuig twee plastic tassen aan van de winkelketen Hoogvliet. Wij, verbalisanten, zagen dat ook deze tassen geheel gevuld waren met onder andere tubes tandpasta. Bij nader onderzoek bleek mij, [verbalisant 2], dat de volgende goederen aanwezig waren in de genoemde plastic tassen van respectievelijk winkelketen Albert Heijn en Hoogvliet: - 46 stuks Ambipur navulling; - 12 pakjes zoetjes; - 5 pakketjes eendenborstfilet; - 6 opzetstukken ten behoeve van Oral B-tandenborstels; - 4 stuks lampen van het merk Philips; - 229 tubes tandenpasta van verschillende merken respectievelijk Sensodine en Paradontax (het hof leest respectievelijk 'Sensodyne ' en 'Parodontax ').
2. Het proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Brabant-Noord met procesverbaalnummer PL21X1 2012088675-10 (doorgenummerde dossierpagina's 42 tot en met 45), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 augustus 2012 ondertekend door [verbalisant 3], brigadier van politie, inhoudende, als relaas van bevindingen van verbalisant: Op 25 augustus 2012, omstreeks 09.00 uur, werd mij verzocht een diefstal/heling met als procesnummer 2012088675 te bekijken en na te gaan of de goederen ontvreemd waren bij diverse winkels. Hierop heb ik een onderzoek ingesteld naar de identiteit van de goederen die in dit proces in beslag waren genomen. In het proces verbaal van bevindingen opgemaakt door de collega's [verbalisant 2] en [verbalisant 1] is te lezen dat er goederen waren aangetroffen van de winkelketen Albert Heijn. Eveneens was te lezen dat de locatie van aanhouding (het hof begrijpt dat bedoeld wordt: de locatie van eerste aantreffen) van de in dit proces genoemde verdachten ongeveer 200 meter gelegen was vanaf de dichtstbijzijnde Albert Heijn te Rosmalen. Eveneens werden door deze collega's foto's gemaakt van de betreffende aangetroffen goederen. Hierop was te zien dat er twee tassen van de firma Albert Heijn en twee tassen van de firma Hoogvliet waren aangetroffen . Vervolgens heb ik de collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5], op dat moment belast met de algemene surveillance in Rosmalen, verzocht om naar de Albert Heijn in Rosmalen te gaan en te vragen of men daar een aantal goederen miste die mogelijk ontvreemd waren op vrijdagmiddag 24 augustus 2012. Enige tijd later werd ik door collega [verbalisant 4] gebeld met de mededeling dat men (het hof begrijpt: medewerkers van Albert Heijn te Rosmalen) inderdaad een aantal goederen miste, waaronder eendenborstfilets van Albert Heijn. Op dat moment wist collega [verbalisant 4] nog niet te vertellen om wat voor een hoeveelheid het ging, echter collega [verbalisant 4] deelde mij mede dat er aangifte werd gedaan van diefstal van deze goederen door de Albert Heijn. Vervolgens heb ik een onderzoek ingesteld na aanleiding van de aangetroffen tassen van de firma Hoogvliet. Vervolgens vond ik een telefoonnummer, zijnde [002], van de betreffende firma Hoogvliet te Hedel en werd ik doorverbonden met de assistentbedrijfsleider, genaamd [betrokkene 3]. Ik maakte aan hem kenbaar dat ik van de politie 's-Hertogenbosch was. Ik deelde hem mede dat ik bezig was met het onderzoeken van de herkomst van een aantal goederen en dat de mogelijkheid bestond dat er goederen bij zaten uit zijn winkel. Dit omdat een aantal goederen in een plastic tas van Hoogvliet zat bij het aantreffen ervan. Vervolgens deelde [betrokkene 3] mij telefonisch mede dat hij gisteravond, 24 augustus 2012, werkzaam was bij het bedrijf Hoogvliet te Hedel en dat hij na sluitingstijd bemerkte dat er grote hoeveelheden goederen ontbraken zonder dat deze de kassa's waren gepasseerd. Deze goederen waren dus niet meer in de winkel aanwezig en waren evenmin die dag afgerekend aan de kassa's. Vervolgens vroeg ik aan [betrokkene 3] wat voor goederen dit betrof. [betrokkene 3] deelde mij mede dat er een grote hoeveelheid Ambipur luchtverfrissers weg was en een grote hoeveelheid tandpasta's van de merken Sensodine en Paradontax (het hof leest: 'Sensodyne' en 'Parodontax'). [betrokkene 3] deelde mij mede dat hij aangifte wenste te doen. Door hem werd eveneens vermeld dat hij met zekerheid kon aantonen, in verband met de goede registratie in zijn bedrijf, welke goederen op 24 augustus waren ontvreemd uit de winkel. Ik ben naar het in beslag genomen voertuig, Opel Astra, voorzien van het kenteken [001], gelopen. Ik zag dat er tegen de voorruit van deze Opel Astra een zogenoemde TomTom Onenavigatie geplakt zat. Vervolgens ben ik via het bijrijdersportier de Opel Astra binnen gegaan en zag dat de betreffende TomTom middels een usb-stekker aangesloten was aan het voertuig. Vervolgens heb ik de contactsleutel van het voertuig in het contact van de Opel Astra gedaan en omgedraaid zodat het contact van de Opel Astra aansloeg. Ik zag direct dat de betreffende TomTom eveneens contact kreeg en dat deze aansprong. Ik zag vervolgens dat de betreffende TomTom One op het scherm sprong van de laatst ingevoerde locatie. Ik heb namelijk privé een soortgelijke TomTom One. Ook zag ik dat de betreffende TomTom One ingesteld stond in een voor mij onbekende taal. Echter door mijn privé-gebruik van een TomTom One herkende ik de indeling van het menu en de door TomTom gebruikte icoontjes. Vervolgens drukte ik op het linker blauwe vakje aan de onderkant van het scherm met het woord "Detales". Vervolgens kwam ik in het scherm met als eindbestemming Rosmalen. Deze betreffende eindbestemming komt uit nabij de winkel Albert Heijn in Rosmalen. Vervolgens drukte ik op het rechter blauwe vakje aan de onderkant van het scherm met het woord "Viskas". Vervolgens kwam ik weer terug op het scherm van ingevoerde locaties. Vervolgens drukte ik weer op "Viskas" en kwam in het menu van de routeaanduiding. Vervolgens wist ik dat als je op de routeaanduiding duwt de TomTom naar het algemene menu gaat. Ik deed dit en kwam inderdaad in het algemene menu. Vervolgens zag ik het icoon van laatst ingevoerde locaties. Ik drukte hier vervolgens op en zag vervolgens de hiervoor ingevoerde zoekvragen. Dit betrof als laatste 'Rosmalen', daar voor 'Albert Heijn' en daar weer voor 'Ammerzoden'. Uit deze gegevens kon ik, verbalisant opmaken dat de betreffende Opel Astra volgens de invoer van deze TomTom op vrijdag 24 augustus 2012 in Ammerzoden en daarna bij een Albert Heijn in Rosmalen was geweest.
3. Het is een feit van algemene bekendheid dat de Ammerzodenseweg te Hedel, waaraan het bedrijf Hoogvliet gevestigd is, ligt tussen Hedel en Ammerzoden.
4. Het proces-verbaal van verhoor van de regiopolitie Brabant-Noord met proces-verbaalnummer PL21X2 2012088675-19 (doorgenummerde dossierpagina's 90 tot en met 93), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 augustus 2012 ondertekend door [verbalisant 6], hoofdagent van politie, en [verbalisant 3] voornoemd, inhoudende, als de tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1]: Ik heb gisterochtend (het hof begrijpt: op 24 augustus 2012) gewerkt. Nadat ik klaar was met werken ben ik, als bestuurder in mijn auto, naar Rosmalen gereden. Ik ben toen samen met vrienden gegaan. Dit waren dan [verdachte] en [betrokkene 2] (het hof begrijpt dat bedoeld worden: [verdachte], verdachte, en [betrokkene 2]). In Rosmalen ben ik in een winkel geweest. Dit betrof een winkel met iets blauws in het logo. Dit betrof een winkel naast een winkelcentrum. Het laatste adres in mijn navigatiesysteem kan wel Rosmalen zijn. Jullie zeggen dat er een invoer staat van Rosmalen en een winkel genaamd Albert Heijn. Ik heb in het navigatiesysteem Albert Heijn ingetypt. Wij zijn daar toen gestopt. [betrokkene 2] is bij mij gebleven in de winkel. [verdachte] is later bij ons gekomen. Dit was in dezelfde winkel. Ik ben op vrijdag (het hof begrijpt dat bedoeld wordt: op 24 augustus 2012) in Ammerzoden geweest. U confronteert mij met het feit dat er goederen uit de supermarkt in mijn auto zijn aangetroffen. Ik ben inderdaad wel daar geweest. Dit betrof een supermarkt waar ook iets blauws in het logo zat. De tassen uit deze supermarkt kunnen wel in mijn auto hebben gelegen.
5. Het proces-verbaal van aangifte van de regiopolitie Brabant-Noord met proces-verbaalnummer PL21X3 2012088675-1 (doorgenummerde dossierpagina's 84 en 85), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 augustus 2012 ondertekend door [verbalisant 5], agent van politie, inhoudende, als de tegenover verbalisant afgelegde en hierna zakelijk weergegeven verklaring van [betrokkene 4], aangever: Ik doe aangifte namens de benadeelde: naam: Albert Heijn adres: Molenhoekpassage 5 postcode plaats: 5242 CZ Rosmalen gemeente: 's-Hertogenbosch. Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. U vertelt mij dat er gisteren, 24 augustus 2012, drie manspersonen zijn aangehouden. Zij hadden Albert Heijn tassen bij zich met daarin eendenborst, Oral B-opzetborstels, Ambipur navulverpakking, zoetjes en Philips lampen. Wij missen een aantal van de door u genoemde goederen uit de voorraad. Volgens inventarisatie missen wij: - eendenborst à 3,50 euro - Oral B-opzetborstels à 12,99 euro - 12x Canderel zoetjes à 6,17 euro - Philips ledlampen à 16,99 euro. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
6. Het proces-verbaal van aangifte van de regiopolitie Brabant-Noord met proces-verbaalnummer PL21XO 2012089407-1 (doorgenummerde dossierpagina's 95 tot en met 97), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 augustus 2012 ondertekend door [verbalisant 7], buitengewoon opsporingsambtenaar, inhoudende, als de tegenover verbalisante afgelegde en hierna zakelijk weergegeven verklaring van [betrokkene 5], aangever: Ik doe namens de benadeelde: naam: Hoogvliet adres: Ammerzodenseweg 13 A postcode plaats: 5321 GA Hedel gemeente: Maasdriel, aangifte van winkeldiefstal, gepleegd op 24 augustus 2012. Ik ben werkzaam als bedrijfsleider bij supermarkt Hoogvliet gelegen aan de Ammerzodenseweg I3A te Hedel. Ik doe aangifte van diefstal van een grote hoeveelheid tandpasta en van luchtverfrissers. Als ik in de voorraad van Hoogvliet kijk mis ik ongeveer 150 tubes tandpasta en ongeveer 50 luchtverfrissers. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een bij voormeld onder 5 bedoeld proces-verbaal van aangifte behorende bijlage met het opschrift 'bijlage weggenomen goederen', inhoudende: Gestolen goed: Aantal: 150 Merk/type: tandpasta Bijzonderheden: Sensodyne en Parodontax Eigenaar: Hoogvliet, Ammerzodenseweg 13A te Hedel Gestolen goed Aantal: 50 Merk/type: Ambi Pur luchtverfrisser Eigenaar: Hoogvliet, Ammerzodenseweg 13A te Hedel
8. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het arrondissement 's-Hertogenbosch, van 27 augustus 2012, inhoudende, als de - kennelijk leugenachtige - verklaring, van [verdachte], verdachte, die hij heeft afgelegd naar aanleiding van de vordering tot inbewaringstelling en de daarop vermelde feiten: Ik ben niet in de winkels geweest.
9. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 september 2012, inhoudende, als de tegenover de politierechter afgelegde verklaring van [verdachte], verdachte: "In de auto stonden tassen met allerlei goederen, waaronder eendenborstfilet. Deze eendenborstfilet had ik eerder die ochtend van iemand gekocht in Rotterdam."
10. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 september 2012, inhoudende, als de tegenover de politierechter afgelegde - kennelijk leugenachtige - verklaring van [verdachte], verdachte: Op 24 augustus 2012 heb ik geen winkel van Albert Heijn of Hoogvliet bezocht.
Aan vullende bewijsoverweging
Zoals in het arrest overwogen acht het hof de door de verdachte ten overstaan van de rechtercommissaris en de politierechter afgelegde verklaringen, zoals hiervoor onder 8, 9 en 10 weergegeven, kennelijk leugenachtig. Deze verklaringen worden weerlegd door andere wettige en geloofwaardige bewijsmiddelen. Het hof gebruikt de kennelijke leugenachtigheid van verdachtes verklaringen voor het bewijs van het ten laste gelegde, omdat de verdachte met het afleggen van deze verklaringen geen ander doel kan hebben gehad dan het verhullen van de waarheid.”
3.4. Het Hof heeft voor zover van belang voorts nog het volgende overwogen:
“Uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende:
Op vrijdag 24 augustus 2012, omstreeks 15.45 uur, zagen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een Opel Astra rijden op de Molenstraat te Rosmalen. In de auto zaten drie mannen. Ter controle op de juiste naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde bepalingen wilden de verbalisanten de bestuurder van de Opel Astra staande houden. De verbalisanten zagen echter dat de bestuurder van de Opel Astra de snelheid opvoerde en een woonwijk in reed. De verbalisanten volgden de Opel Astra en zij zagen dat de auto tot stilstand werd gebracht op de Korte Venstraat te Rosmalen. Verbalisant [verbalisant 2] sprak de bestuurder aan en vroeg hem naar zijn rijbewijs. De bestuurder, de medeverdachte [betrokkene 1], deelde mede dat hij geen rijbewijs bij zich had en overhandigde een op zijn naam staand Litouws paspoort. De passagiers van de Opel Astra (verdachte en de medeverdachte [betrokkene 2]) overhandigden desgevraagd op hun naam staande Litouwse identiteitsbewijzen. Bij navraag bleek dat de drie inzittenden van de Opel Astra eerder met justitie in aanraking waren geweest ter zake van (gekwalificeerde) diefstal.
Op dat moment zag verbalisant [verbalisant 1] door de zijruiten van de Opel Astra dat in de auto achter de bestuurdersstoel blauwe plastic tassen van Albert Heijn stonden. Verbalisant [verbalisant 1] vroeg daarop aan de bestuurder van de Opel Astra, [betrokkene 1], van wie die tassen waren. [betrokkene 1] antwoordde daarop dat die tassen van hen waren. Nadat [betrokkene 1] op de vraag van verbalisant [verbalisant 1] toestemming had gegeven om in de tassen te kijken, opende verbalisant [verbalisant 1] het portier van de Opel Astra. Hij zag toen dat de twee Albert Heijn-tassen geheel gevuld waren met tandpasta, voornamelijk van het merk Sensodyne. Daarop vroeg verbalisant [verbalisant 1] de bestuurder van de Opel Astra, [betrokkene 1], waar hij deze spullen gekocht had. [betrokkene 1] antwoordde daarop dat zij de spullen een dag eerder hadden gekocht op de zwarte markt in Beverwijk. Verbalisant [verbalisant 1] hoorde dat [verdachte] (verdachte) dit bevestigde. Het was verbalisant [verbalisant 1] bekend dat de zwarte markt te Beverwijk alleen op zaterdag en zondag geopend is.
Verbalisant [verbalisant 1] zag vervolgens dat er op de achterbank van de Opel Astra vijf pakjes eendenborstfilet lagen. Op de verpakkingen zaten stickers met de naam van de winkelketen Albert Heijn. De dichtstbijgelegen vestiging van Albert Heijn bevindt zich op een afstand van ongeveer 200 meter vanaf de locatie waar de verbalisanten de drie mannen in de Opel Astra voor het eerst zagen. [verbalisant 1] voelde dat deze filets gekoeld waren en zag dat er een condenslaag op de verpakkingen aanwezig was. Verbalisant [verbalisant 1] voelde dat het in de Opel Astra warm was. Verbalisant [verbalisant 1] vroeg daarop aan de verdachte waar de eendenborstfilets waren gekocht. Verdachte antwoordde daarop dat hij de eendenborstfilets die ochtend in Rotterdam had gekocht. Verbalisanten achtten dat niet aannemelijk aangezien de filets, die in een warme personenauto lagen, koel aanvoelden. De bestuurder en de beide inzittenden van de Opel Astra werden daarop aangehouden en de Opel Astra werd in beslag genomen. In de kofferbak van de auto werden vervolgens twee plastic tassen van de winkelketen Hoogvliet aangetroffen. Ook deze tassen bleken geheel gevuld te zijn met onder meer tubes tandpasta.
Naast de vijf verpakkingen eendenborstfilets op de achterbank bleken in de Opel Astra, in de daarin aangetroffen tassen, in totaal 46 stuks Ambi Pur navulling (luchtverfrisser), 12 verpakkingen zoetjes, 6 opzetstukken ten behoeve van Oral-B-tandenborstels, 4 lampen van het merk Philips en in totaal 229 tubes tandpasta van verschillende merken, waaronder Sensodyne en Parodontax, aanwezig.
Op 25 augustus 2012, omstreeks 9.00 uur, stelde verbalisant [verbalisant 3] een onderzoek in, in het kader waarvan hij de collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5], die op dat moment belast waren met de algemene surveillance in Rosmalen, heeft gevraagd om naar de vestiging van Albert Heijn in Rosmalen te gaan teneinde te vragen of men daar goederen mist die mogelijk op vrijdag 24 januari 2012 ontvreemd waren. [verbalisant 4] deelde enige tijd later telefonisch aan verbalisant [verbalisant 1] mede dat 'men' (het hof begrijpt: medewerkers van Albert Heijn te Rosmalen) inderdaad goederen miste, waaronder eendenborstfilets en tandpasta's.
Verbalisant [verbalisant 3] nam vervolgens telefonisch contact op met de vestiging van de supermarktketen Hoogvliet, gevestigd te Hedel aan de Ammerzodenseweg. De assistent-bedrijfsleider van Hoogvliet, [betrokkene 3], deelde telefonisch aan [verbalisant 3] mede dat hij op 24 augustus 2012, bij het opmaken van de kas na sluitingstijd, had bemerkt dat er grote hoeveelheden goederen niet meer in de winkel aanwezig waren en evenmin die dag waren afgerekend aan de kassa. Het ging volgens [betrokkene 3] om een grote hoeveelheid luchtverfrissers van het merk Ambi Pur en om grote hoeveelheden tandpasta's van de merken Sensodyne en Parodontax.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft vervolgens het navigatiesysteem (TomTom), dat in de in beslag genomen Opel Astra aanwezig was, onderzocht. Bij het uitlezen van de TomTom bleek dat de laatst ingevoerde eindbestemming ('Rosmalen') uitkwam nabij de vestiging van Albert Heijn aldaar en dat de laatst ingevoerde zoekvragen waren: 'Rosmalen', daar voor 'Albert Heijn' en daar weer voor 'Ammerzoden'.
De medeverdachte [betrokkene 1] heeft tegenover de politie verklaard dat het kan zijn dat het laatste adres in het navigatiesysteem 'Rosmalen' is en dat hij zich kan herinneren dat hij in het navigatiesysteem 'Albert Heijn' heeft ingevoerd. Volgens [betrokkene 1] is hij in die winkel geweest en is [betrokkene 2] (hof: bedoeld wordt kennelijk de medeverdachte [betrokkene 2]) in de winkel bij hem is gebleven, terwijl [verdachte] (hof: bedoeld is kennelijk [verdachte], verdachte) later in dezelfde winkel bij hen is gekomen.
[betrokkene 1] heeft ook verklaard dat hij op 24 augustus 2012 in Ammerzoden is geweest en dat hij in een supermarkt bier heeft gekocht. [betrokkene 1] weet niet hoe die supermarkt heet, maar volgens [betrokkene 1] kunnen tassen van deze supermarkt in zijn auto hebben gelegen.
Op 25 augustus 2012 werd namens Albert Heijn te Rosmalen aangifte gedaan van diefstal. Daarbij werd opgegeven dat volgens inventarisatie van de voorraad 10 verpakkingen eendenborst, 8 verpakkingen Oral-B-opzetborstels, 12 verpakkingen Canderel-zoetjes en 5 Philips-ledlampen werden gemist.
Op 27 augustus 2012 werd namens Hoogvliet te Hedel aangifte gedaan van diefstal. Daarbij werd gemeld dat ongeveer 150 tubes tandpasta (Sensodyne en Parodontax) en ongeveer 50 luchtverfrissers van het merk Ambi Pur gemist werden.
Anders dan door de verdediging is betoogd staat naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel vast dat de in de Opel Astra aangetroffen eendenborstfilets afkomstig zijn uit de winkel van Albert Heijn te Rosmalen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de Opel Astra, toen deze voor het eerst werd waargenomen, zich op relatief korte afstand van de vestiging van Albert Heijn te Rosmalen bevond en dat korte tijd na die eerste waarneming door verbalisant [verbalisant 1] werd geconstateerd dat de eendenborstfilets koel aanvoelden terwijl het in de auto warm was, en dat op de verpakkingen condens aanwezig was. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat de eendenborstfilets nog niet lang in de auto lagen. Mede daarom acht het hof de verklaring van de verdachte, dat hij de aangetroffen eendenborstfilets die ochtend in Rotterdam had gekocht, onaannemelijk. Een andere, het vermoeden dat de eendenborstfilets afkomstig zijn uit het dichtbij gelegen filiaal van Albert Heijn ontzenuwende, verklaring omtrent de herkomst van de eendenborstfilets in de auto hebben de verdachte en de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] niet gegeven.
Aan de verdediging kan worden toegegeven dat de plastic Albert Heijntassen die in de Opel Astra stonden zogenoemde koeltassen waren (herkenbaar aan het afgebeelde ijskristal), maar voor de door de verdediging gesuggereerde mogelijkheid dat de eendenborstfilets in die tassen koel gehouden kunnen zijn ziet het hof echter geen ruimte. De eendenborstfilets werden immers niet in die tassen aangetroffen, maar op de achterbank van de Opel Astra.
Het hof constateert voorts dat de door de aangevers namens Albert Heijn te Rosmalen en Hoogvliet te Hedel genoemde soorten en merken goederen die blijkens de voorraadinventarisaties ontbreken dezelfde zijn als de productsoorten en -merken die in de Opel Astra zijn aangetroffen, met dien verstande dat er behalve de tandpasta's van de merken Sensodyne en Parodontax ook verpakkingen van de merken Fixodent en Corega zijn aangetroffen. Ook de hoeveelheden van de in de Opel Astra aangetroffen goederen komen in de meeste gevallen geheel of vrijwel geheel overeen met de hoeveelheden van die goederen die door Albert Heijn en Hoogvliet gemist worden. Slechts voor wat betreft de eendenborstfilets en de tubes tandpasta constateert het hof wezenlijke verschillen in de door aangevers opgegeven en in de Opel Astra aangetroffen hoeveelheden, maar deze verschillen nopen, anders dan door de verdediging is betoogd, niet tot de gevolgtrekking dat dáárom
niet kan worden vastgesteld dat de in de Opel Astra aangetroffen goederen toebehoren aan Albert Heijn te Rosmalen respectievelijk aan Hoogvliet te Hedel. Hierbij wordt opgemerkt dat weliswaar in de aangifte van Albert Heijn niet wordt gesproken over ontbrekende tubes tandpasta, maar blijkens de telefonische mededeling aan verbalisant [verbalisant 3] is dat eerder wel het geval geweest tegenover diens collega [verbalisant 4]. Naar het oordeel van het hof kan derhalve niet uitgesloten worden dat een deel van de in de Opel Astra aangetroffen tubes tandpasta (te denken valt in het bijzonder aan de verpakkingen van de merken Fixodent en Corega) afkomstig is uit de winkel van Albert Heijn te Rosmalen. Opgemerkt wordt bovendien dat in de aangifte namens Hoogvliet geen absoluut aantal vermiste tubes tandpasta is genoemd; gesteld is immers dat het om ongeveer 150 tubes tandpasta ging.
Bij de beantwoording van de vraag of de aangetroffen goederen afkomstig kunnen zijn uit de winkels van Albert Heijn te Rosmalen en Hoogvliet te Hedel neemt het hof voorts in aanmerking dat op grond van de in de TomTom in de Opel Astra als laatste ingevoerde zoekvragen ('Ammerzoden', 'Albert Heijn', 'Rosmalen') kan worden aangenomen dat de Opel Astra op 24 augustus 2012 nabij de winkels van Hoogvliet (gevestigd te Hedel aan de Ammerzodenseweg) en Albert Heijn (gevestigd te Rosmalen, Molenhoekpassage) is geweest. De medeverdachte [betrokkene 1] heeft dat in zijn verhoor door de politie ook bevestigd.
De verdachte heeft bij gelegenheid van zijn verhoor voorafgaand aan de inverzekeringstelling verklaard dat hij de in de Opel Astra aangetroffen tandpasta en verpakkingen Ambi Pur heeft gekocht op een markt in de buurt van Amsterdam. Ook volgens de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] zijn de goederen in de Opel Astra gekocht op een markt. De medeverdachte [betrokkene 1] heeft daarbij expliciet de zwarte markt te Beverwijk genoemd. Bij zijn verhoor op 25 augustus 2012 heeft [betrokkene 1] dat in eerste instantie herhaald. Aanvullend heeft [betrokkene 1] echter verklaard dat de goederen net buiten de locatie van de zwarte markt in Beverwijk zijn gekocht.
Het hof acht de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] niet geloofwaardig omdat de zwarte markt in Beverwijk, zoals verbalisant [verbalisant 1] bekend is, alleen op zaterdag en zondag geopend is. Aan de aanvullende verklaring van de medeverdachte [betrokkene 1] hecht het hof evenmin waarde omdat deze verklaring pas is afgelegd nadat [betrokkene 1] was geconfronteerd met de onhoudbaarheid van zijn eerste verklaring.
De stelling van de verdediging dat de ontbrekende tubes tandpasta en luchtverfrissers ook later weggenomen kunnen zijn omdat de winkel van Hoogvliet op vrijdag en zaterdag, na de aanhouding van de verdachte, de gehele dag geopend is geweest, berust naar het oordeel van het hof kennelijk op een onvolledige lezing van het dossier. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] (dossierpagina 42) blijkt immers dat de assistent-bedrijfsleider van Hoogvliet, [betrokkene 3], reeds op vrijdag 24 augustus 2012 had geconstateerd dat er grote hoeveelheden Ambi Pur luchtverfrissers en tandpasta's van de merken Sensodyne en Parodontax weg waren.
Alles overziend is het hof van oordeel dat bewezen is dat de in de Opel Astra aangetroffen verpakkingen eendenborstfilets, Canderel zoetjes, Oral-B tandenborstels en Philips lampen toebehoren aan de vestiging van Albert Heijn te Rosmalen, dat de in die auto aangetroffen verpakkingen Ambi Pur luchtverfrisser toebehoren aan de vestiging van Hoogvliet te Hedel en dat (in ieder geval een deel van) de in die auto aangetroffen tubes tandpasta van de merken Sensodyne en Parodontax eveneens toebehoort aan Hoogvliet te Hedel.
Aan de verdediging kan worden toegegeven dat er geen camerabeelden zijn waarop te zien is dat de goederen in de winkels van Albert Heijn en Hoogvliet zijn weggenomen en dat er ook geen getuigen zijn die de diefstal van de goederen hebben waargenomen. Het ontbreken van camerabeelden en getuigen betekent echter niet dat de verdachte en de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] de diefstallen niet gepleegd kunnen hebben. Het hof merkt hierbij op dat niet uitgesloten kan worden dat de verdachte en zijn mededaders zo geraffineerd te werk zijn gegaan dat hun handelwijze onopgemerkt is gebleven.
Ten slotte is het hof van oordeel dat de verdachte ten aanzien van de diefstal bij Albert Heijn te Rosmalen als medepleger moet worden beschouwd.
Het hof neemt hierbij in de eerste plaats in aanmerking dat [betrokkene 1] na de staandehouding op de Korte Venstraat te Rosmalen desgevraagd te kennen heeft gegeven dat de Albert Heijntassen, die achter de bestuurdersstoel van de Opel Astra stonden, 'van hen' waren en dat de verdachte vervolgens geen afstand heeft genomen van de inhoud van die tassen. In tegendeel: de verdachte heeft tegenover verbalisant [verbalisant 1] de verklaring van [betrokkene 1] dat 'ze' de spullen op 23 augustus 2012 gekocht hadden op de zwarte markt in Beverwijk ongevraagd bevestigd. Ook later heeft de verdachte hierbij volhard. Bij zijn verhoor voorafgaand aan de inverzekeringstelling verklaarde de verdachte zelfs uitdrukkelijk dat hij
de tandpasta en Ambi Pur die in de auto lagen, had gekocht op een markt in een plaats vlak bij Amsterdam. Het hof wijst in dit verband tevens op hetgeen hiervoor is overwogen naar aanleiding van de verklaring van de verdachte dat hij de aangetroffen eendenborstfilets die ochtend in Rotterdam had gekocht. Voorts neemt het hof hierbij in aanmerking dat de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoor door de rechter-commissaris op de vordering tot inbewaringstelling, alsmede ter terechtzitting van de politierechter heeft verklaard - samengevat - dat hij op 24 augustus 2012 niet in de winkels van Albert Heijn en Hoogvliet is geweest. Het hof acht die verklaringen kennelijk leugenachtig en afgelegd met het kennelijke doel de waarheid te bemantelen. Uit de verklaring die de mededader [betrokkene 1] tegenover de politie heeft afgelegd - en die het hof betrouwbaar acht omdat hij, [betrokkene 1], daarin niet alleen de verdachte maar ook zichzelf belast - volgt namelijk dat de verdachte wel degelijk samen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de winkel van Albert Heijn te Rosmalen is geweest.
Hoewel aan de verdediging kan worden toegegeven dat er - in de vorm van camerabeelden of getuigenverklaringen - geen concreet bewijs is dat de verdachte ook in de winkel van Hoogvliet is geweest, moet de verdachte naar het oordeel van het hof, tegen de achtergrond van al hetgeen hiervoor is overwogen, ook ten aanzien van de diefstal van de tandpasta’s en Ambi Pur-luchtverfrissers bij Hoogvliet als medepleger worden beschouwd.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat naar het oordeel van het hof sprake is geweest van een strooptocht langs die supermarkten, waarbij - teneinde betrapping te voorkomen - kennelijk welbewust winkelbedrijven zijn bezocht waar geen beveiligingscamera's aanwezig waren. Het moet er bovendien voor gehouden worden dat bij het plegen van de diefstallen gebruik is gemaakt van de speciale Albert Heijnkoeltassen, waarbij het, vanwege de in die tassen aanwezige thermische folie, mogelijk kan zijn geweest de elektronische beveiligingssystemen van die winkels, voor zover aanwezig, te omzeilen. In ieder geval zijn de verdachte en zijn mededaders zo geraffineerd te werk gegaan, dat de diefstallen, ondanks dat sprake is geweest van het wegnemen van grote hoeveelheden goederen, onopgemerkt zijn gebleven. Het hof leidt hieruit af dat sprake moet zijn geweest van een vooropgezet, weldoordacht plan en een uitgekiende samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders.”
3.5. Een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, mag volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad tot het bewijs worden gebezigd. Anders dan bij ongeloofwaardig bevonden en zodoende ter zijde gestelde verklaringen van een verdachte1., geldt voor een leugenachtige verklaring dat deze juist bijdraagt aan de bewijsmotivering. De bewijsvoering wordt mede gebaseerd op die leugenachtigheid, hetgeen meebrengt dat deze verklaring ook als bewijsmiddel kan worden opgenomen.2.Een dergelijk oordeel zal dan wel voldoende grondslag moeten vinden in vastgestelde feiten en omstandigheden, vervat in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.3.Tot bedoelde andere bewijsmiddelen kunnen in ieder geval niet worden gerekend bewijsmiddelen, inhoudende verklaringen van de verdachte zelf4.of van andere personen die slechts behelzen hetgeen de verdachte hen heeft meegedeeld.5.De omstandigheid dat de verdachte heeft geweigerd omtrent het desbetreffende punt een verklaring te geven, kan niet mede ten grondslag worden gelegd aan het oordeel dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen.6.
3.6. Uit het voorgaande blijkt dat de materie van de leugenachtige verklaring als bewijs zich tot een heus juridisch leerstuk heeft ontwikkeld, dat onder de strafrechtjuristen enige populariteit geniet maar dat – naar mijn smaak – nogal eens neerkomt op een goocheltruc. Uit de hoge hoed van een onder de bewijsmiddelen opgenomen leugen van de verdachte kan immers zo maar het bewijs van het tenlastegelegde te voorschijn komen! Voor de gewone toeschouwer moet dat toch wonderbaarlijk ogen. Misschien kon ooit gehoopt worden dat het scheppen van de illusie van de strafrechter als almachtige tovenaar bijdraagt aan de acceptatie van zijn beslissingen, maar van deze tijd lijkt me dat beeld niet meer te zijn. Ik zou dan ook alleen al om die reden willen pleiten voor een zeer terughoudende hantering van deze figuur.7.Maar daar komt bij dat in veel gevallen ook geen ‘echte’ aanleiding bestaat om de bewijsconstructie op die wijze op te sieren. Dat geldt met name indien hetgeen als bewijsmiddel wordt gehanteerd om de leugenachtigheid van de verklaring van de verdachte aan te tonen tegelijkertijd – of vooral – zelf al redengevend is voor het bewijs van het tenlastegelegde. Zo ook, naar ik meen, in de onderhavige zaak.
3.7. Niettemin heeft in deze zaak het Hof als ‘leugenachtige verklaring’ onder bewijsmiddelen opgenomen de verklaring van de verdachte dat hij “niet in de winkels is geweest”. Volgens het middel wordt dat enkel weersproken door de verklaring van de medeverdachte, hetgeen in strijd is met HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9968. In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat indien het oordeel dat sprake is van kennelijke leugenachtigheid gegrond wordt op de andersluidende verklaring van een medeverdachte, deze verklaring steun dient te vinden in ander bewijsmateriaal. Echter, in onderhavige zaak geldt, anders dan in voornoemde zaak, dat de verklaring van de medeverdachte [betrokkene 1] dat de verdachte wel degelijk samen met hem en medeverdachte [betrokkene 2] in de winkel van Albert Heijn te Rosmalen is geweest, steun vindt in ander bewijsmateriaal. Immers, in de auto met daarin de verdachte en zijn mededaders zijn onder meer twee tassen van de Albert Heijn aangetroffen met daarin goederen die – naar later vast is komen te staan – bij de Albert Heijn te Rosmalen volgens een inventarisatie van de voorraad werden gemist, terwijl voorts uit het navigatiesysteem in de auto blijkt dat de laatst opgegeven locatie een Albert Heijn in Rosmalen is geweest. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat medeverdachte [betrokkene 1] in deze verklaring niet alleen de verdachte maar ook zichzelf belast, is het niet onbegrijpelijk dat het Hof deze verklaring van medeverdachte [betrokkene 1] betrouwbaar heeft geacht en mitsdien de met deze verklaring strijdige ontkenningen van de verdachte in de winkels te zijn geweest, kennelijk niet aannemelijk heeft bevonden. De omstandigheid dat het Hof deze verklaringen als kennelijk leugenachtig heeft bestempeld en als zodanig onder de bewijsmiddelen heeft opgenomen lijkt mij daarnaast geheel en al overbodig, in aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde8.ook zonder deze bewijsmiddelen uit de bewijsconstructie kan worden afgeleid. Gelukkig maar, want als dat niet het geval was dan is er echt iets mis en dan kan gegoochel met de leugenachtigheid van de verklaring dáár niets aan verhelpen. Daarom zal een nieuwe behandeling van de zaak redelijkerwijze ook niet tot een andere uitkomst ten aanzien van de bewezenverklaring kunnen leiden, zodat de verdachte in cassatie niet een voldoende in rechte te respecteren belang heeft bij zijn klacht.9.
4. Het middel faalt en kan naar mijn oordeel met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering worden verworpen.
5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑01‑2015
HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9968, NJ 2012/466. Zie ook Corstens/Borgers (2011), a.w., p. 689-690.
Vgl. HR 19 maart 1996, NJ 1996/540, rov. 4.4.
Vgl. HR 19 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8873, NJ 2002/567.
Vgl. HR 24 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2897, NJ 2005/396.
Vgl. HR 19 maart 1996, NJ 1996/540, rov. 4.5.
Vgl. Ook Corstens/Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, 8e druk p. 773-775.
Naar mijn mening ook voorzover het betreft de diefstal uit de Hoogvliet.
Vgl. HR 11 juni 2013, nr. 5190.11, ECLI:NL:HR:2013:CA2547.