Einde inhoudsopgave
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
07-12-2023, Stcrt. 2023, 32818 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: WBN 2023/8)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2023, Stcrt. 2023, 32818 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: WBN 2023/8)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
7-alg. Toelichting algemeen
§ 1. Algemeen
Hieronder wordt de procedure beschreven voor de behandeling van verzoeken om naturalisatie.
Voor wat betreft de voorwaarden voor verlening van het Nederlanderschap, zie de toelichting bij artikel 8 RWN, artikel 9, eerste lid, RWN en artikel 11, RWN.
Dit artikel is een inleidende bepaling waaruit blijkt dat naturalisatie — de RWN spreekt van ‘verlenen van het Nederlanderschap’ — totstandkomt bij koninklijk besluit en alleen als iemand daar zelf om vraagt. Dit koninklijk besluit is een zogenoemd ‘klein KB’, waarvoor geen overleg in de ministerraad is vereist, waarvoor het advies van de Raad van State achterwege kan blijven en waarvoor geen plaatsing in het Staatsblad nodig is. Artikel 7, tweede lid, RWN verleent een adviserende functie aan de Minister van Justitie van Curaçao en Sint Maarten respectievelijk Aruba maar de uiteindelijke voordracht vindt plaats door de Minister van Justitie van Nederland op grond van artikel 7, eerste lid, RWN. De Minister is bevoegd om een verzoek om naturalisatie aan te houden of af te wijzen (zie artikel 9, vijfde lid, RWN).
§ 2. Nadere regelgeving in het BVVN
Artikel 21 RWN bepaalt dat bij algemene maatregel van rijksbestuur de autoriteiten en ambtenaren worden aangewezen die bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van verzoeken om naturalisatie. Dit artikel bepaalt voorts dat bij algemene maatregel van rijksbestuur nadere voorschriften kunnen worden gesteld voor de wijze van inontvangstneming van verzoeken om naturalisatie en voor de verdere administratieve behandeling van verlening van het Nederlanderschap. Deze nadere regelgeving is opgenomen in de algemene maatregel van rijksbestuur BVVN. Artikel 2, aanhef en onder a, BVVN bepaalt dat in Nederland de burgemeesters bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van verzoeken om naturalisatie. De vormvoorschriften, procedurele vereisten en administratieve behandeling van de verzoeken om naturalisatie zijn voor Nederland geregeld in artikel 2 tot en met 5 BVVN en artikel 31 tot en met 38 BVVN.
§ 3. Procedure naturalisatie
§ 3.1. Voorlichtingsfase
Voorafgaand aan de indiening van een verzoek om naturalisatie verstrekt de burgemeester informatie aan de verzoeker. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van IND-brochures (zie hoofdstuk Voorlichting).
- •
Het spreekt voor zich dat de verzoeker erop wordt geattendeerd als hij in aanmerking komt voor verkrijging van het Nederlanderschap door optie, in welk geval indiening van een verzoek om naturalisatie uiteraard achterwege kan blijven. Zie ook de toelichting bij artikel 6 RWN.
- •
De verzoeker moet voorts worden geïnformeerd over de bij de indiening van het verzoek om naturalisatie te verstrekken gegevens en de over te leggen documenten. De verzoeker wordt geïnformeerd dat hij, conform het beleid bij de verkrijging van het Nederlanderschap, in beginsel documenten moet overleggen om zekerheid te verkrijgen over zijn identiteit en nationaliteit. Deze documenten, een (gelegaliseerde/van apostille voorziene) buitenlandse geboorteakte en een geldig buitenlands reisdocument (paspoort), overlegt hij voor of bij de indiening van het verzoek om naturalisatie. Is de verzoeker al in de BRP ingeschreven met een buitenlandse geboorteakte die aan de huidige eisen inzake legalisatie uit de legalisatiecirculaire voldoet, dan hoeft hij niet voor de tweede keer zijn geboorteakte aan de burgemeester te verstrekken. Als de verzoeker deze gevraagde documenten niet over kan leggen, moet hij een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is overleggen, waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de verzoeker niet in het bezit kan worden gesteld van de gevraagde documenten (zie onder meer paragraaf 3.5.1).
- •
Verder moet de verzoeker worden geïnformeerd over de verplichting om afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Zie ook de toelichting bij artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, RWN, paragraaf 5.3.
- •
Voorts wordt de verzoeker geïnformeerd over de te betalen naturalisatiegelden. Daarbij wordt hij erop geattendeerd dat betaalde naturalisatiegelden niet worden terugbetaald in geval van afwijzing van het verzoek om naturalisatie. Zie ook de toelichting bij artikel 13, eerste lid, RWN, paragraaf 2 en 3.
- •
Tevens wordt de verzoeker erop geattendeerd dat het besluit tot verlening van het Nederlanderschap als regel door uitreiking in persoon op een naturalisatieceremonie in werking treedt (artikel 60b, eerste lid BVVN). Zie ook paragraaf 3.13.
- •
De verzoeker moet worden geïnformeerd over zijn verplichting om, als onderdeel van de verkrijging van het Nederlanderschap, een verklaring van verbondenheid af te leggen. De verzoeker wordt erop attent gemaakt dat hij de verklaring van verbondenheid, in beginsel op een naturalisatieceremonie, moet afleggen en dat het naturalisatiebesluit niet eerder bekend wordt gemaakt, dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.
- •
Tot slot verdient het aanbeveling om samen met de verzoeker een inschatting te maken van de haalbaarheid van het verzoek. Enerzijds wordt daarmee voorkomen dat kansarme verzoeken worden ingediend. Anderzijds kan dit worden beschouwd als dienstverlening aan de verzoeker, waarmee de kans op teleurstelling kan worden verkleind.
Als de verzoeker (nog) niet voldoet aan de voorwaarden voor naturalisatie en/of niet alle vereiste gegevens heeft verstrekt of de gevraagde documenten heeft overgelegd, dient hem te worden ontraden om een verzoek in te dienen. Als de verzoeker er onder deze omstandigheden niettemin op staat een verzoek in te dienen, moet de burgemeester het verzoek in ontvangst nemen. De verzoeker dient erop te worden geattendeerd dat de uiteindelijke beslissing wordt genomen door Onze Minister en dat dus van tevoren geen uitsluitsel kan worden gegeven over het al dan niet inwilligen van het verzoek om naturalisatie.
§ 3.2. Indiening verzoek om naturalisatie
§ 3.2.1. Meerderjarige verzoeker
Omdat het van belang is dat de verzoeker aantoont dat hij degene is die hij opgeeft te zijn, dient hij als hoofdregel in persoon te verschijnen bij de indiening van zijn verzoek (artikel 2, tweede lid, RWN; artikel 3, eerste lid, BVVN; zie ook paragraaf 3.2.5). De burgemeester die het verzoek in ontvangst neemt, moet zich door nader onderzoek de nodige zekerheid verschaffen omtrent de identiteit van de verzoeker. Daartoe wordt de verzoeker gevraagd om een geldig buitenlands reisdocument te overleggen. In bepaalde gevallen zijn andere identiteitsdocumenten toegestaan (zie paragraaf 3.5.1). Voorts wordt de verzoeker gevraagd om andere bewijsstukken te overleggen, bijvoorbeeld een geboorteakte (zie paragraaf 3.5).
§ 3.2.2. Zelfstandig verzoek van minderjarigen (artikelen 10 en 11, vierde lid, RWN)
Indiening door wettelijk vertegenwoordiger
Een zelfstandig verzoek van een minderjarige wordt ingediend door (een van) zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) (artikel 2, derde lid, RWN; artikel 3, derde lid, BVVN). De wettelijk vertegenwoordiger dient in beginsel in persoon te verschijnen (artikel 2, tweede lid, RWN; artikel 3, eerste lid, BVVN) en zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.
Minderjarige verzoeker jonger dan 16 jaar
De minderjarige verzoeker jonger dan zestien jaar hoeft niet in persoon te verschijnen. Wel verdient het aanbeveling dat ook hij in persoon verschijnt. Stuit dat op bezwaar, dan wordt hem verzocht een verklaring te ondertekenen waarin hij aangeeft of hij al dan niet instemt met de verlening van het Nederlanderschap en die verklaring, met een kopie van een geldig buitenlands reisdocument, te zenden aan de burgemeester van de gemeente waar het verzoek om naturalisatie wordt ingediend. Hierbij geldt dat in bepaalde gevallen andere identiteitsdocumenten zijn toegestaan. Zie paragraaf 3.5.1.
De minderjarige verzoeker van twaalf jaar of ouder kan verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen over de verlening van het Nederlanderschap. Zie model 2.2 en model 2.10. Zie voorts de toelichting bij artikel 2, vierde lid, RWN.
Minderjarige verzoeker van 16 jaar of ouder
De minderjarige verzoeker vanaf zestien jaar dient in persoon te verschijnen, dit naar analogie van artikel 31, derde lid, BVVN, waar is geregeld dat een mee te naturaliseren kind van zestien jaar of ouder in principe in persoon dient te verschijnen (zie ook paragraaf 3.2.5). Hij dient daarbij een geldig buitenlands reisdocument te overleggen. Hierbij geldt dat in bepaalde gevallen andere identiteitsdocumenten zijn toegestaan. Zie paragraaf 3.5.1. Zie ook de toelichting bij artikel 2 RWN.
§ 3.2.3. Medeverlening (artikel 11, eerste lid, RWN)
Kinderen jonger dan 12 jaar
Deze kinderen hoeven niet in persoon te verschijnen bij de indiening van het verzoek.
Kinderen van 12 jaar of ouder
Minderjarige kinderen van twaalf jaar of ouder, voor wie medeverlening wordt verzocht, kunnen verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze naar voren te brengen over de medeverlening van het Nederlanderschap. De kinderen kunnen op het moment van indiening van het verzoek hun eventuele zienswijze naar voren brengen op model 2.1.
Voor kinderen tussen de twaalf en de zestien jaar is verschijning in persoon niet voorgeschreven, maar het verdient wel de voorkeur dat zij in persoon verschijnen. Stuit dat op bezwaar, dan wordt hun schriftelijk verzocht het model 2.10 te ondertekenen, waarin zij aangeven of zij al dan niet instemmen met de medeverlening van het Nederlanderschap en die verklaring, met een kopie van een geldig buitenlands reisdocument, te zenden aan de autoriteit waar het verzoek om naturalisatie van de ouder is ingediend. Hierbij geldt dat in bepaalde gevallen andere identiteitsdocumenten zijn toegestaan. Zie paragraaf 3.5.1. Zie ook de toelichting bij artikel 2 RWN.
Kinderen van 16 jaar of ouder
Voor kinderen van zestien jaar of ouder is verschijning in persoon voorgeschreven in artikel 31, derde lid, BVVN; zij dienen zich te legitimeren met een geldig buitenlands reisdocument. Hierbij geldt dat in bepaalde gevallen andere identiteitsdocumenten zijn toegestaan. Zie paragraaf 3.5.1 en paragraaf 3.2.5. Zie ook de toelichting bij artikel 2 RWN.
§ 3.2.4. Wettelijk vertegenwoordiger/(andere) ouder
Voor de andere ouder of wettelijk vertegenwoordiger is verschijning in persoon niet voorgeschreven, maar verdient dat wel de voorkeur. Stuit persoonlijke verschijning op bezwaar, dan wordt betrokkene schriftelijk verzocht een verklaring te ondertekenen waarin staat of al dan niet wordt ingestemd met de medeverlening van het Nederlanderschap aan het minderjarige kind en die verklaring, met een kopie van een geldig identiteitsbewijs, te zenden aan de burgemeester van de gemeente waar het verzoek om naturalisatie van de ouder is ingediend. Voor de zienswijze van de andere ouder of wettelijk vertegenwoordiger kan gebruik worden gemaakt van model 2.13 en model 2.14. Zie ook de toelichting bij artikel 2 RWN.
§ 3.2.5. Gemachtigde
In gevallen, waarin verschijning in persoon weliswaar is voorgeschreven, maar dit om zwaarwegende redenen niet kan worden verlangd, kan het verzoek om naturalisatie worden ingediend c.q. de verklaring van al dan niet instemming met de (mee)naturalisatie worden afgelegd door een daartoe schriftelijk gemachtigde meerderjarige persoon, mits voldoende zekerheid kan worden verkregen over de identiteit van de verzoeker c.q. het mee te naturaliseren kind van zestien jaar of ouder en de gemachtigde (artikel 3, tweede lid, BVVN). Bij zwaarwegende redenen wordt gedacht aan fysieke en/of psychische onmogelijkheid om in persoon te verschijnen. De door betrokkene en/of zijn gemachtigde aangevoerde zwaarwegende redenen dienen te worden aangetoond. De gemachtigde dient in persoon aan het loket te verschijnen en de nodige zekerheid te verschaffen over zijn identiteit door het overleggen van een geldig identiteitsbewijs. De machtiging dient schriftelijk te zijn en ondertekend door de verzoeker c.q. het mee te naturaliseren kind van zestien jaar of ouder. De gemachtigde dient een geldig buitenlands reisdocument van de verzoeker c.q. het mee te naturaliseren kind van zestien jaar of ouder te overleggen. Hierbij geldt dat in bepaalde gevallen andere identiteitsdocumenten zijn toegestaan, zie paragraaf 3.5.1.
In voorkomende gevallen kan de burgemeester verlangen dat de verzoeker c.q. het mee te naturaliseren kind van zestien jaar of ouder hem ontvangt om in persoon de voor de besluitvorming benodigde gegevens in ontvangst te nemen.
Indien de verzoeker wegens handelingsonbekwaamheid onder curatele is gesteld, wordt het verzoek ingediend door zijn curator.
§ 3.2.6. Uitsluitend schriftelijk verzoek
Het verzoek om naturalisatie dient op schrift te worden gesteld en te worden ondertekend door de verzoeker of, in het voorkomende geval, door zijn wettelijk vertegenwoordiger of gemachtigde (artikel 3, derde lid, BVVN). In het verzoek dienen de minderjarige kinderen en kindskinderen, voor wie medeverlening wordt gevraagd, te worden vermeld (artikel 11, eerste lid, RWN; artikel 31, tweede lid, BVVN). Een model van een verzoek om naturalisatie is opgenomen als model 2.1.
§ 3.3. Te verstrekken gegevens
Op grond van artikel 31, eerste lid, BVVN verstrekt de verzoeker bij de indiening van het verzoek, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot zijn:
- a.
geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;
- b.
geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
- c.
adres, postcode en woonplaats;
- d.
geslacht;
- e.
nationaliteit(en);
- f.
tegenwoordige en, voor zoveel nodig, eerdere verblijfsrechtelijke status;
- g.
duur van huidige toegelaten verblijf in het Koninkrijk en, als van toepassing, duur van eerder toegelaten verblijf in het Koninkrijk;
- h.
als van toepassing, bestaan en duur van het actuele huwelijk of geregistreerd partnerschap en van de eerdere huwelijken en van de ontbinding daarvan, alsmede ten aanzien van de echtgenoot of partner de gegevens bedoeld onder a tot en met e;
- i.
geslachtsnaam en voornamen, plaats en datum van geboorte en van huwelijk van de ouders van de verzoeker;
- j.
als van toepassing, de kinderen tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
- k.
als van toepassing, bestaan, duur en plaats van samenleving met een Nederlander;
- l.
de overige gegevens die naar het oordeel van Onze Minister nodig zijn voor de beoordeling van het geval.
Voor zoveel mogelijk verstrekt hij dezelfde gegevens over de minderjarige kinderen en kindskinderen voor wie medeverlening wordt verzocht (artikel 31, tweede lid, BVVN).
De informatie over de gegevens genoemd bij a tot en met e, zal bij ieder verzoek om naturalisatie moeten worden verstrekt. De noodzaak van verstrekking van de gegevens genoemd in de onderdelen f tot en met l is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Dit geldt voor de naturalisatie op grond van artikel 8, eerste lid, RWN en als de verzoeker in aanmerking meent te komen voor een van de bijzondere regelingen van artikel 8, tweede, derde, vierde of vijfde lid, RWN dan wel voor een naturalisatie op grond van artikel 10 RWN. Zo zijn de gegevens waarop onderdeel h ziet in het bijzonder van belang om te beoordelen of de verzoeker in aanmerking komt voor een naturalisatie als echtgenoot van een Nederlander (vergelijk artikel 8, tweede lid, RWN), voor de beantwoording van de vraag of sprake is van eerdere huwelijken en, zo ja, op welke wijze die huwelijken zijn ontbonden en voorts voor de beoordeling van een eventuele vrijstelling van de afstandsplicht als bepaald in artikel 9, derde lid, aanhef en onder d, RWN. Onderdeel i ziet vooral op naturalisatie van minderjarigen of jongvolwassenen, zoals die wordt geregeld in artikel 11, vierde en vijfde lid, RWN.
Ad a t/m e, g (wat betreft duur van hoofdverblijf) en h t/m k
De burgemeester voegt bij het advies aan de IND (een) afschrift(en) uit de gemeentelijke voorziening van de BRP, waaruit -voor zoveel mogelijk -de hier bedoelde gegevens blijken. Ook van de kinderen en kindskinderen voor wie medeverlening wordt verzocht, worden afschriften bijgevoegd waaruit -voor zoveel mogelijk -blijkt van de gegevens bedoeld bij a t/m e en g (wat betreft de duur van hoofdverblijf), alsmede van de geslachtsnaam, voornamen, plaats en datum van geboorte van de ouders en wie gezag over de kinderen uitoefent. Zie voor een nadere toelichting van het begrip ‘hoofdverblijf’ de toelichting bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, RWN en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, RWN.
Uit het afschrift uit de BRP blijkt onder andere of er sprake is van een huwelijk, een in Nederland geregistreerd partnerschap of een buiten Nederland erkend geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 1, tweede lid, RWN.
Ad f en g (wat betreft toelating)
De verzoeker moet voor alle bij de naturalisatie betrokken personen verblijfsdocumenten overleggen waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken. Het kan voorkomen dat kinderen die beneden de twaalf zijn, niet in het bezit zijn van een verblijfsdocument. De toelating kan dan worden aangetoond door middel van een afschrift uit de BRP waar de gegevens in verband met het verblijfsrecht op staan vermeld.
Zie voor een uitleg van het begrip ‘toelating’ de toelichting bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, RWN alsmede de toelichting bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN.
Geldt voor de verzoeker een periode van toelating (onderdeel g) dan kan dit blijken uit het verblijfsdocument van de verzoeker in combinatie met de gegevens in de BRP dan wel uit een bericht omtrent toelating (artikel 3 BOT). Voor de gevallen waarin en de wijze waarop een bericht omtrent toelating moet worden gevraagd, wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, RWN.
Ad l
In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om nadere gegevens en bewijsstukken te vragen (vergelijk ook artikel 31, vijfde lid, BVVN). Te denken valt bijvoorbeeld aan:
- •
een bewijs van eerder bezit van de Nederlandse nationaliteit. Als de burgemeester, na raadpleging van de BRP, twijfelt aan het beweerde oud-Nederlanderschap of oud-Nederlands onderdaanschap, moet daarvan een bewijs worden overgelegd door de verzoeker. Zie ook artikel 22 RWN;
- •
bewijs van gezagsvoorziening, voor zover dit niet blijkt uit de BRP. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een buitenlandse rechterlijke voogdijbeschikking of een echtscheidingsvonnis, waarbij tevens in het gezag over de kinderen is voorzien. Het hier bedoelde bewijs kan bijvoorbeeld nodig zijn om te kunnen vaststellen wie voor een minderjarige een verzoek mag indienen of wie gehoord moeten worden dan wel om te kunnen beoordelen of een minderjarige al dan niet zal delen in de naamsvaststelling c.q. naamswijziging van zijn ouder;
- •
aantonen van verzorging en opvoeding in geval van een verzoeker die door erkenning of wettiging zonder erkenning het kind van een Nederlander is geworden (zie artikel 8, vijfde lid, RWN). Zie voor de invulling van het begrip ‘verzorging en opvoeding’ de toelichting bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, RWN onder ‘vereiste van opvoeding en verzorging door de Nederlandse man’.
§ 3.4. Af te leggen verklaringen
3.4.1. Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (model 2.30)
Algemeen
Met ingang van 1 maart 2009 verklaart betrokkene bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie dat hij bereid is een verklaring van verbondenheid af te leggen. De bereidheid van de verzoeker tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt met het formulier ‘Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid’ (model 2.30) vastgelegd op het moment dat het verzoek om verkrijging van het Nederlanderschap door naturalisatie wordt ingediend.
Doel verklaring van verbondenheid
De verklaring van verbondenheid drukt de verbondenheid met de Nederlandse samenleving uit. Dit wordt uitgedrukt in het respect voor de rechtsorde en in de belofte de plichten te vervullen die uit het Nederlanderschap voortvloeien.
Tekst van de verklaring van verbondenheid: twee varianten voor de bevestiging
De burgemeester informeert de verzoeker dat van de verklaring van verbondenheid twee varianten bestaan. Is de verzoeker religieus, dan kan hij de verklaring van verbondenheid bevestigen met ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’. Anders kiest hij voor ‘Dat verklaar en beloof ik’. De burgemeester legt aan de verzoeker uit dat de keuze voor de bevestiging aan de verzoeker is.
Wanneer de verzoeker ervoor kiest om de verklaring van verbondenheid te bevestigen met de eerste mogelijkheid, dan bevat de verklaring van verbondenheid de volgende tekst: ‘Ik zweer dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging: ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’.
Wanneer de verzoeker ervoor kiest om de verklaring van verbondenheid uit te spreken met de tweede mogelijkheid, dan bevat de verklaring van verbondenheid de volgende tekst: ‘Ik verklaar dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en beloof de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging: ‘Dat verklaar en beloof ik’.
De burgemeester informeert de optant vervolgens dat hij de verklaring van verbondenheid, in beginsel op een naturalisatieceremonie, moet afleggen voordat het naturalisatiebesluit aan hem bekend kan worden gemaakt.
Het invullen van de bereidverklaring: model 2.30
De verzoeker geeft, na het invullen van zijn (persoons)gegevens, op de bereidverklaring aan of hij wel of niet bereid is om de verklaring van verbondenheid af te leggen door het aankruisen van één van de bolletjes. Vervolgens dateert en ondertekent de verzoeker de bereidverklaring. De burgemeester kan bij de verzoeker reeds informeren op welke wijze hij de bevestiging wenst uit te spreken (‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ of ‘Dat verklaar en beloof ik)’. De burgemeester kan deze voorkeur vervolgens optioneel aangeven onderaan de bereidverklaring. De bereidverklaring maakt deel uit van het naturalisatiedossier.
Verzoekers die de bereidverklaring moeten invullen en ondertekenen
De verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid rust op de meerderjarige naturalisandus. Daarnaast geldt de verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid ook voor de minderjarige naturalisandus die op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie, op grond van artikel 11, derde en vierde lid, RWN, wordt ingediend zestien jaar of ouder is.
Zelfstandig | Zelfstandig | Zelfstandig | Mede-naturalisatie | Mede-naturalisatie | |
---|---|---|---|---|---|
< 16 | 16 en 171. | 18 en ouder1. | < 161. | 16 en 171. | |
Art. 11 lid 4 | |||||
Ondertekenen bereidverklaring | Nee | Ja | Ja | Nee | Ja |
Afleggen verklaring van verbondenheid | Nee | Ja | Ja | Nee | Ja |
Uitzondering ondertekenen bereidverklaring
Het ondertekenen van de bereidverklaring (model 2.30), is net als het daadwerkelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid een voorwaarde voor verkrijging van het Nederlanderschap. Van deze verplichting wordt alleen vrijstelling gegeven, indien het afleggen van de verklaring van verbondenheid redelijkerwijs niet gevraagd kan worden1..
Er zijn omstandigheden denkbaar waarin het voor de verzoeker niet mogelijk is de bereidverklaring in te vullen en te tekenen.
- –
Verzoeker is bereid de verklaring van verbondenheid af te leggen; maar kan model 2.30 niet zelf invullen.
Indien een verzoeker bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie wel bereid is om de verklaring van verbondenheid af te leggen, maar is hij vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen, dan geldt het volgende. De burgemeester tekent de bereidheid van de verzoeker aan op de bereidverklaring, maar de bereidverklaring wordt vervolgens niet ondertekend, immers de verzoeker is hiertoe niet in staat. De overige formulieren kunnen worden ingevuld door bijvoorbeeld een gemachtigde of curator. In voorkomende gevallen wordt door de burgermeester op het adviesblad bij punt 6. Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid het derde bolletje ‘niet mogelijk, zie toelichting’ ingevuld en een schriftelijke toelichting gegeven.
- –
Bij het indienen van het verzoek om naturalisatie is duidelijk dat de optant niet in staat zal zijn de verklaring van verbondenheid mondeling af te leggen.
Ook is het mogelijk dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is om de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen en vervolgens ook niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen. Hierbij kan gedacht worden aan personen die niet in staat zijn hun wil te bepalen of deze niet kunnen uiten of aan verzoekers aan wie het, door de burgemeester, is toegestaan zich bij de indiening van het verzoek om naturalisatie te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde2..
Indien bij de (door een gemachtigde) indiening van het verzoek om naturalisatie reeds duidelijk is dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen, wordt de bereidverklaring niet ingevuld. Dit wordt op het adviesblad opgenomen3.
Bij punt 6. Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid wordt het derde bolletje ‘niet mogelijk, zie toelichting’ ingevuld en wordt naast een schriftelijke toelichting hierbij ook ten minste één bewijsstuk(ken)4. van de onmogelijk tot het invullen van de bereidverklaring en het afleggen verklaring van verbondenheid toegevoegd. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een fysieke of psychische onmogelijkheid ligt bij de Minister van Justitie. Als uitgangspunt volgt de Minister van Justitie het advies in deze van de burgemeester.
Niet mondeling afleggen verklaring van verbondenheid
In de regel legt degene aan wie het uittreksel uit het naturalisatiebesluit wordt uitgereikt de verklaring van verbondenheid mondeling af5.. Echter, indien van de verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt, kan de burgemeester bepalen dat de verzoeker de verklaring van verbondenheid schriftelijk aflegt6.. Indien bij het indienen van het verzoek om naturalisatie reeds door de burgemeester geconstateerd is dat van een verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt, kan hiervan door de burgemeester een aantekening worden gemaakt in het naturalisatiedossier. Dan zal betrokkene wel de bereidverklaring ondertekenen, hij is immers bereid om een verklaring van verbondenheid af te leggen en dit is een voorwaarde voor naturalisatie. Deze informatie kan vervolgens bij het toezenden van de uitnodigingbrief voor de naturalisatieceremonie gebruikt worden door bijvoorbeeld alvast de schriftelijke verklaring van verbondenheid toe te sturen.
Weigering burgmeester om de verklaring van verbondenheid niet mondeling te hoeven afleggen
Indien de burgemeester een verzoek om de verklaring van verbondenheid schriftelijk te mogen afleggen (gemotiveerd) weigert, is dit een beslissing in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen de verzoeker binnen 6 weken bezwaar kan indienen bij de burgemeester. Vervolgens staat beroep bij de bestuursrechter open.
Gevolg van weigering ondertekenen bereidverklaring (model 2.30)
Indien de verzoeker weigert de bereidverklaring te ondertekenen of op de bereidverklaring aangeeft dat hij niet bereid is de verklaring van verbondenheid af te leggen, attendeert de burgemeester de verzoeker erop dat hij vanwege zijn weigering het Nederlanderschap niet verkrijgt en dat daardoor zijn eventuele minderjarige kinderen voor wie hij medeverlening heeft verzocht, geen Nederlander worden. De burgemeester ontraadt de verzoeker een verzoek om naturalisatie in te dienen. Mocht de verzoeker desalniettemin met zijn verzoek verder willen gaan, dan wordt de verkrijging van het Nederlanderschap door naturalisatie afgewezen.
§ 3.4.2. Waarheidsverklaring
De verzoeker moet een waarheidsverklaring ondertekenen (artikel 31, vierde lid, BVVN). In deze verklaring, waarvan de tekst is opgenomen in het verzoek om naturalisatie, verklaart de verzoeker dat hij de gevraagde gegevens naar waarheid heeft verstrekt en dat hij geen relevante gegevens heeft verzwegen. Voorts verklaart de verzoeker dat hij zich ervan bewust is dat het verstrekken van onjuiste gegevens of het verzwijgen van relevante gegevens kan leiden tot intrekking van het naturalisatiebesluit, zelfs als dit tot staatloosheid leidt.
§ 3.4.3. Verklaring verblijf en gedrag
Iedere verzoeker om (mede)naturalisatie van 16 jaar of ouder moet door middel van de verklaring verblijf en gedrag (model 2.3) schriftelijk verklaren dat in het kader van de verkrijging en het behoud van de verblijfsvergunning van hemzelf en, als er ook een verzoek om medeverlening voor een kind van onder de 16 jaar wordt ingediend, ook over dit kind de gevraagde gegevens naar waarheid zijn verstrekt en geen relevante gegevens zijn verzwegen (artikel 31, vierde lid, BVVN), of hij al dan niet in aanraking is geweest met politie en/of Justitie en of hij niet met meer dan één vrouw is getrouwd. Als de verzoeker in deze verklaring aangeeft wel in aanraking te zijn geweest met politie en/of Justitie of dat hij met meer dan één vrouw is getrouwd, dan informeert de burgemeester de verzoeker, voordat hij de verklaring ondertekent, over de openbare orde richtlijnen en het beginsel van monogamie bij naturalisatie en wijst hij de verzoeker erop dat een en ander gevolgen kan hebben voor de beslissing op het verzoek om naturalisatie. De 16 of 17-jarige voor wie medeverlening wordt verzocht, ondertekent zelf het model 2.3. waarin zijn/haar gegevens zijn ingevuld. In dat model is ruimte voor bijzondere feiten en/of omstandigheden op grond waarvan, naar mening van de ondertekenaar of ten aanzien van hem niet mag worden geconcludeerd dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk. Zie ook de toelichting bij artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, RWN (paragraaf 6.1).
Let op! Als minderjarigen meenaturaliseren, dan moet voor elke minderjarige van 16 jaar of ouder een model 2.3 volledig ingevuld en ondertekend worden meegestuurd bij het verzoek.
§ 3.4.4. Bereidheidsverklaring afstand
Ten aanzien van de afstandsverplichting informeert de burgemeester — voorzover mogelijk — de verzoeker of hij al dan niet behoort tot een uitzonderingscategorie dan wel of redelijkerwijs van hem kan worden verlangd dat hij afstand doet van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Indien geen van de uitzonderingen van toepassing is, dient de verzoeker een verklaring te ondertekenen dat hij bereid is het mogelijke te zullen doen om bij of na de totstandkoming van de naturalisatie zijn oorspronkelijke nationaliteit(en) te verliezen (artikel 32 BVVN). De bereidheidsverklaring is opgenomen als model 2.4 respectievelijk model 2.5. Zie voor de afstandsverplichting verder de toelichting bij artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, RWN.
§ 3.5. Over te leggen documenten
§ 3.5.1. Algemeen
Het verzoek om naturalisatie moet zoveel mogelijk worden ondersteund door (bewijs)stukken. De burgemeester kan van de verzoeker verlangen dat hij gegevens bewijst door middel van documenten (artikel 31, vijfde lid, BvvN).
Zorgvuldige voorbereiding te nemen naturalisatiebesluit
Naast het zo goed mogelijk toepassen van de nationaliteitsbepalingen vloeit uit artikel 3:2 Awb voort dat het naturalisatiebesluit zo zorgvuldig mogelijk is voorbereid en genomen. Er bestaat bovendien een rechtsbelang bij het zoveel mogelijk zorgen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op juiste persoonsgegevens en juiste nationaliteit. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het aan verzoeker of optant om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de desbetreffende verzoeker of optant met de door hem overgelegde stukken zijn aangetoond.7. Ook als een verzoeker is vrijgesteld van het documentenvereiste (zie paragraaf 3.5.5. bij artikel 7 RWN), kan gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit daarom een reden vormen voor afwijzing. Gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit kan bijvoorbeeld bestaan op grond van een taalanalyse door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT)8., documentonderzoek door Team onderzoek en Expertise Documenten (TOED)9., een leeftijdsonderzoek10. of een combinatie van meerdere van voornoemde onderzoeken. Ook kan er gerede twijfel ontstaan op grond van de (overige) inhoud van het (vreemdelingrechtelijke) dossier van de verzoeker, dan wel op grond van andere bekende feiten en omstandigheden. De eerder genoemde onderzoeken worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. In beginsel mag op het advies van een deskundige worden afgegaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.11.
In uitzondering op vorenstaande wordt een naturalisatieverzoek niet afgewezen vanwege gerede twijfel aan de identiteit of nationaliteit van de verzoeker als de twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit enkel is ontstaan als gevolg van onjuiste verklaringen van zijn of haar ouders. In dat geval wordt aangenomen dat de bij vergunningverlening veelal minderjarige logischerwijs uitgaat van de gegevens die volgen uit de gegevens zoals opgegeven door de ouder(s) en dat hij/zij de waarheidsverklaring als bedoeld in artikel 31, vierde lid, BvvN naar waarheid invult en ondertekent.
Voorbeeld 1
Verzoeker stelt afkomstig te zijn uit Sierra Leone en heeft een Sierra Leoons paspoort en een geboorteakte overgelegd. Een in de vreemdelingrechtelijke procedure uitgevoerde taalanalyse had uitgewezen dat betrokkene eenduidig niet uit Sierra Leone afkomstig is maar mogelijk uit Nigeria. Daarnaast is uit stempels in het paspoort gebleken dat betrokkene veelvuldig naar Nigeria is gereisd. Op basis van deze bevindingen is gerede twijfel ontstaan aan de gestelde nationaliteit van betrokkene en is het bezwaar van betrokkene tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek ongegrond verklaard. In de bezwaarprocedure is onderzoek verricht naar de overgelegde documenten waaruit naar voren is gekomen dat de documenten echt zijn maar dat niet kan worden vastgesteld of ze ook inhoudelijk juist zijn. Het bezwaar en het daarop volgende beroep en Hoger beroep zijn ongegrond verklaard omdat de overgelegde documenten de ontstane gerede twijfel aan de nationaliteit van betrokkene niet hebben kunnen wegnemen.
Voorbeeld 2
Een Guinese houder van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd legt in het kader van zijn naturalisatieprocedure geen documenten over. De geboortedatum waarmee hij is ingeschreven in de BRP is 6 juli 1985. Deze geboortedatum komt overeen met de in zijn vreemdelingrechtelijke procedure opgegeven datum. Omdat de door betrokkene opgegeven leeftijd destijds niet geloofwaardig werd geacht is in het kader van dezelfde verblijfsrechtelijke procedure leeftijdsonderzoek verricht waaruit is gebleken dat de opgegeven geboortedatum 6 juli 1985 niet juist kan zijn omdat de door betrokkene opgegeven leeftijd te laag was. Nu op basis van dit leeftijdsonderzoek, dat onderdeel is van zijn vreemdelingendossier, gerede twijfel bestaat aan de door betrokkene gestelde geboortedatum, en betrokkene deze geboortedatum op geen enkele andere manier aannemelijk heeft gemaakt, staat de identiteit van betrokkene onvoldoende vast en wordt zijn naturalisatieverzoek afgewezen.
Mocht binnen twaalf jaar na de naturalisatie blijken dat sprake is geweest van valse verklaringen, bedrog of het verzwijgen van enig voor de verkrijging van het Nederlanderschap relevant feit dan dient te worden onderzocht of de verkrijging van het Nederlanderschap moet worden ingetrokken.
Om zekerheid te verkrijgen over de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling die door naturalisatie het Nederlanderschap wil verkrijgen, overlegt de vreemdeling nationaliteit- en identiteitvaststellende documenten (zie onder meer artikel 31 BvvN en paragraaf 3.5.1 en 3.5.3 bij artikel 7 RWN). Dit geldt ook voor de vreemdeling aan wie een regulier verblijfsrecht is verstrekt, waarbij hij, al dan niet ambtshalve, is vrijgesteld van het ‘paspoortvereiste’.
Als de verzoeker een aantal benodigde gegevens of vereiste documenten niet kan verstrekken, wordt hem geadviseerd te wachten met de indiening van het verzoek tot het moment waarop alle vereiste gegevens en documenten kunnen worden verstrekt. Mocht verzoeker er toch op staan om zijn verzoek in te dienen, ondanks het niet overleggen van de door de burgemeester gevraagde documenten of het niet voldoen aan de voorwaarden voor naturalisatie, dan neemt de burgemeester het verzoek in ontvangst. In dat geval ondertekent de verzoeker model 2.21 HRWN. Volledigheid van de stukken is in het belang van de verzoeker, aangezien in geval van afwijzing van het verzoek om naturalisatie de naturalisatiegelden niet worden terugbetaald.
§ 3.5.2. Buitenlands reisdocument/aantonen bezit vreemde nationaliteit
Algemeen
De verzoeker moet een geldig buitenlands reisdocument overleggen, inclusief alle pagina’s met in- en uitreisstempels. Dit niet alleen in verband met identificatie van de verzoeker maar ook om zijn nationaliteit en verblijf te kunnen vaststellen en de in het reisdocument vermelde personalia te vergelijken met de overgelegde akte(n) van de burgerlijke stand. Kennis over de actuele nationaliteit van de te naturaliseren vreemdeling is noodzakelijk omdat aan de hand daarvan wordt beoordeeld of de verzoeker na het verkrijgen van het Nederlanderschap afstand moet doen van de oorspronkelijke nationaliteit. Deze afstandsplicht is in beginsel een voorwaarde voor de naturalisatie.
Asielgerechtigden en/of staatlozen
Als de verzoeker niet in het bezit is van een geldig buitenlands reisdocument en houder is van een verblijfsvergunning asiel, of staatloos is, mag hij óf een (Nederlands) vluchtelingenpaspoort óf een (Nederlands) vreemdelingenpaspoort overleggen. Hetzelfde geldt voor de vreemdeling die in het bezit is van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die de aantekening ‘Internationale bescherming op [datum] verleend door [lidstaat]’ bevat. Personen die internationale bescherming genieten zijn personen die als asielgerechtigden zijn toegelaten in een andere lidstaat en daarna in Nederland in het bezit zijn gesteld van een reguliere verblijfsvergunning op grond van richtlijn 2003/109/EG betreffende de status van langdurig ingezeten derdelanders.
De reden waarom van asielgerechtigden niet mag worden vereist een geldig paspoort te tonen is dat deze personen niet naar de overheid van hun land van herkomst mogen worden verwezen voor het overleggen van buitenlandse bewijsstukken. Als de verzoeker toch in het bezit is van een geldig buitenlands paspoort dan wordt een kopie daarvan aan het naturalisatiedossier toegevoegd.
Wel moet vaststaan dat verzoeker daadwerkelijk een asielvergunning heeft in een ander EU-land. De verzoeker moet dit zelf aantonen. De documenten moeten voor zover mogelijk gelegaliseerd of van een apostille voorzien zijn. Bij documenten die zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans moet de verzoeker bovendien een vertaling door een beëdigd vertaler overleggen. De vertaling moet gehecht zijn aan het originele (afschrift van het) document.
Geen vrijstelling overleggen documenten bij asielgerechtigden en/of staatlozen
Asielgerechtigden en/of staatlozen wordt in beginsel geen vrijstelling verleend voor het overleggen van documenten, als er sprake is van één van de onderstaande omstandigheden:
- •
de verzoeker beschikt over een document (bijvoorbeeld een identiteitsbewijs) dat ná de datum van de verleende asielvergunning aan hem in persoon is afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst;
- •
op verzoek van de asielgerechtigde verzoeker heeft ná de datum van de verleende asielvergunning een rechtsfeit of rechtshandeling plaatsgevonden waarbij de autoriteiten van het land waarvan de verzoeker de nationaliteit bezit, betrokken waren;
- •
de asielgerechtigde verzoeker is ná de datum van de verleende asielvergunning vrijwillig naar het land van herkomst gereisd, waarvan hij de nationaliteit bezit;
- •
de asielgerechtigde verzoeker is geboren in een ander land dan het land waarvan hij de nationaliteit heeft en waaruit hij is gevlucht. Een geboorteregistratiebewijs/geboorteakte mag in dat geval verlangd worden, als dat is opgemaakt.
Er kunnen echter omstandigheden zijn om een verzoeker toch vrijstelling van het overleggen van documenten te verlenen, ondanks dat één van bovenstaande omstandigheden zich heeft voorgedaan.
Reguliere vreemdelingen (ook staatlozen)
Is de verzoeker houder van een regulier verblijfsrecht (dit is alles dat niet een verblijfsrecht asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd is) dan moet in beginsel een geldig buitenlands reisdocument worden overgelegd, tenzij de verzoeker met ‘staatloos’ in de BRP is ingeschreven. Dit geldt ook voor de houder van een regulier verblijfsrecht, die bij de verlening en/of verlenging van het verblijfsrecht door de IND is vrijgesteld van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort).
De vreemdeling met een verblijfsvergunning regulier die is vrijgesteld van het paspoortvereiste, kan, als hij verkrijging van het Nederlanderschap door naturalisatie beoogt, ruimschoots voorafgaand aan het starten van de naturalisatieprocedure zorg dragen voor verkrijging van de daarvoor noodzakelijke bewijsstukken; waarmee een geldig nationaal paspoort en een (zo nodig: gelegaliseerde/van apostille voorziene) buitenlandse geboorteakte zijn bedoeld.
Het besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap bevat de voorwaarde dat de verzoeker om naturalisatie ‘gegevens omtrent zijn nationaliteit verstrekt’. Om die reden is het niet strikt noodzakelijk dat het aantonen van het bezit van de vreemde nationaliteit altijd geschiedt aan de hand van een geldig buitenlands paspoort. Onder omstandigheden en afhankelijk van de buitenlandse nationaliteitswetgeving die het betreft, kan in de plaats van een geldig buitenlands paspoort soms genoegen worden genomen met een recente nationaliteitsverklaring om het bezit van de vreemde nationaliteit aannemelijk te maken.
Reguliere vreemdelingen met verblijf bij asielgerechtigde(n)
In uitzondering op de voorgaande paragraaf zal van reguliere vreemdelingen die in het bezit zijn van een van een asielgerechtigde afhankelijke verblijfsvergunning in de meeste gevallen niet worden verlangd dat zij een paspoort en/of geboorteakte overleggen. Van hen kan namelijk niet worden vereist dat ze zich wenden tot de autoriteiten van het land waaruit het asielgerechtigde gezins- en/of familielid is gevlucht voor het overleggen van buitenlandse bewijsstukken.
Of een reguliere vreemdeling die in het bezit is van een van een asielgerechtigde afhankelijke verblijfsvergunning kan worden vrijgesteld van het documentenvereiste wordt per zaak op individuele merites beoordeeld. Als er sprake is van bepaalde bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld gerede twijfel aan de gestelde identiteit en/of nationaliteit) is het mogelijk dat wel een paspoort en/of geboorteakte verlangd wordt.
Oproep voor buitenlandse dienstplicht als bewijs van actueel bezit vreemde nationaliteit
Het komt voor dat verzoekers om naturalisatie stellen niet van de eigen autoriteiten een geldig paspoort te krijgen omdat zij in het herkomstland de militaire dienstplicht (nog) moeten vervullen. Omdat een betrokkene in verzuim is met het tijdig vervullen van de dienstplicht geven de desbetreffende autoriteiten geen (nieuw) paspoort meer af, ondanks het feit dat betrokkene (nog) wel de nationaliteit van dat land heeft. Dat een vreemdeling door zijn autoriteiten wordt opgeroepen om dienstplicht te vervullen, is een aanwijzing dat hij in het bezit is van de door hem gestelde vreemde nationaliteit. De eis om een geldig buitenlands paspoort te overleggen, vervalt daarom als betrokkene een schriftelijke oproep voor de militaire dienstplicht overlegt, die op de dag van het indienen van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan een jaar.
Bezit van een in Nederland afgegeven vreemdelingenpaspoort
Ook indien de verzoeker in het bezit is gesteld van een Nederlands reisdocument voor vreemdelingen (Vreemdelingenpaspoort), dan moet deze in principe met een geldig buitenlands reisdocument(paspoort) zijn nationaliteit aantonen (vgl. artikel 31, vijfde lid, BvvN). Een door de Nederlandse overheid verstrekt vreemdelingenpaspoort kan namelijk niet gelden als bewijs van het bezit van een vreemde nationaliteit.
Overzicht van de verschillende wijzen van inschrijving in de BRP en het buitenlands paspoort
Verzoekers met een regulier verblijfsrecht van wie de nationaliteit in de BRP is opgenomen op grond van artikel 2.15 Wet BRP
Als de nationaliteit van de verzoeker met een regulier verblijfsrecht in de BRP is opgenomen met toepassing van artikel 2.15 Wet BRP, moet de verzoeker bij het indienen van het verzoek om naturalisatie in beginsel een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) overleggen.
Verzoekers met een regulier verblijfsrecht van wie de nationaliteit in de BRP is opgenomen op grond van artikel 2.17 Wet BRP
Als de nationaliteit van de verzoeker met een regulier verblijfsrecht in de BRP is opgenomen met toepassing van artikel 2.17 Wet BRP, dan staat de bij de IND opgegeven nationaliteit in de BRP. In dat geval moet de verzoeker bij het indienen van het naturalisatieverzoek in beginsel een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) overleggen.
Verzoekers met een regulier verblijfsrecht van wie de nationaliteit onbekend is in de BRP
Als de verzoeker met nationaliteit ‘onbekend’ in de BRP is opgenomen, in overeenstemming met artikel 2.15 Wet BRP of de voorganger daarvan, artikel 43 Wet GBA, moet hij in beginsel een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) overleggen (paragraaf 3.5.1).
Reis naar land van herkomst
Aan het vereiste om een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) over te leggen wordt in eerste instantie niet voorbijgegaan om de enkele reden dat de verzoeker de reis naar het land waarvan hij onderdaan is, bezwaarlijk vindt. De reden waarom de verzoeker de reis bezwaarlijk acht, zal door de verzoeker moeten worden opgegeven en zo nodig worden bewezen met bewijsstukken. Dit wordt dan meegewogen bij de beoordeling of toepassing van het vereiste onredelijk is.
Minderjarigen voor wie medenaturalisatie wordt gevraagd
Met ingang van 26 oktober 2015 hoeven minderjarigen die zijn geboren in Nederland of elders in het Koninkrijk, geen geldig buitenlands reisdocument over te leggen in de naturalisatieprocedure als zij tegelijkertijd met de ouder(s) naturaliseren, en mits de ouder(s) met betrekking tot zichzelf beschikt(ken) over een geldig buitenlands paspoort en een gelegaliseerde/geapostilleerde geboorteakte. Hetzelfde geldt voor minderjarigen die zijn geboren in een land waarop het Apostilleverdrag van toepassing is (Kamerstuk 19 637, nr. 2072). Indien de minderjarige wel in het bezit is van een geldig buitenlands paspoort dan is er geen bezwaar om dit aan het naturalisatiedossier toe te voegen.
Het bovenstaande betreft medenaturalisatie in de zin van artikel 11, eerste, tweede, derde en zevende lid, RWN. Na-naturalisatie van het minderjarige kind, zoals bedoeld in artikel 11, vierde lid, RWN valt ook onder de vrijstelling.
Het kind dat zelfstandig een naturalisatieverzoek doet maar meerderjarig is, valt niet onder de vrijstelling (artikel 11, vijfde lid, RWN).
§ 3.5.3. Buitenlandse akten van de burgerlijke stand
De verzoeker moet in beginsel de volgende buitenlandse akten (van de burgerlijke stand) overleggen (zie voor uitzonderingen hieronder paragraaf 3.5.4):
- •
geboorteakte van hemzelf en geboorteakten van kinderen voor wie medeverlening wordt gevraagd. In geval van adoptiefkinderen eventueel aangevuld met de adoptieakte of het adoptievonnis of andere stukken waarmee de adoptie kan worden aangetoond;
- •
huwelijksakte als naturalisatie verzocht wordt op grond van driejarig huwelijk met een Nederlander (vergelijk artikel 8, tweede lid, RWN) of als de verzoeker als gevolg van het huwelijk meerderjarig is geworden;
- •
echtscheidings- c.q. verstotingsakte. Dit document is van belang voor de beoordeling of er mogelijk sprake is van bigamie (artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN), of als de verzoeker aangeeft dat hij meer huwelijken heeft dan in de BRP staan (voor zover van toepassing in het betreffende land, bijvoorbeeld Marokko): familieboekje. Het familieboekje is eveneens van belang voor de beoordeling van de vraag of mogelijk sprake is van polygamie. Zo kan bekeken worden of in dit boekje kinderen zijn vermeld die een andere moeder hebben dan de echtgenote van de verzoeker. Is dat het geval, dan moet, in verband met de verlening van het Nederlanderschap, het huwelijk van de verzoeker met die andere vrouw beëindigd zijn. In islamitische landen worden in principe alleen wettige kinderen in een dergelijk boekje vermeld;
- •
bewijs van erkenning of wettiging (bijvoorbeeld erkenningsakte, geboorteakte met latere vermelding betreffende erkenning of wettiging of huwelijksakte ouders) in geval van een verzoek om naturalisatie als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, RWN.
Het belang van de buitenlandse geboorteakte in de naturalisatieprocedure is onder meer dat aan de hand daarvan de namen van de verzoeker om naturalisatie blijken naar diens eigen recht, en dat daarmee kan worden bepaald of betrokkene (al) een geslachtsnaam heeft of niet. Als de verzoeker geen geslachtsnaam of voornaam heeft, of als de juiste spelling daarvan niet vaststaat, zullen deze in overleg met hem worden vastgesteld bij het besluit waarbij het Nederlanderschap wordt verleend (artikel 12 RWN). Niet in alle landen worden geboorten met een ’akte van de burgerlijke stand’ geregistreerd. Afhankelijk van het stelsel in het land waar het over gaat, wordt dan een alternatief bewijsstuk van de geboorte gevraagd zoals een geboortebewijs uit een ziekenhuis of een inschrijving in een familieboekje.
Als de overgelegde buitenlandse akten van de burgerlijke stand ten tijde van de indiening van het verzoek om naturalisatie kunnen worden geaccepteerd als brondocument voor gegevens over ingezetenen in de BRP, worden deze documenten ook aanvaard voor de verlening van het Nederlanderschap. Immers, in den regel vindt de verlening van het Nederlanderschap plaats op basis van de inschrijving als ingezetene in de BRP. Wordt echter bij de gemeente een document overgelegd waaruit blijkt dat de BRP moet worden gewijzigd, dan wordt hiervoor zo mogelijk, zorg gedragen alvorens advies aan de IND wordt uitgebracht.
Verzoekers met een regulier verblijfsrecht die aan de hand van een verklaring onder eed of belofte zijn geregistreerd in de BRP
De verzoeker, houder van een regulier verblijfsrecht, die in de BRP is ingeschreven op grond van artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder e, Wet BRP, dat wil zeggen zonder een (gelegaliseerde/van apostille voorziene) buitenlandse geboorteakte te hebben overgelegd, moet bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie in beginsel een (gelegaliseerde/van apostille voorziene) buitenlandse geboorteakte overleggen. Als de verzoeker in de BRP is ingeschreven en zijn gegevens zijn ontleend aan een door hem afgelegde ‘verklaring onder eed of belofte’, geldt het volgende. In zijn ‘verklaring onder ede of belofte’ heeft de verzoeker zijn geboorteplaats (en daarmee tevens zijn geboorteland) gemeld.
§ 3.5.4. In het verleden overgelegde buitenlandse akten
Als in het verleden al gelegaliseerde/van apostille voorziene (en soms tevens geverifieerde) documenten zijn overgelegd en verwerkt in de BRP of in een akte van de burgerlijke stand in Nederland, wordt afgezien van het wederom overleggen van dezelfde documenten. Echter, in geval van op goede gronden gerezen twijfel, moeten opnieuw originele gelegaliseerde/van apostille voorziene documenten worden overgelegd.
Als aanwijzingen bestaan dat het gelegaliseerde document inhoudelijk onjuist is, beslist de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan de hand van de overige ter beschikking staande gegevens of verificatieonderzoek wordt gedaan.
§ 3.5.5. Verkrijging, vertaling en legalisatie van buitenlandse documenten
Voor zowel het verkrijgen van documenten als de vertalingen en eventuele legalisatie/apostillering van stukken, dient betrokkene zelf zorg te dragen. Indien de documenten zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans, dient verzoeker zorg te dragen voor een door een beëdigd vertaler gemaakte vertaling, die gehecht moet zijn aan het originele (afschrift van het) document. De circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing van DNA-onderzoek) is van toepassing.
§ 3.5.6. Bewijsnood of inwilliging met toepassing van art. 4:84 Awb: geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en of geboorteakte
De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Dit moet hij doen met een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte alsmede met een geldig buitenlands paspoort. Van deze hoofdregel wordt afgeweken als sprake is van bewijsnood dan wel als het in het individuele geval het onevenredig zou zijn om vast te houden aan de hoofdregel.
Bewijsnood akten van de burgerlijke stand
Inzake buitenlandse akten van de burgerlijke stand wordt bewijsnood aangenomen als:
- –
Het bewuste document nooit is opgemaakt omdat in het desbetreffende land nimmer geboorteakten worden/werden opgemaakt;
- –
Het bewuste document wel is opgemaakt, maar het register waarin het was opgenomen, is verloren gegaan;
- –
Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat in dat land akten (of andere bewijsstukken) worden overgelegd.
Bewijsnood geldig buitenlands paspoort
Inzake een buitenlands paspoort wordt bewijsnood aangenomen als:
- –
Betrokkene staatloos is;
- –
Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat van dat land een geldig reisdocument wordt overgelegd.
De verzoeker, niet zijnde houder van een verblijfsvergunning asiel, die zich erop beroept dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont dat op volgende wijze aan. De verzoeker legt een schriftelijke verklaring over van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en/of geboorteakte.
Als er geen verklaring is van de buitenlandse autoriteiten waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont hij met andere, objectieve en verifieerbare bewijsstukken aan wat hij heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten. Deze bewijsstukken worden in het naturalisatiedossier gevoegd. De IND beslist vervolgens of voldoende is aangetoond dat de verzoeker niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van het gevraagde document. De bewijsstukken mogen bij de indiening van het verzoek om naturalisatie in principe niet ouder zijn dan zes maanden.
Voorbeeld 1 bewijsnood
Een Vietnamese wil Nederlander worden, maar heeft geen Vietnamees paspoort en geen geboorteakte. Zij vraagt bij de Vietnamese ambassade een paspoort en geboorteakte aan. Zij krijgt twee verklaringen dat deze documenten niet kunnen worden gegeven. In de verklaringen staat als reden: ‘after you left the locality without declaration, therefore we did not have any record’. Dit betekent dat de autoriteiten geen registratie meer hebben van betrokkene, omdat zij zich niet heeft afgemeld toen zij wegging uit Vietnam. Daarnaast is bekend dat Vietnamezen die langer dan twee jaar in het buitenland wonen, verwijderd worden uit de HuKau. Vietnamezen die niet meer in de HuKau staan, kunnen alleen documenten krijgen als zij eerst opnieuw zijn geregistreerd. Dit kan alleen als zij zelf naar Vietnam gaan.
In dit geval kan bewijsnood worden verleend omdat er verklaringen zijn van de Vietnamese overheid en er ook geen twijfel is over de identiteit van betrokkene.
Voorbeeld 2 bewijsnood
Verzoeker heeft zich gewend tot de ambassade van het land waarvan hij onderdaan is. Hij heeft daar verzocht in het bezit te worden gesteld van een geboorteakte teneinde zijn identiteit aan te tonen bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie. Van de ambassade heeft betrokkene een brief ontvangen waarin is opgenomen dat hij door de ambassade niet in het bezit kan worden gesteld van de geboorteakte, aangezien deze enkel door de bevoegde instanties in het land van herkomst kunnen worden afgegeven, met een verwijzing naar de afgevende instantie. Naar aanleiding van deze brief heeft verzoeker geen actie ondernomen, maar legt hij de brief bij de IND over als zijnde een bewijsstuk van bewijsnood. In dit geval is géén sprake van bewijsnood omdat de geboorteakte in beginsel kan worden geleverd, de buitenlandse overheid functioneert voor de afgifte ervan. Daarnaast heeft betrokkene zich niet tot de juiste instantie gericht.
Voorbeeld 3 bewijsnood
Betrokkene heeft regulier verblijfsrecht gekregen, nadat haar asielverzoek was afgewezen. Bij het verkrijgen van die reguliere verblijfsvergunning werd zij indertijd vrijgesteld van het paspoortvereiste. Bij het indienen van het verzoek om naturalisatie overlegt zij nu een Engelstalige verklaring van de ambassade van het land van herkomst. Uit de verklaring blijkt dat betrokkene een geboorteakte heeft proberen op te vragen en dat haar verzoek door is gestuurd naar het land van herkomst. Daar is echter gebleken dat haar geboortegegevens onvindbaar zijn in de betreffende archieven.
Deze verklaring op zich is niet voldoende om bewijsnood aan te tonen. Het zou immers kunnen dat betrokkene niet werkelijk geboren is in het land waar zij vandaan stelt te komen. Slechts wanneer er geen indicaties zijn dat betrokkene wellicht afkomstig is uit een ander land dan gesteld en wanneer de gegevens van betrokkene op de verklaring overeenkomen met de gegevens die zij eerder op heeft gegeven bij het indienen van haar asielverzoek en bij het afleggen van de verklaring onder ede kan op grond van een dergelijke verklaring eventueel bewijsnood aangenomen worden. Andere stukken (zoals een schooldiploma of een doopakte uit het land van herkomst) waar ook dezelfde gegevens op vermeld staan, zouden het in dit geval makkelijker maken om het beroep op bewijsnood te accepteren.
Voorbeeld 4 bewijsnood
Betrokkene heeft in 2007 samen met zijn ouders regulier verblijfsrecht gekregen, waarbij sprake was van vrijstelling van het ‘paspoortvereiste’. Inmiddels is hij 23 jaar en wil graag naturaliseren. Zijn ouders zijn afkomstig uit Irak. Betrokkene is geboren in een Iraaks vluchtelingenkamp. Geboorten werden volgens betrokkene niet geregistreerd in de plaats waar het vluchtelingenkamp stond en evenmin in het kamp zelf. Als hetgeen wordt gesteld door betrokkene inderdaad zo is, is bij de geboorteakte/bewijsstuk van de geboorteregistratie sprake van bewijsnood, want het gevraagde document is nooit opgemaakt.
Syrië
In Syrië geboren vreemdelingen hoeven geen Syrisch paspoort noch een uit Syrië afkomstige geboorteakte te overleggen. De reden hiervoor is dat uit het ambtsbericht over Syrië uit juni 2022 gebleken is dat in Syrië nog steeds sprake is van een instabiele situatie, die niet alleen wordt veroorzaakt door de aard en frequentie van het geweld, maar ook door repressieve acties van de Syrische regering en andere feitelijke machthebbers in delen van het land. Daardoor kan het verkrijgen van documenten niet gevergd worden.
Etnisch Armenen uit Azerbeidzjan
Geboorteakte en paspoort
Met ingang van 26 oktober 2015 zijn etnisch Armenen die geboren zijn in Azerbeidzjan, vrijgesteld van het overleggen van een geboorteakte uit Azerbeidzjan alsook van een Azerbeidzjaans paspoort (Kamerstuk 19 637, nr. 2072). Van etnisch Armenen uit Azerbeidzjan wordt aangenomen dat zijn in bewijsnood verkeren nu de Azerbeidzjaanse autoriteiten het (juridische) bezit van de Azerbeidzjaanse nationaliteit in het algemeen niet erkennen als het een etnisch Armeen betreft.
Bij het in ontvangstnemen van het naturalisatieverzoek beoordeelt de gemeente niet of de verzoeker daadwerkelijk etnisch Armeniër is. Bij het behandelen van het naturalisatieverzoek zal de IND aan de hand van het vreemdelingenrechtelijke dossier onderzoeken of de verzoeker etnisch Armeens is en afkomstig uit Azerbeidzjan. Het gegeven dat betrokkene uit Azerbeidzjan afkomstig is, volgt uit de BRP aan de hand van de bij betrokkene geregistreerde geboorteplaats.
Reguliere verzoekers afkomstig uit een land zonder (erkend) centraal gezag
De verzoeker die vanwege het ontbreken van centraal gezag of door Nederland erkend centraal gezag in de verblijfsrechtelijke procedure is vrijgesteld van het ‘paspoortvereiste’ en die in het bezit is van een regulier verblijfsdocument, moet eveneens zijn identiteit en nationaliteit aantonen. Hiertoe overlegt de verzoeker documenten waarover hij wel de beschikking heeft, bijvoorbeeld een (oud) paspoort, identiteitsbewijs, geboortebewijs en/of huwelijksakte. Conform de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing van DNA-onderzoek), kan niet om legalisatie en verificatie van deze documenten worden verzocht. Voor de vraag of sprake is van een land zonder (erkend) centraal gezag kan de burgemeester contact opnemen met de ketenpartnerlijn van de IND.
Reguliere verzoekers afkomstig uit niet-erkende staten
Er vindt geen uitwisseling van officiële stukken plaats met staten die door Nederland niet erkend zijn. De verzoeker mag daarom het naturalisatieverzoek indienen zonder een document (bij voorbeeld een geboorteakte) uit een dergelijk land. Dit geldt op dit moment voor documenten die uit Abchazië, Noord-Cyprus, Zuid-Ossetië of Taiwan zouden moeten komen.
Wel moet de verzoeker bij het naturalisatieverzoek een geldig nationaal paspoort overleggen van het land, waartoe de niet-erkende staat feitelijk behoort. Dit hoeft niet als de verzoeker volgens de IND voldoende heeft aangetoond dat hij niet kan beschikken over een geldig nationaal paspoort (bewijsnood). Ook moet de verzoeker daarbij aantonen, dat hij uit het gebied van de niet-erkende staat afkomstig is.
Staatlozen met een reguliere verblijfsvergunning
Vreemdelingen, van wie is vastgesteld dat zij als staatloos moeten worden aangemerkt, en die in het bezit zijn van een reguliere verblijfsvergunning, moeten bij hun verzoek om naturalisatie een geboorteakte overleggen. Zij kunnen echter wel tegen problemen aanlopen bij het verkrijgen van een geboorteakte. Als een verzoeker vastgesteld staatloos is, wordt bij de vraag of sprake is van bewijsnood mede betrokken wat de oorzaak is van de staatloosheid. Afhankelijk daarvan kan de aannemelijkheid worden bepaald of de verzoeker de betreffende documenten niet kan verkrijgen.
Op www.ind.nl is een rapport uit 2016 opgenomen over staatloosheid in de wereld. Daarin is ook informatie opgenomen over mogelijkheden van geboorteregistratie bij staatlozen.
Verzoeker die in 2007 of 2008 een Ranov-vergunning heeft gekregen
Geboorteakte en paspoort
Met ingang van 1 november 2021 is de verzoeker, die in 2007 of 2008 een Ranov-verblijfsvergunning heeft gekregen en meerderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht vrijgesteld van:
- •
het overleggen van een geldig buitenlands paspoort (of anderszins een bewijs van het actuele bezit van een vreemde nationaliteit); en
- •
het overleggen van een (buitenlands) geboorteakte/geboorteregistratiebewijs.
Om hiervoor in aanmerking te komen, moet de verzoeker sinds de Ranov-vergunning hoofdverblijf in Nederland hebben gehad. Dit omdat het huidige verblijfsrecht rechtstreeks moet kunnen worden herleid tot de eerder verstrekte Ranov-vergunning.
De verzoeker die in 2007 of 2008 een Ranov-vergunning heeft gekregen en minderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht kwam sinds 1 juni 2021 in aanmerking voor de genoemde vrijstellingen.
Geen vrijstelling overleggen documenten bij verzoekers met een regulier verblijfsrecht
In beginsel wordt geen vrijstelling van het overleggen van documenten verleend bij verzoekers met een regulier verblijfsrecht als blijkt dat sprake is van één van de onderstaande omstandigheden:
- •
de verzoeker beschikt over een document (bijvoorbeeld een identiteitsbewijs) dat ná de datum van de verleende reguliere verblijfsvergunning aan hem in persoon is afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst;
- •
op verzoek van de verzoeker ná de datum van de verleende reguliere verblijfsvergunning een rechtsfeit of rechtshandeling heeft plaatsgevonden waarbij de autoriteiten waarvan de verzoeker de nationaliteit bezit betrokken waren; of
- •
de verzoeker ná de datum van de verleende reguliere verblijfsvergunning vrijwillig naar het land van herkomst is gereisd, waarvan hij de nationaliteit bezit.
Er kunnen echter omstandigheden zijn om een verzoeker toch vrijstelling van het overleggen van documenten te verlenen ondanks dat één van bovenstaande omstandigheden zich heeft voorgedaan.
Artikel 4:84 Awb
Indien er geen bewijsnood wordt aangenomen dan kan beoordeeld worden of de zaak ingewilligd kan worden met toepassing van artikel 4:84 Awb. Dit houdt in dat er bezien wordt in hoeverre het in het individuele geval bij reguliere vergunninghouders wegens bijzondere omstandigheden onredelijk is om vast te houden aan de hierbovenstaande beleidsregels.
§ 3.6. Inontvangstneming verzoek
§ 3.6.1. Bevoegdheid burgemeester
Op grond van artikel 33, eerste tot en met derde lid, BVVN neemt de burgemeester verzoeken om naturalisatie in ontvangst van de volgende personen:
- Ingezetenen volgens de BRP
De hoofdregel: verzoeken om naturalisatie moeten worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de verzoeker als ingezetene is ingeschreven in de BRP. Het feit dat het verzoek om naturalisatie mede betrekking kan hebben op minderjarigen die hun hoofdverblijf hebben buiten deze gemeente, doet hier niet aan af.
- Vreemdelingen met een bijzondere status
Deze personen zijn vreemdelingen die weliswaar hun hoofdverblijf hebben in een gemeente maar die vanwege hun bijzondere status niet als ingezetene staan ingeschreven in de BRP. Dit gaat in het bijzonder om personen die deel uitmaken van diplomatieke zendingen of consulaire posten of die behoren tot het administratieve of technische personeel van die posten, en hun gezinsleden. Ook voor militairen van buitenlandse bases geldt dat zij niet als ingezetene worden ingeschreven in de BRP van hun hoofdverblijf. Daarnaast kunnen er nog andere, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, categorieën vreemdelingen zijn, die op dezelfde wijze worden behandeld. Deze vreemdelingen dienen hun verzoek om naturalisatie in bij de burgemeester van de gemeente van hun hoofdverblijf. Er zij overigens op gewezen dat in het algemeen bezwaar bestaat tegen het verblijf voor onbepaalde tijd van de hier bedoelde vreemdelingen (zie de toelichting bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN).
- Passanten
Dit zijn personen die nergens ter wereld hun hoofdverblijf hebben omdat zij per voer- of vaartuig steeds van verblijfplaats veranderen. Omdat deze personen geen hoofdverblijf binnen het Koninkrijk hebben in de zin van artikel 8, eerste lid, aanhef en sub c, RWN, gaat het hier uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, tweede lid, RWN om de volgende personen:
- •
oud-Nederlanders; of
- •
vreemdelingen getrouwd met of een geregistreerd partnerschap hebben met een Nederlander; of
- •
vreemdelingen die tijdens de meerderjarigheid binnen het Koninkrijk zijn geadopteerd door een Nederlander.
Verwacht mag worden dat passanten slechts sporadisch verzoeken om naturalisatie indienen.
Verzoeken van andere personen dan hierboven genoemd worden niet door de burgemeester in ontvangst genomen (artikel 33, vijfde lid, BVVN). Zo mogelijk deelt de burgemeester aan de verzoeker mee bij welke andere gemeente of Nederlandse diplomatieke en consulaire post in het buitenland het verzoek inpersoon kan worden ingediend.
Nadat de burgemeester een verzoek om naturalisatie in ontvangst heeft genomen, wordt daarop een datum van ontvangst en een dienststempel geplaatst (artikel 33, zesde lid, BVVN), waarna een kopie van het verzoek, als bewijs van inontvangstneming, aan de verzoeker wordt meegegeven (artikel 33, vierde lid, BVVN).
§ 3.7. Beoordeling volledigheid van het verzoek
3.7.1. Beoordeling bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (bij verzoeken om naturalisatie ingediend op of na 1 maart 2009)
De burgemeester controleert bij verzoeken om naturalisatie die op of ná 1 maart 2009 zijn ingediend of iedere persoon die om verkrijging van het Nederlanderschap heeft verzocht en die hiertoe wettelijk verplicht is, zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie paragraaf 3.4.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (model 2.30)). Alleen als het afleggen ervan redelijkerwijs niet gevraagd kan worden, zoals aan verzoekers die niet in staat zijn hun wil te bepalen of deze niet kunnen uiten of aan verzoekers aan wie het, door de burgemeester, is toegestaan zich bij de indiening van het verzoek om naturalisatie te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, hoeft de bereidverklaring niet ondertekend te zijn. Indien de verzoeker zich op de naturalisatieceremonie laat vertegenwoordigen door een gemachtigde, moet de verklaring van verbondenheid schriftelijk getekend door de verzoeker, worden aangeleverd door de gemachtigde op de ceremonie.
Indien een verzoeker om naturalisatie, ten aanzien van wie door de burgemeester is bepaald dat niet kan worden afgezien van invulling en ondertekening van de bereidverklaring, die bereidverklaring (model 2.30) niet heeft ingevuld en ondertekend of heeft verklaard niet bereid te zijn om de verklaring van verbondenheid af te leggen en desondanks toch in zijn verzoek om naturalisatie persisteert, brengt de burgemeester een negatief advies uit en wijst de Minister het verzoek om naturalisatie af (zie tevens paragraaf 3.9).
§ 3.7.2. Beoordeling verschuldigdheid naturalisatiegelden
Voorafgaand aan de administratieve behandeling van het verzoek om naturalisatie beoordeelt de burgemeester of en zo ja, welk bedrag de verzoeker dient te betalen overeenkomstig het BON. Indien de verzoeker naturalisatiegelden is verschuldigd, wordt hem dit meegedeeld en wordt hem de gelegenheid gegeven de betaling te verrichten (artikel 34, tweede lid, BVVN). Zie verder de toelichting bij artikel 13, eerste lid, RWN.
§ 3.7.3. Beoordeling verplichting afleggen naturalisatietoets
De burgemeester beoordeelt voorts of de verzoeker is vrijgesteld (artikel 3 BNT) of ontheven (artikel 4 BNT) van het afleggen van de naturalisatietoets als bedoeld in artikel 2, tweede lid, BNT. Is dat niet het geval, dan dient de verzoeker bij het verzoek om naturalisatie een Certificaat Naturalisatietoets, bedoeld in artikel 5 BNT te overleggen. Zie verder de toelichting bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN. Zie voor vrijstelling van de toets aldaar paragraaf 2.3 en voor ontheffing paragraaf 2.4.
§ 3.7.4. Buitenbehandelingstelling
Indien de verzoeker de verschuldigde naturalisatiegelden niet voldoet op het moment van indiening van het verzoek om naturalisatie, stelt de burgemeester hem in de gelegenheid om daartoe alsnog over te gaan binnen een termijn van zes weken na de indiening van het verzoek. Indien de verzoeker hieraan binnen deze termijn geen gevolg geeft, stelt de burgemeester het verzoek om naturalisatie buiten behandeling. In dat geval wordt geen advies uitgebracht, maar zendt de burgemeester het (incomplete) dossier aan de IND. Tegen de beslissing tot buitenbehandelingstelling kan binnen zes weken bezwaar worden ingediend bij de Minister van Justitie. Zie ook de toelichting bij artikel 13, eerste lid, RWN, paragraaf 3.
Indien de verzoeker niet alle gevraagde documenten overlegt op het moment van indiening van het verzoek om naturalisatie, stelt de burgemeester betrokkene in de gelegenheid om de ontbrekende documenten alsnog in te leveren binnen zes weken na de indiening van het verzoek. De burgemeester deelt dit aan de verzoeker mee op het moment van de indiening van het verzoek.
Indien na het verstrijken van de termijn van zes weken de gevraagde documenten niet zijn overgelegd en de verschuldigde naturalisatiegelden op dat moment ook nog niet zijn betaald, wordt het verzoek om naturalisatie door de burgemeester buitenbehandelinggesteld wegens niet (tijdige) betaling van die gelden (zie hierboven).
Zijn de verschuldigde naturalisatiegelden wél betaald, maar de gevraagde documenten die geen betrekking hebben op de financiële positie van verzoeker, nog niet overgelegd, dan wordt (negatief) advies uitgebracht aan de IND.
Doet zich de situatie voor als beschreven in de toelichting bij artikel 13, eerste lid, RWN, paragraaf 2.4 (verzoeker heeft weliswaar het hoge naturalisatietarief betaald, maar wenst in aanmerking te komen voor laag tarief en verzuimt daarvoor financiële stukken te overleggen), dan brengt de burgemeester eveneens advies uit.
De burgemeester dient in het advies duidelijk aan te tekenen dat de verzoeker weliswaar om aanvulling is gevraagd, maar dat hij in gebreke is gebleven.
Overeenkomstig artikel 4:5, eerste lid, Awb stelt de IND de verzoeker vervolgens opnieuw in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn de gevraagde documenten te overleggen. Indien de verzoeker de gevraagde documenten niet binnen deze redelijke termijn overlegt (dat wil zeggen de verzoeker legt onjuiste documenten over of reageert niet), kan de Immigratie- en Naturalisatie (IND) het verzoek buiten behandeling stellen. Indien het financiële stukken betreft van een verzoeker die voor laag naturalisatietarief in aanmerking wenst te komen (zie de toelichting bij artikel 13, eerste lid, RWN, paragraaf 2.4). In dit laatste geval beoordeelt de IND het verzoek om naturalisatie inhoudelijk.
De beslissing tot buitenbehandelingstelling dient aan de verzoeker te worden bekendgemaakt binnen vier weken nadat het verzoek onvoldoende is aangevuld of nadat de voor de aanvulling gestelde termijn ongebruikt is verstreken (artikel 4:5, vierde lid, Awb). Beslist de IND niet binnen vier weken, dan is buitenbehandelingstelling wettelijk niet meer toegestaan. In dat geval moet inhoudelijk op het verzoek om (mede)naturalisatie worden beslist.
§ 3.8. Voorbereiding advies
§ 3.8.1. Onderzoek juistheid verstrekte persoonsgegevens
De administratieve behandeling van het verzoek om naturalisatie vangt aan nadat:
- •
de verschuldigde naturalisatiegelden zijn voldaan, of de burgemeester van oordeel is dat geen naturalisatiegelden zijn verschuldigd; én
- •
het Certificaat Naturalisatietoets, bedoeld in artikel 5 BNT, is overgelegd, of de burgemeester van oordeel is dat de verzoeker is vrijgesteld of ontheven van het afleggen van de naturalisatietoets; dan wel
- •
de (overige) gevraagde aanvulling van het verzoek, noodzakelijk voor de beoordeling daarvan, is ontvangen (artikel 9, vierde lid, RWN).
Alsdan toetst de burgemeester de door de verzoeker verstrekte persoonsgegevens aan de gegevens die zijn opgenomen in de BRP (artikel 35, eerste lid, BVVN). Heeft het verzoek mede betrekking op personen die staan ingeschreven met een adres in een andere gemeente of kinderen voor wie medeverlening wordt verzocht, dan verzoekt hij de burgemeester van de betreffende gemeente om binnen vier weken (of in voorkomend geval de gezaghebber van het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, dan wel de Minister van Algemene Zaken van Aruba, Curaçao of Sint Maarten om binnen tien weken) de door verzoeker verstrekte persoonsgegevens te controleren (artikel 35, tweede lid, BVVN). De persoonsgegevens van vreemdelingen met een bijzondere status (zie hierboven paragraaf 3.6.1) worden getoetst aan de gegevens die zijn opgenomen in het door de Minister van Buitenlandse Zaken gehouden register protocollaire basisadministratie. De burgemeester verzoekt de Minister van Buitenlandse Zaken om binnen vier weken de gegevens van de betreffende vreemdelingen te controleren (artikel 35, vierde lid, BVVN). Ten aanzien van de zogenaamde passanten verzoekt de burgemeester, zo nodig, de Minister van Buitenlandse Zaken de persoonsgegevens zo mogelijk binnen tien weken te controleren (artikel 35, derde lid, BVVN). Zie het hoofdstuk Voorlichting in de desbetreffende Handleiding voor adressering aan de betreffende autoriteiten. Voor zover mogelijk onderzoekt de burgemeester de juistheid van de persoonsgegevens die niet op de hierboven aangegeven wijze kunnen worden gecontroleerd (artikel 35, vijfde lid, BVVN).
§ 3.8.2. Toetsing voorwaarden (mede)naturalisatie/naamsvaststelling en naamswiiziging
Vervolgens onderzoekt de burgemeester (artikel 36 BVVN):
- —
of wordt voldaan aan de voorwaarden voor (mede)naturalisatie (zie de toelichting bij artikel 8 RWN, artikel 9 RWN en artikel 11 RWN);
- —
of bij de naturalisatie namen moeten worden vastgesteld c.q. gewijzigd en wie daarmee moeten in-/toestemmen (zie de toelichting bij artikel 12 RWN);
- —
of het verzoek om naturalisatie in aanmerking komt voor inwilliging.
§ 3.8.3. Verhuizing tijdens de adviesfase
Verhuist de verzoeker vanuit gemeente X naar gemeente Y in de periode die ligt tussen indienen van het verzoek om naturalisatie en het uitbrengen van het advies, dan zijn de volgende situaties te onderscheiden.
- —
Het verzoek is compleet (de naturalisatiegelden zijn betaald, alle vereiste gegevens zijn verstrekt en alle gevraagde documenten zijn overgelegd). In dat geval brengt de burgemeester van de gemeente X advies uit aan de IND, waarbij mededeling wordt gedaan van de verhuizing naar de gemeente Y, onder opgave van het nieuwe adres.
- —
Het verzoek is nog niet compleet (de naturalisatiegelden zijn nog niet betaald, of alle vereiste gegevens zijn nog niet verstrekt, of alle gevraagde documenten zijn nog niet overgelegd). In dat geval wordt het verzoek met bijbehorende gegevens en documenten doorgezonden aan de burgemeester van de gemeente Y, met het verzoek de behandeling over te nemen. De burgemeester van de gemeente Y zorgt voor completering van het verzoek en brengt vervolgens advies uit aan de IND.
De in artikel 8, eerste lid, BON bedoelde afdracht van de geïnde naturalisatiegelden geschiedt, ongeacht door welke gemeente advies wordt uitgebracht, door de gemeente waar de gelden zijn betaald. Die gemeente behoudt ook altijd de vergoeding als bedoeld in artikel 8, tweede lid, BON.
§ 3.9. Uitbrengen advies
De burgemeester sluit het onderzoek af met het uitbrengen van een schriftelijk advies aan de IND over het verzoek om naturalisatie en over de eventuele naamsvaststelling c.q. naamswijziging (artikel 36, vijfde lid, BVVN. Zie model 2.22 HRWN).
De adviezen die kunnen worden uitgebracht zijn: ‘geen bezwaar’ en ‘bezwaar’.
De burgemeester zendt het verzoek om naturalisatie, de door hem over de verzoeker en andere betrokkenen ingewonnen inlichtingen, de bewijzen van persoonsgegevens (verklaringen en/of afschriften dan wel uittreksels van akten van de burgerlijke stand), de door verzoeker en andere betrokkenen ondertekende verklaringen en verzoeken, de overige door verzoeker overgelegde bewijsstukken, de afschriften uit de BRP en het advies aan de IND (artikel 37, eerste lid, BVVN). De burgemeester behoudt een kopie van het naturalisatiedossier in verband met de wettelijke bewaarplicht12.. In verband met de wettelijke behandeltermijn van een jaar is het van belang dat uit de stukken die aan de IND worden gezonden duidelijk blijkt op welke datum de naturalisatiegelden zijn betaald, op welke datum eventueel ontheffing van betaling is verleend en op welke datum de aanvullende stukken zijn overgelegd (zie ook de toelichting bij artikel 9, vierde lid, RWN). De IND bevestigt de ontvangst van het dossier aan de burgemeester (artikel 37, tweede lid, BVVN).
§ 3.10. Beslissing op het verzoek
Op het verzoek wordt beslist binnen één jaar na de betaling van de naturalisatiegelden, of na de beslissing tot ontheffing daarvan, dan wel nadat de gevraagde stukken, noodzakelijk voor de beoordeling van het verzoek, zijn ontvangen (artikel 9, vierde lid, RWN). De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) informeert de verzoeker over de beslissing tot afwijzing (artikel 38, eerste lid, BVVN). Beslissingen tot afwijzing, tot buitenbehandelingstelling of tot aanhouding van verzoeken worden per post aan verzoeker verzonden. In geval van een positieve beslissing stuurt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het betreffende uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap zo snel mogelijk aan de burgemeester van de woonplaats van de verzoeker. De burgemeester draagt zorg voor het bekendmaken van het besluit. (Zie ook paragraaf 3.13.) Het uittreksel vermeldt de naam van de persoon die is genaturaliseerd. Ook de mee-genaturaliseerde minderjarige kinderen worden in het uittreksel genoemd. Benadrukt wordt dat kinderen slechts hebben gedeeld in de naturalisatie, indien dit uitdrukkelijk is vermeld in het besluit tot verlening van het Nederlanderschap. Voor zover van toepassing blijkt uit de bekendmaking tevens de bij het naturalisatiebesluit totstandgekomen naamsvaststelling c.q. naamswijziging.
Indien van toepassing maakt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) na ontvangst van het terugmeldformulier een uitwisselingsformulier op, betreffende het uitwisselen van gegevens met betrekking tot verkrijging van nationaliteit (model 1.35). Dit is, ingevolge de Overeenkomst van Parijs van 10 september 1964, het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 en bilaterale afspraken met Duitsland, van toepassing bij verlening van het Nederlanderschap aan een persoon met de nationaliteit van België, Duitsland, Griekenland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk en Portugal.
Noorwegen is vanaf 19 december 2019 niet langer partij bij Hoofdstuk 1 van het Verdrag van Straatsburg. Uitwisseling op grond van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 is sindsdien niet langer nodig.
Het uitwisselingsformulier met Suriname
Bij een persoon van Surinaamse nationaliteit maakt de IND, na ontvangst van het terugmeldformulier, een formulier op gebaseerd op het Memorandum of Understanding inzake wederzijdse uitwisseling van informatie betreffende de verkrijging en verlies van de nationaliteit tussen Nederland en Suriname, ondertekend op 26 augustus 2008 (Model 1.35a) toe. De IND maakt één uitwisselingsformulier op per meerderjarige die door naturalisatie het Nederlanderschap verkregen heeft en die voorheen de Surinaamse nationaliteit bezat. Minderjarige kinderen die hebben gedeeld in de verkrijging van het Nederlanderschap van de ouder door naturalisatie en die voorheen de Surinaamse nationaliteit bezaten, staan vermeld op het uitwisselingsformulier van de ouder.
Bij zelfstandige verkrijging van het Nederlanderschap door naturalisatie van een minderjarige van Surinaamse nationaliteit wordt eveneens een uitwisselingsformulier opgemaakt.
N.B. Indien de persoon in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel wordt geen uitwisselingsformulier opgemaakt.
§ 3.11. Bezwaar
Een beslissing tot buitenbehandelingstelling, aanhouding of afwijzing van een verzoek om naturalisatie of tot afwijzing van een verzoek om medeverlening, is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen deze beslissingen kan een bezwaarschrift worden ingediend. De hoofdstukken 6 en 7 Awb zijn dan van toepassing. Ook in onder andere de volgende gevallen kan bezwaar worden ingediend:
- •
Als betrokkene het niet eens is met het besluit tot verlening van het Nederlanderschap, bijvoorbeeld omdat hij bezwaar heeft tegen de bij het besluit (niet) vastgestelde of gewijzigde naam. Op een dergelijk bezwaarschrift (te verzenden aan de IND) wordt beslist door de Kroon. Bij gegrondverklaring van het bezwaarschrift wordt het besluit voorgedragen bij Zijne Majesteit de Koning voor herziening. De herziening werkt terug tot de datum van het oorspronkelijke naturalisatiebesluit.
- •
Als betrokkene het niet eens is met het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap (wegens het niet nakomen van de afstandsplicht). Op het bezwaarschrift (te verzenden aan de IND) wordt beslist door Onze Minister. Bij gegrondverklaring van het bezwaarschrift wordt het besluit tot intrekking herroepen en wordt betrokkene geacht het Nederlanderschap niet te hebben verloren.
- •
Als betrokkene het niet eens is met de intrekking van het Nederlanderschap wegens fraude.
Een informatieve brief, waarin het beleid nader wordt toegelicht, is géén besluit in de zin van de Awb. Een bezwaarschrift gericht tegen een informatieve brief wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Hierbij kan worden gedacht aan een bezwaarschrift gericht tegen de bijlage bij de bekendmaking van het naturalisatiebesluit, waarin de naturalisandus wordt gewezen op de afstandsplicht.
Wordt een bezwaarschrift gegrond verklaard, dan zijn de volgende situaties te onderscheiden:
- •
Bij gegrondverklaring van een bezwaarschrift tegen buitenbehandelingstelling van een verzoek om naturalisatie wordt het verzoek alsnog in behandeling genomen en volgt een beslissing in eerste aanleg.
- •
Bij gegrondverklaring van een bezwaarschrift tegen aanhouding van een verzoek om naturalisatie zal ófwel de verzoeker alsnog worden voorgedragen voor verlening van het Nederlanderschap, ófwel wordt het verzoek afgewezen.
- •
Bij gegrondverklaring van een bezwaarschrift tegen afwijzing van een verzoek om naturalisatie wordt de verzoeker alsnog voorgedragen voor verlening van het Nederlanderschap, mits hij op het moment van de beslissing in bezwaar voldoet aan alle voorwaarden voor naturalisatie.
- •
Bij gegrondverklaring van een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een verzoek om medeverlening wordt het besluit waarbij de minderjarige werd afgewezen, herzien. Dit heeft tot gevolg dat, achteraf bezien, het kind geacht moet worden tegelijk met zijn ouder het Nederlanderschap te hebben verkregen.
In afwijking van de hoofdregel dat een beslissing op bezwaar wordt genomen met inachtneming van de feiten, omstandigheden en geldende regelgeving op het moment van de beslissing op bezwaar (ex nunc-toetsing), wordt een bezwaarschrift tegen afwijzing van een verzoek om medeverlening beoordeeld naar de feiten, omstandigheden en regelgeving ten tijde van de beslissing in eerste aanleg (ex tunc-toetsing). Dit vloeit voort uit het feit dat medeverlening aan de minderjarige is gekoppeld aan de situatie op de dag waarop aan de ouder het Nederlanderschap werd verleend. Om alsnog vanaf die dag Nederlander te kunnen worden, moet de minderjarige dus op die datum hebben voldaan aan alle vereisten voor medeverlening.
Let op! Het kan dus niet zo zijn dat een minderjarige hangende de bezwaarprocedure alsnog gaat voldoen aan de voorwaarden voor medeverlening. Dat zou immers betekenen dat de minderjarige het Nederlanderschap verwerft op een datum, waarop hij nog niet voldeed aan de vereisten voor medeverlening van het Nederlanderschap.
Beslistermijn bezwaar
Het bestuursorgaan moet op grond van artikel 7:10, derde lid, Awb binnen zes weken na het verstrijken van de bezwaartermijn op het bezwaarschrift beslissen. Ingevolge artikel 7:10, derde lid, Awb kan de beslistermijn éénmaal met ten hoogste zes verdaagd worden.
De beslistermijn op een bezwaarschrift tegen een naturalisatieweigering eindigt in het geval van een positieve beslissing op het moment dat de verzoeker de bekendmaking in ontvangst heeft genomen (in beginsel) op een naturalisatieceremonie. Als de IND niet binnen de wettelijke beslistermijn een beslissing kan nemen op het bezwaarschrift, dan zal de IND een in artikel 4:15 Awb of artikel 7:10 Awb genoemde opschortingsgrond toepassen om de beslistermijn op te schorten. Als niet binnen de wettelijke beslistermijn op bezwaar een ceremonie kan worden gehouden, dan zal de IND om de beslistermijn van het bezwaar op te schorten artikel 7:10, vierde lid en onder c Awb toepassen (naleving wettelijke procedurevoorschriften, hiermee wordt gedoeld op de uitreikingstermijn van artikel 60b lid 2 BVVN). Hiervoor zal de IND in overleg treden met de gemeente die het besluit moet uitreiken.
Opschortingsmogelijkheden Grondslag | Opschortingsgronden |
---|---|
a. Art. 4:15, eerste lid, sub b, Awb | Informatie gevraagd aan een buitenlandse instantie |
b. Art. 4:15, tweede lid, sub b, Awb | Vertraging toe te rekenen aan de aanvrager |
c. Art. 4:15, tweede lid, sub c, Awb | Overmacht |
d. Art. 7:10, derde lid, Awb | Verdaging met zes weken |
e. Art. 7:10, vierde lid, sub c, Awb | Naleving wettelijke procedurevoorschriften |
Ad a
Het moet hier gaan om een buitenlandse instantie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is geen buitenlandse instantie. Als aan de Minister van Buitenlandse Zaken wordt verzocht om bijvoorbeeld een ambtsbericht, is deze opschorting niet van toepassing. Deze opschortingsgrond is wel van toepassing als de IND informatie opvraagt aan de autoriteiten van een ander land (bijvoorbeeld verificatie van een brondocument).
Ad b
De beslistermijn wordt opgeschort om redenen die toe te rekenen zijn aan de verzoeker. Dat de beslistermijn op deze grond is opgeschort, kan ook achteraf worden geconstateerd. Als voorbeelden kunnen worden gegeven:
- •
de verzoeker stuurt enkele dagen voor afloop van de beslistermijn omvangrijke pakketten nadere gegevens;
- •
de verzoeker vraagt (om welke redenen dan ook) uitstel van bijvoorbeeld een hoorzitting en er bestaat aanleiding om dit verzoek te honoreren;
- •
de verzoeker heeft gevraagd om uitstel van een nader onderzoek;
- •
de verzoeker stuurt enkele dagen voor afloop van de beslistermijn informatie die aanleiding is voor nader onderzoek;
- •
de verzoeker heeft stukken naar het verkeerde bestuursorgaan gestuurd;
- •
de verzoeker verstrekt bij het verzoek onjuiste informatie of houdt informatie achter die van belang kan zijn voor de besluitvorming, waardoor vervolgens een nader onderzoek moet worden gedaan.
Ad c
Van overmacht zal niet vaak sprake zijn. Het gaat in ieder geval om een onmogelijkheid om te beslissen die wordt veroorzaakt door abnormale en onvoorziene omstandigheden die buiten toedoen van het bestuursorgaan zelf en die ook buiten zijn risicosfeer liggen: bij bijvoorbeeld brand, overstromingen of in geval van oorlog.
Als overmacht wordt in ieder geval niet aangemerkt:
- •
het niet tijdig ter beschikking komen van informatie van een ander bestuursorgaan;
- •
reguliere capaciteitsproblemen.
Ad d
De mogelijkheid tot schriftelijke verdaging met zes weken in de bezwaarfase behoeft geen nadere motivering.
Ad e
Een voorbeeld van het naleven van een wettelijk voorschrift in de naturalisatieprocedure (alleen in de bezwaarfase) is het afwachten van een naturalisatieceremonie.
Ingebrekestelling en dwangsom
Als na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn op bezwaar (dus de termijn van 12 weken na de dag waarop de primaire beslissing bekend is gemaakt) nog geen beslissing is genomen, kan de verzoeker de IND in gebreke stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit (artikel 4:17 Awb). Indien twee weken zijn verstreken na de dag waarop de verzoeker de IND in gebreke heeft gesteld en er is nog geen besluit genomen, dan gaat van rechtswege de automatische dwangsom lopen (artikel 4:17 t/m artikel 4:20 Awb). De dwangsom is verschuldigd tot en met de dag waarop de IND verzoeker informeert over de bekendmaking van de beslissing op bezwaar13.. Voorts kan de verzoeker gelijktijdig beroep instellen bij de rechter wegens het niet tijdig nemen van een besluit (artikel 6:12 Awb).
§ 3.12. (Hoger) beroep
Tegen een beslissing op het bezwaarschrift (bijvoorbeeld niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring) kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank, sector Bestuursrecht, binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft (artikel 8:7, tweede lid, Awb). De bepalingen in de hoofdstukken 6 en 8 Awb met betrekking tot de beroepsprocedure, zijn van toepassing. Verzoekers met hoofdverblijf buiten Nederland dienen beroep in te stellen bij de Rechtbank Den Haag, sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Op grond van artikel 8:23, tweede lid, Awb wordt in een beroepsprocedure de Kroon vertegenwoordigd door de Minister die het aangaat onderscheidenlijk door een of meer Ministers die het aangaat. In de naturalisatieprocedure is dat de Minister van Justitie.
Op grond van artikel 37 WRvS kan zowel de verzoeker als de Minister van Justitie hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De bepalingen van hoofdstuk 6 Awb (zie artikel 6:24 Awb) en hoofdstuk 8 Awb — met uitzondering van enkele artikelen (vergelijk artikel 39 WRvS) en voorzover daarvan in artikel 37 en volgende WRvS niet is afgeweken — zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 3.13. Naturalisatieceremonie
Vanaf 1 januari 2006 is de burgemeester verplicht de persoon aan wie het Nederlanderschap is verleend uit te nodigen voor een ceremonie waarin de verkrijging van het Nederlanderschap wordt gevierd. Op 1 oktober 2006 is hieraan een belangrijke wijziging toegevoegd. Vanaf die datum treedt het naturalisatiebesluit voor een daarin genoemde persoon pas in werking door uitreiking van het hem betreffende uittreksel daarvan, in de regel op een naturalisatieceremonie. Met ingang van 1 maart 2009 is voor het verkrijgen van het Nederlanderschap nog een vereiste ingevoerd, namelijk het afleggen van de verklaring van verbondenheid. Uitgangspunt bij de verklaring van verbondenheid is dat deze in persoon en mondeling wordt afgelegd tijdens de naturalisatieceremonie. Het uittreksel uit het naturalisatiebesluit wordt aan de naturalisandus bekendgemaakt door uitreiking en pas dan treedt het besluit, met terugwerkende kracht tot de datum van dagtekening, in werking. De naturalisandus moet daadwerkelijk op de naturalisatieceremonie verschijnen om rechten te kunnen ontlenen aan het naturalisatiebesluit. Verschijnt de naturalisandus niet, dan kan de verklaring van verbondenheid niet worden afgelegd en het uittreksel uit het naturalisatiebesluit niet worden bekendgemaakt.
Op grond van artikel 60b, tweede en vierde lid, BVVN is in Nederland de burgemeester bevoegd tot bekendmaking van het naturalisatiebesluit. Hij roept de naturalisandus tijdig op voor een naturalisatieceremonie. Verschijnt de opgeroepen persoon niet, dan vindt geen uitreiking plaats en wordt een oproeping voor de volgende ceremonie toegezonden. Zo nodig wordt een derde uitnodiging per aangetekende post verzonden. Wordt het besluit niet binnen een jaar na de dag waarop het is gedagtekend, bekendgemaakt, dan vervalt het in de regel. De naturalisandus is dan geen Nederlander geworden, maar dient daarvoor een nieuw verzoek tot naturalisatie of mogelijk een optieverklaring in te dienen dan wel af te leggen. In de uitzonderlijke situatie dat de burgemeester niet binnen één jaar na dagtekening van het naturalisatiebesluit driemaal de betrokkene een uitnodiging voor een naturalisatieceremonie heeft toegezonden, waardoor het naturalisatiebesluit niet binnen één jaar na de dag waarop het is gedagtekend bekend kon worden gemaakt, wordt het naturalisatiebesluit als tijdig uitgereikt aangemerkt. De naturalisandus is Nederlander. In deze gevallen dient een aantekening in de BRP, het IND-systeem en in het nationaliteitenregister te worden gemaakt.
Naturalisatiebesluiten van vóór 1 oktober 2006
Het naturalisatiebesluit dat vóór 1 oktober 2006 is getekend door Hare Majesteit de Koningin (het maakt daarbij niet uit of het ministeriële contraseign van ná 1 oktober 2006 is), treedt nog op de gebruikelijke wijze in werking, dat wil zeggen door toezending door de IND van de kennisgeving betreffende naturalisatie aan de betrokkene. Uitreiking is in dit geval niet nodig.
Naturalisatiebesluiten van ná 1 oktober 2006
Zodra een betrokkene wordt voorgedragen voor naturalisatie meldt de Minister dit aan de burgemeester. Met behulp van dit bericht verkrijgt de burgemeester inzicht in het aantal naturalisandi dat hij voor een bepaalde naturalisatieceremonie zal moeten uitnodigen. Ook betrokkene ontvangt een bericht over de voortgang van zijn naturalisatieverzoek.
Na ondertekening van het koninklijk besluit tot naturalisatie zendt de Minister de burgemeester zo spoedig mogelijk het desbetreffende uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap en het bijbehorend terugmeldformulier (artikel 38 BVVN).
Verzoeken om naturalisatie ingediend op of ná 1 maart 2009
De eis tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid geldt alleen voor verzoeken om naturalisatie die worden ingediend op of na 1 maart 2009. Vanaf 1 maart 2009 moeten de meeste naturalisandi bij de indiening van het verzoek om naturalisatie ook een bereidverklaring ondertekenen. Deze naturalisandi moeten bij de naturalisatieceremonie de verklaring van verbondenheid afleggen. Daarom moet vanaf 1 maart 2009 een onderscheid gemaakt worden tussen de naturalisandus die alleen verplicht is te verschijnen op een naturalisatieceremonie en de naturalisandus die bovendien een verklaring van verbondenheid moet afleggen. De burgemeester kan ervoor kiezen beide groepen op een aparte naturalisatieceremonie uit te nodigen of kan de groep die daartoe niet verplicht is, vragen om de verklaring van verbondenheid vrijwillig af te leggen. De ceremonie uitvoerende instanties hebben hierin vrijheid om naar eigen behoefte vorm te geven aan de invulling hiervan. Voorop staat wel dat degene die niet een wettelijke plicht heeft de verklaring van verbondenheid af te leggen, daartoe niet gedwongen kan worden.
§ 3.13.1. De oproeping
De op te roepen personen
De burgemeester roept de persoon op te verschijnen die ten tijde van het indienen van het naturalisatieverzoek 16 jaar of ouder was. Was de naturalisandus of mede-naturalisandus jonger dan 16 jaar dan roept de burgemeester zijn wettelijke vertegenwoordiger op (artikel 60b, tweede lid BVVN). De oproeping vindt plaats door middel van een schriftelijke uitnodiging aan de naturalisandus of zijn wettelijke vertegenwoordiger. In beginsel wordt die wettelijk vertegenwoordiger opgeroepen die namens de minderjarige naturalisandus het naturalisatieverzoek heeft ingediend (artikel 2, derde lid RWN). Zie ook bijlage 1 (tabel oproepen en uitreiken).
De termijn van oproeping
De oproeping vindt tijdig voor de uitreiking plaats binnen zes weken na de dag van dagtekening van het naturalisatiebesluit. Wegens bijzondere omstandigheden kan deze termijn met een redelijke periode worden verlengd (artikel 60b, tweede lid BVVN).
Indien de opgeroepen persoon niet verschijnt, en hij heeft geen (succesvol) beroep op zwaarwegende redenen gedaan, wordt hij opnieuw opgeroepen. Na de eerste afwezigheid kan worden nagegaan of de uitnodiging aan het juiste adres is gestuurd. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat de bevolkingsadministratie van de gemeente het juiste adres bevat. Is de betrokkene ook na de tweede oproep niet verschenen, dan verzendt de burgemeester een derde oproep per aangetekende post. Wie geen van deze drie keren verschijnt, zal daarna zich alsnog voor een uitreiking kunnen melden. De betrokken persoon zal dan voor een (eerst)volgende ceremonie worden uitgenodigd, tenzij het desbetreffende uittreksel — behoudens een eerdere rechterlijke vernietiging van het besluit inzake de wijze van uitreiking — alsdan zou worden uitgereikt één jaar na dagtekening ervan.
In de oproeping dient de betrokkene in ieder geval ook gewezen te worden op de (automatische) vervaltermijn van een jaar. (Zie paragraaf 3.13.2).
§ 3.13.2. De uitreiking/naturalisatieceremonie
Algemeen
Het naturalisatiebesluit treedt als regel in werking door uitreiking in persoon tijdens een ceremoniële bijeenkomst van het desbetreffende uittreksel daarvan, nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd. Slechts in bijzondere gevallen kan de burgemeester hiervan afwijken. Onder zeer bijzondere omstandigheden wordt het uittreksel buiten de naturalisatieceremonie om uitgereikt of toegezonden aan de betrokkene nadat de verklaring van verbondenheid, al dan niet schriftelijk, daadwerkelijk is afgelegd. (Zie hiervoor paragraaf 3.13.3). Het besluit werkt na bekendmaking terug tot het moment waarop het besluit is gedagtekend (artikel 60b, eerste lid BVVN). Dit betekent dat een nieuw feit dat zich heeft voorgedaan in de periode tussen de vaststelling van het besluit en de bekendmaking daarvan, geen reden vormt het naturalisatiebesluit opnieuw te beoordelen. Wie in deze tussenliggende periode in strijd met de openbare orde handelt, verkrijgt niettemin het Nederlanderschap. Ook de als minderjarige aangemelde persoon die in de tussenliggende periode meerderjarig is geworden, wordt niet opnieuw aan de voorwaarden getoetst. Hoewel een op of na de dagtekening overleden persoon niet meer in persoon kan verschijnen, zal ook deze persoon Nederlander worden zodra het naturalisatiebesluit aan een belanghebbende is uitgereikt of bekendgemaakt. Overigens dient als regel de betrokken naturalisandus in de tussenliggende periode wel te voldoen aan zijn vreemdelingrechtelijke verplichtingen; hij is tot de uitreiking immers geen Nederlander. Het niet voldoen aan deze verplichtingen heeft echter geen gevolgen voor de uitreiking van het besluit.
Vervaltermijn van één jaar
Is een jaar na de dag van ondertekening van het naturalisatiebesluit verstreken zonder dat de naturalisandus (op een naturalisatieceremonie) is verschenen en het besluit derhalve niet aan hem is bekendgemaakt, dan vervalt het naturalisatiebesluit (artikel 60b, elfde lid, BVVN). De vervaltermijn van één jaar is opgeschort indien sprake is van bezwaar- en beroep tegen het besluit inzake de wijze van bekendmaking van de optiebevestiging en/of de wijze van aflegging van de verklaring van verbondenheid. Om te voorkomen dat het besluit daardoor zou vervallen, is bepaald dat de termijn van één jaar door het instellen van bezwaar of beroep wordt opgeschort totdat daarop onherroepelijk is beslist. De vervaltermijn van één jaar wordt stopgezet op het moment dat de burgemeester of de rechtbank het bezwaar- dan wel beroepschrift heeft ontvangen en gaat weer lopen op het moment dat de beslissing van de burgemeester of de rechtbank onherroepelijk is geworden en dus geen rechtsmiddelen meer openstaan. De termijn loopt dan na de beslissing in bezwaar of beroep verder en vangt niet opnieuw aan. Onder beroep wordt mede hoger beroep begrepen (artikel 60b, elfde lid, BVVN).
Dit kan bijvoorbeeld spelen indien betrokkene heeft verzocht om de verklaring van verbondenheid schriftelijk te mogen afleggen en dit door de burgemeester geweigerd is. Dit kan ook voorkomen indien betrokkene een beroep op zwaarwegende redenen heeft gedaan om niet op de naturalisatieceremonie te verschijnen en dit door de burgemeester is afgewezen.
De naturalisandus die niet is verschenen en wiens besluit is vervallen, kan enkel een nieuw verzoek om naturalisatie indienen om zo alsnog Nederlander te worden. Tegen het vervallen van het naturalisatiebesluit, als gevolg van het verstrijken van de vervaltermijn van één jaar na de dagtekening van het besluit staat geen bezwaar of beroep open. Het betreft immers verval van rechtswege.
Termijn van uitreiking
De burgemeester reikt het desbetreffende uittreksel uit binnen zes weken na de verzending van de oproeping (artikel 60b, vierde lid BVVN). Ingeval het uittreksel niet tijdig is aangeleverd bij de burgemeester of is zoekgeraakt voordat dit is uitgereikt, volstaat een kopie of een fax voor de uitreiking.
De personen aan wie het besluit wordt uitgereikt
De burgemeester reikt het uittreksel van het besluit uit aan de naturalisandus of medenaturalisandus die ten tijde van het indienen van het naturalisatieverzoek 16 jaar of ouder was en ná het afleggen van de verklaring van verbondenheid door de personen die hiertoe verplicht zijn. Was de betrokkene op dat tijdstip jonger dan 16 jaar dan wordt het uittreksel uitgereikt aan zijn wettelijke vertegenwoordiger (artikel 60b, vijfde lid BVVN). Zie ook bijlage 1 (tabel oproepen en uitreiken).
Bij een verzoek om medeverlening dient de hoofdpersoon in wiens naturalisatie wordt gedeeld, op de ceremonie aanwezig te zijn. Indien deze persoon niet aanwezig is, dan wordt het uittreksel, waarop zowel de hoofdnaturalisandus als het in diens naturalisatie delende minderjarig kind vermeld staan, niet aan het eventueel aanwezige kind uitgereikt. Dit kind noch de hoofdnaturalisandus worden op dat moment Nederlander. In dat geval wordt de hoofdnaturalisandus voor de volgende ceremonie opgeroepen, op de wijze die hierboven is beschreven bij ‘termijn van oproeping’.
De persoon aan wie het besluit wordt uitgereikt, dient ter identificatie van hemzelf (en, indien van toepassing, de persoon die hij vertegenwoordigt) een (geldig) identiteitsbewijs te overleggen.
Verhuizing
De bekendmaking van het besluit is opgedragen aan de burgemeester van de woonplaats van de betrokkene, zoals die ten tijde van de ondertekening van het besluit, althans op het moment van de toezending van het desbetreffende uittreksel, bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vanuit de bevolkingsadministratie bekend is. Verhuist de betrokkene daarna, dan kan de burgemeester aan wie het desbetreffende uittreksel is toegezonden, de uitreiking zelf verrichten of deze (door middel van een machtiging) overdragen aan de burgemeester van de nieuwe woonplaats van betrokkene. Indien de burgemeester aan wie het desbetreffende uittreksel is toegezonden, ondanks verhuizing van de naturalisandus naar een andere gemeente, de uitreiking zelf verricht, dan stelt hij de burgemeester van de nieuwe woonplaats van de naturalisandus van deze uitreiking in kennis.
§ 3.13.3. Afleggen verklaring van verbondenheid
Algemeen
Voor naturalisandi die op of na 1 maart 2009 een verzoek om naturalisatie indienen, bevat de naturalisatieceremonie na die datum een onderdeel waarin zij de verklaring van verbondenheid afleggen. De verklaring van verbondenheid en het afleggen ervan is de onderstreping van het moment van de verkrijging van de nieuwe nationaliteit; het Nederlanderschap. Het is het moment dat nieuwe rechten en plichten meebrengt, welke men kenbaar aanvaart. Met het afleggen van de verklaring van verbondenheid verklaart de burger dat hij zich bewust is van de betekenis van aanvaarding en verkrijging van de nieuwe nationaliteit. De verklaring van verbondenheid wordt altijd in het Nederlands afgelegd. De verklaring van verbondenheid en de twee varianten voor de bevestiging zijn wettelijk bepaald in artikel 23 RWN. Daarmee staat de uit te spreken tekst wettelijk vast. Er kan geen sprake zijn van het uitspreken van een vertaling van de tekst.
Hoofdregel: mondeling afleggen in persoon
De verklaring van verbondenheid wordt in persoon, in beginsel op een naturalisatieceremonie, doorgaans mondeling en (altijd) in het Nederlands afgelegd voordat het naturalisatiebesluit aan hem wordt uitgereikt. De burgemeester bepaalt op welke wijze het afleggen van de verklaring van verbondenheid nader wordt ingevuld14.. Het is derhalve aan de burgemeester overgelaten te bepalen of de verklaring van verbondenheid geheel of gedeeltelijk collectief of individueel wordt afgelegd. Ook andere organisatorische zaken, zoals wel of niet onderscheid maken tussen een groep die de verklaring bevestigd met ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en een groep die de verklaring aflegt met ‘Dat verklaar en beloof ik’, is aan de burgmeester ter nader invulling overgelaten.
De bevestiging ter fine van de verklaring van verbondenheid
De verklaring van verbondenheid wordt besloten met het uitspreken van de bevestiging ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ òf ‘Dat verklaar en beloof ik’. De keuze is aan de verzoeker. De tekst van de bevestiging staat wettelijk vast en van deze tekst kan niet worden afgeweken.
Uitreikende autoriteit maakt aantekening
De burgemeester houdt van verzoeken om naturalisatie ingediend op of na 1 maart 2009 bij óf een verklaring van verbondenheid is afgelegd en de wijze waarop dit is gebeurd. Het feit van aflegging tekent de burgemeester aan op het terugmeldformulier (model 2.29 of 2.29a) dat aan de IND wordt verzonden (zie tevens paragraaf 2.12.5Procedurele aspecten na de terugmelding).
Verzoekers die de verklaring van verbondenheid moeten afleggen (zie ook schema in paragraaf 3.4.1)
Vanaf 1 maart 2009 moet iedere meerderjarige verzoeker, die op of na 1 maart 2009 een verzoek om naturalisatie heeft ingediend, op de naturalisatieceremonie de verklaring van verbondenheid afleggen. Daarnaast geldt de verplichting tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid vanaf 1 maart 2009 ook voor de minderjarige naturalisandus die op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie, op grond van artikel 11, vierde lid, RWN wordt ingediend zestien jaar of ouder is.
De minderjarige die ten tijde van de indiening van het verzoek om naturalisatie jonger is dan zestien jaar hoeft niet uitgenodigd te worden om te verschijnen op de naturalisatieceremonie en hoeft geen verklaring van verbondenheid af te leggen. Ook medenaturalisandi van 16 of 17 jaar (artikel 11, derde lid, RWN) zijn niet verplicht om de bereidverklaring en de verklaring van verbondenheid af te leggen. Hier wordt op termijn door de wetgever in voorzien. Deze medenaturalisandi moeten echter wel verplicht op een naturalisatieceremonie verschijnen15..
Niet verschijnen op een naturalisatieceremonie
Uittreksels uit het besluit tot verlening van het Nederlanderschap zijn op één naam gesteld. Er kan echter sprake zijn van kinderen die delen in verkrijging van het Nederlanderschap. Indien de opgeroepen naturalisandus, die verplicht is te verschijnen en de verklaring van verbondenheid af te leggen, niet verschijnt op de naturalisatieceremonie, kan het uittreksel van het naturalisatiebesluit niet worden uitgereikt. De uittreksels betreffende de minderjarige kinderen die met de naturalisandus zouden meenaturaliseren, worden dan ook niet uitgereikt, ook al zijn de kinderen wel aanwezig op de naturalisatieceremonie. De uitreiking van het uittreksel uit het naturalisatiebesluit wordt in dat geval aangehouden16.. Bij de volgende naturalisatieceremonie kan de (hoofd)naturalisandus alsnog op de ceremonie verschijnen en de verklaring van verbondenheid afleggen. Zo nodig wordt de uitnodiging nog eenmaal, dit maal per aangetekende brief, herhaald (artikel 60a, tiende lid, BVVN). Pas dan kan het de naturalisandus betreffende uittreksel van het naturalisatiebesluit en eventueel de meenaturaliserende kinderen betreffende uittreksels worden uitgereikt en verkrijgen zij allen de Nederlandse nationaliteit. Indien de (hoofd)naturalisandus niet op een naturalisatieceremonie is verschenen (en dus niet de verklaring van verbondenheid heeft afgelegd), vervalt het naturalisatiebesluit een jaar na dagtekening ervan.
Weigering afleggen verklaring van verbondenheid
Indien de naturalisandus zich bij de indiening van het verzoek om naturalisatie wel bereid heeft verklaard (model 2.30) de verklaring van verbondenheid af te leggen, maar komt hij deze toezegging niet na en door de burgemeester is geen vrijstelling van het afleggen van deze verklaring gegeven, dan zal het uittreksel van het naturalisatiebesluit niet worden uitgereikt en het Nederlanderschap niet verkregen worden.
Dit geldt ook voor de minderjarige naturalisandus van zestien of zeventien jaar die op grond van artikel 11, vierde lid, RWN een verzoek om naturalisatie heeft ingediend en die wettelijk verplicht is de verklaring van verbondenheid af te leggen en deze verplichting niet nakomt. Ook aan de kinderen die wel aanwezig zijn en die met de naturalisandus zouden meenaturaliseren, wordt het hen betreffende uittreksel uit het naturalisatiebesluit niet uitgereikt en zij worden dus geen Nederlander17..
De niet uitreiking is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bezwaar en beroep staat dan ook niet open. De verklaring van verbondenheid is immers een wettelijke voorwaarde voor de uitreiking van het besluit en om Nederlander te kunnen worden door naturalisatie.
§ 3.13.4. Zwaarwegende redenen en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid
§ 3.13.4.1. Zwaarwegende redenen om niet op een naturalisatieceremonie te verschijnen
Algemeen
Het naturalisatiebesluit treedt als regel in werking door uitreiking in persoon van het desbetreffende uittreksel aan de opgeroepen persoon. Dit is een wettelijk gegeven, waartegen geen rechtsmiddel openstaat. Van de regel om in persoon te verschijnen kan slechts in bijzondere omstandigheden wegens zwaarwegende redenen worden afgeweken. In zulke uitzonderingsgevallen kan de betrokkene, nadat een daartoe strekkend besluit door de burgemeester is genomen, door een gemachtigde worden vertegenwoordigd. Ook kan in die gevallen de burgemeester besluiten de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen, waarbij te denken is aan een uitreiking buiten de naturalisatieceremonie om of aan toezending per post van het uittreksel. Om uitgezonderd te worden van de regel in persoon te verschijnen, dient betrokkene een daartoe strekkend verzoek in te dienen.
De beoordeling of sprake is van zwaarwegende redenen ligt geheel bij de burgemeester. Deze beoordeling is een beslissing in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar bij de burgemeester en beroep bij de bestuursrechter openstaan.
Bij zwaarwegende redenen kan worden gedacht aan de fysieke en/of psychische onmogelijkheid in persoon te verschijnen (zie toelichting in de Handleiding bij artikel 2, tweede lid RWN). Deze zwaarwegende redenen dienen te worden aangetoond aan de hand van een verklaring van een onafhankelijk arts. Als dit voldoende is aangetoond, kan betrokkene zich laten vertegenwoordigen door een daartoe schriftelijk gemachtigde meerderjarige persoon, mits voldoende zekerheid kan worden verkregen over de identiteit van de gemachtigde en de betreffende opgeroepen persoon (artikel 3, tweede lid BVVN is van overeenkomstige toepassing). De gemachtigde dient in persoon te verschijnen en verschaft de nodige zekerheid over zijn identiteit door het overleggen van een geldig identiteitsbewijs. De machtiging dient op schrift te zijn gesteld en ondertekend te zijn door de persoon wiens verschijning in persoon is vereist. De gemachtigde dient ter identificatie een geldig identiteitsbewijs van de betrokken persoon te overleggen (en tevens de andere gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van het geval). Onder zwaarwegend wordt niet verstaan strikt tijdelijke omstandigheden zoals het hebben van vakantie, het volgen van een cursus, het niet vrij kunnen krijgen van werk, enz. Bij een tijdelijke belemmering wordt in eerste instantie, in overleg met betrokkene, onderzocht of deelname aan een volgende naturalisatieceremonie uitkomst biedt. Onder zwaarwegend wordt bijvoorbeeld verstaan een langdurige zware depressie of een andere, ernstige psychologische belemmering.
Belangenafweging
Uitgangspunt van de regelgeving is dat de opgeroepen persoon zoveel mogelijk op de naturalisatieceremonie verschijnt. Dit betekent dat het de burgemeester vrijstaat, op verzoek van de betrokkene zelf, in overleg met hem een andere datum te bepalen waarop een ceremonie wordt gehouden en hij toch kan verschijnen. Daarbij is het overigens wel van belang dat de duur van de periode die ligt tussen de vaststelling van het naturalisatiebesluit en de uitreiking van het desbetreffende uittreksel, zo beperkt mogelijk blijft, in ieder geval niet langer dan een jaar.
Procedure
Bij een beroep op zwaarwegende redenen overweegt de burgemeester eerst of sprake is van een tijdelijke dan wel blijvende reden om niet te verschijnen. Bij een tijdelijke reden onderzoekt de burgemeester of betrokkene binnen een redelijke termijn toch aanwezig kan zijn op een naturalisatieceremonie. Als dat het geval is, wordt in overleg met hem een nieuwe datum bepaald.
Bij een blijvende reden om niet te verschijnen, dan wel ingeval de volgende ceremonie pas na lange tijd plaatsvindt, wordt als volgt gehandeld. Als betrokkene niet binnen een redelijke termijn aanwezig kan zijn, bijvoorbeeld vanwege een blijvende lichamelijke handicap, bepaalt de burgemeester of het beroep op zwaarwegende redenen gegrond is. Als dit het geval is, beslist de burgemeester dat betrokkene zich laat vertegenwoordigen door een daartoe schriftelijk gemachtigde, meerderjarige persoon. Ingeval dit laatste niet mogelijk is, kan de burgemeester het besluit na het al dan niet schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid op een andere wijze bekendmaken, bijvoorbeeld door uitreiking in persoon buiten de naturalisatieceremonie om of door toezending per post van het desbetreffende uittreksel.18. Als het beroep op zwaarwegende redenen niet gegrond is, dan wijst de burgemeester het beroep af. Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open.
Indien de opgeroepen persoon op of na de dag waarop het naturalisatiebesluit is gedagtekend, is overleden, wordt het desbetreffende uittreksel aan een andere belanghebbende, al naar gelang de omstandigheden, uitgereikt of toegezonden. Een belanghebbende kan in dit geval zijn een kind dat na de dag van dagtekening van het besluit, is geboren. Onder belanghebbende kan ook worden verstaan een (voormalige) (huwelijks-)partner of een familielid van de overleden persoon.
§ 3.13.4.2. Mondeling afleggen verklaring van verbondenheid en uitzonderingen
Hoofdregel: mondeling afleggen in persoon
Uitgangspunt is dat de verklaring van verbondenheid persoonlijk wordt afgelegd tijdens een naturalisatieceremonie waarbij het uittreksel uit het besluit tot verlening van het Nederlanderschap wordt uitgereikt. De verklaring van verbondenheid wordt in het Nederlands en doorgaans mondeling afgelegd19.. Van de verplichting tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid kan geen vrijstelling worden gegeven, tenzij het afleggen ervan redelijkerwijs niet gevraagd kan worden. Het mondeling of schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid kan niet worden overgelaten aan een gemachtigde gezien het persoonlijke karakter van de verklaring.
Uitzondering I op de hoofdregel: Niet mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, maar schriftelijk
Voor een enkele naturalisandus kan een uitzondering gemaakt worden. Indien van de naturalisandus door omstandigheden redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling uitspreekt tegenover de bevoegde autoriteit, wordt een schriftelijke verklaring van verbondenheid ondertekend. Voor het schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid zijn twee modellen ontwikkeld. In model 4.1 is de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met de bevestiging ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en in model 4.2 de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met ‘Dat verklaar en beloof ik’. De verzoeker moet (volgens de dáár geldende regels) bij het indienen van het verzoek om naturalisatie wel de bereidverklaring invullen en ondertekenen. De beoordeling of sprake is van de hier bedoelde omstandigheden, ligt bij de burgemeester20. en wordt gestaafd door ten minste één door of namens de optant overgelegde bewijsstuk(ken).
De verklaring van verbondenheid wordt tevens schriftelijk afgelegd indien een persoon, vanwege zwaarwegende redenen, niet op een naturalisatieceremonie kan verschijnen, maar hij wel in staat is de verklaring van verbondenheid schriftelijk af te leggen. De gemachtigde die wél op de ceremonie verschijnt om namens de verzoeker het naturalisatiebesluit in ontvangst te nemen, overhandigt de burgemeester de schriftelijke verklaring van verbondenheid. De beoordeling of sprake is van zwaarwegende redenen ligt geheel bij de burgemeester (zie tevens paragraaf 3.13.4.1).
In bovenstaande gevallen kan na het overhandigen aan de burgemeester van de ondertekende schriftelijk afgelegde verklaring van verbondenheid, tot uitreiking van het naturalisatiebesluit worden overgegaan, al dan niet aan een gemachtigde of op aangepaste wijze. Hierbij valt te denken aan een uitreiking buiten de ceremonie om of aan toezending van de bekendmaking van verlening van het Nederlanderschap aan de naturalisandus.
Uitzondering II op de hoofdregel: Niet afleggen van de verklaring van verbondenheid
Er zijn omstandigheden denkbaar waarbij de verzoeker in het geheel niet in staat is om de verklaring van verbondenheid af te leggen. Is de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat de verklaring van verbondenheid mondeling of schriftelijk af te leggen, dan wordt de verklaring van verbondenheid niet afgelegd. Het zal hier zeer uitzonderlijke gevallen betreffen. Indien de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen, wordt het naturalisatiebesluit bekendgemaakt, zonder dat de verklaring van verbondenheid is afgelegd.
In voorkomende gevallen geeft de burgemeester (meestal) bij de indiening van het verzoek om naturalisatie (door een gemachtigde) op het adviesblad bij punt 621. reeds aan dat het afleggen van de bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid niet mogelijk is vanwege de fysieke of psychische toestand van de verzoeker.22. Daarnaast heeft de burgemeester ten minste één door of namens de verzoeker overgelegde bewijsstuk(ken)23. toegevoegd. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een fysieke of psychische onmogelijkheid tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid ligt bij de Minister van Justitie. De verklaring van verbondenheid is immers een voorwaarde voor naturalisatie. Als uitgangspunt volgt de Minister van Justitie het advies in deze van de burgemeester.
Uitzondering III op de hoofdregel: Tussentijdse wijziging in de situatie van verzoeker
Het is mogelijk dat, tussen het afleggen van de bereidverklaring en de naturalisatieceremonie waar de verklaring van verbondenheid moet worden afgelegd de fysieke of psychische toestand van de verzoeker is gewijzigd. Het is aan de burgemeester om te beoordelen of en zo ja op welke wijze de verklaring van verbondenheid onder de gewijzigde omstandigheden wordt afgelegd. Voorbeeld: Indien een verzoeker na het ondertekenen van de bereidverklaring in coma is geraakt, zal hij de verklaring van verbondenheid niet langer kunnen afleggen. In dit geval wordt het naturalisatiebesluit bekendgemaakt zonder dat de verklaring van verbondenheid is afgelegd.
Mogelijke scenario's
Met betrekking tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid zijn de volgende, niet limitatieve, scenario's denkbaar:
Wijze bekendmaking | Wijze van afleggen verklaring van verbondenheid | ||
---|---|---|---|
Mondeling (artikel 60b, vierde lid, BVVN) | Schriftelijk (zie artikel 60b, vijfde lid, BVVN) | Niet (zie artikel 60b, zesde lid, BVVN) | |
Aan betrokkene op een naturalisatieceremonie | Scenario 1 | Scenario 2 | Scenario 3 |
Aan gemachtigde op een naturalisatieceremonie (artikel 60b, negende lid, BVVN) | Scenario 4 | Scenario 5 | |
Aan betrokkene op aangepaste wijze (artikel 60b, negende lid, BVVN) | Scenario 6 | Scenario 7 | Scenario 8 |
Ad 1. De verzoeker is aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid mondeling af
Deze situatie zal doorgaans het geval zijn. De verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie de bereidverklaring ondertekend. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt het besluit tot verlening van het Nederlanderschap aan de verzoeker uitgereikt.
Ad 2. De verzoeker is aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af
De verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie de bereidverklaring ondertekend. De burgemeester heeft, al dan niet bij de indiening van het verzoek om naturalisatie, bepaald dat van de verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt. Eerst na het overleggen van de schriftelijke verklaring van verbondenheid wordt tot uitreiking overgegaan.
De burgemeester kan ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid met de uitnodiging voor de naturalisatieceremonie mee te sturen, zodat de verzoeker de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid aan de burgemeester overhandigt, voordat de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de verzoeker wordt uitgereikt. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om op de naturalisatieceremonie zelf de schriftelijke verklaring van verbondenheid te laten ondertekenen.
Ad 3. De verzoeker is wel aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar kan de verklaring van verbondenheid niet afleggen
Bij het (door een gemachtigde) indienen van het verzoek om naturalisatie of na het indienen hiervan is gebleken dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen24.. Derhalve is afgezien van het invullen en ondertekenen van de bereidverklaring en van het afleggen van de verklaring van verbondenheid door de optant. Het naturalisatiebesluit wordt bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd.
Ad 4. De verzoeker is niet in persoon aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar laat zich vertegenwoordigen door een gemachtigde en legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af
Vanwege aangetoonde zwaarwegende redenen25. is de verzoeker vertegenwoordigd door een gemachtigde. De verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie de bereidverklaring ondertekend. De verzoeker moet de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid meegeven aan de gemachtigde. Eerst na het overleggen van de door de verzoeker ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid, wordt tot uitreiking aan de gemachtigde overgegaan. De burgemeester kan ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie aan de verzoeker of gemachtigde mee te geven, zodat de gemachtigde de door de verzoeker ondertekende verklaring op de naturalisatieceremonie aan de burgemeester kan overhandigen. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid met de uitnodiging voor de naturalisatieceremonie mee te sturen, zodat de verzoeker de ondertekende schriftelijke verklaring ter overhandiging aan de burgemeester aan de gemachtigde kan meegeven.
Ad 5. De verzoeker is niet in persoon aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar is vertegenwoordigd door een gemachtigde en legt de verklaring van verbondenheid niet af
Vanwege aangetoonde zwaarwegende redenen26. is de verzoeker vertegenwoordigd door een gemachtigde. Bij het (door een gemachtigde) indienen van het verzoek om naturalisatie is gebleken dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen27.. Er is derhalve afgezien van het invullen en onderteken van de bereidverklaring en er wordt afgezien van het afleggen van de verklaring van verbondenheid. In voorkomende gevallen wordt het naturalisatiebesluit aan de gemachtigde bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd.
Ad 6. De verzoeker is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid mondeling af
Bij het indienen van het verzoek om naturalisatie heeft de verzoeker de bereidverklaring ondertekend. Het verzoek van betrokkene om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is door de burgemeester gehonoreerd28.. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, wordt het naturalisatiebesluit aan de verzoeker uitgereikt.
Bijvoorbeeld indien de verzoeker vanwege langdurige ziekenhuisopname niet in staat is de naturalisatieceremonie bij te wonen, maar fysiek wel in staat is de verklaring van verbondenheid uit te spreken, kan de burgemeester een ‘privé naturalisatieceremonie’ organiseren op de kamer van de verzoeker. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, reikt de burgemeester de naturalisatiebesluit uit.
Ad 7. De verzoeker is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af
De verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie de bereidverklaring ondertekend. De burgemeester heeft, al dan niet bij de indiening van het verzoek om naturalisatie, bepaald dat van de verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt.
Het verzoek van de verzoeker om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is door de burgemeester gehonoreerd29.. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen.
Indien het naturalisatiebesluit bijvoorbeeld door het toezenden per post wordt bekendgemaakt, moet de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid voorafgaand aan die toezending in het bezit van de burgemeester zijn.
Ad 8. De verzoeker is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid niet af
Bij het (door een gemachtigde) indienen van het verzoek om naturalisatie is gebleken dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen30.. Derhalve is afgezien van het invullen en onderteken van de bereidverklaring en van het afleggen van de verklaring van verbondenheid. In voorkomende gevallen wordt het naturalisatiebesluit bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd. Het verzoek van de optant om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is gehonoreerd31.. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen.
§ 3.13.5. Procedurele aspecten na uitreiking
Terugmelding
Na uitreiking van het desbetreffende uittreksel stuurt de burgemeester door middel van het terugmeldformulier (model 2.29 of 2.29a) daarvan zo spoedig mogelijk een bericht aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (artikel 60b, negende lid BVVN). Op het terugmeldformulier vermeldt de burgemeester onder andere de datum waarop het besluit is bekendgemaakt en de wijze van bekendmaking. Ingevolge artikel 60b, twaalfde lid, BVVN deelt de uitreikende autoriteit de Minister mee ‘of en op welke wijze de verklaring van verbondenheid is afgelegd.’ Deze informatie wordt op het terugmeldformulier (model 2.29 of 2.29a) aangetekend en is alleen van toepassing op verzoeken om naturalisatie ingediend op of na 1 maart 2009. Ook vermeldt de burgemeester of hij na herhaalde oproepingen het besluit niet heeft kunnen bekendmaken, als gevolg waarvan het besluit is vervallen. De uittreksels die de burgemeester niet heeft kunnen uitreiken, stuurt hij terug aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Aan de hand van het terugmeldformulier stelt de minister vast of de betrokken naturalisandus Nederlander is geworden en zijn procedure kan worden afgesloten. Is betrokkene Nederlander geworden, dan worden de gegevens ten aanzien van deze verlening in het nationaliteitenregister opgenomen. Ook wordt na terugmelding de eventuele afstandsprocedure opgestart.
Archiveren schriftelijke verklaring
Indien de verklaring van verbondenheid schriftelijk is afgelegd (model 4.1 of 4.2), wordt deze verklaring gearchiveerd in het naturalisatiedossier bij de gemeente.
Eventuele onjuistheden in het desbetreffende uittreksel
De burgemeester wordt verzocht eventuele onjuistheden in het besluit zo spoedig mogelijk te melden aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) draagt (zonodig) in dat geval zorg voor een nieuw besluit. De burgemeester hoeft een eerder uitgereikt uittreksel niet door middel van een verbeterd exemplaar opnieuw uit te reiken. Ingeval het besluit reeds is bekendgemaakt, mag het verbeterd exemplaar (aangetekend) aan de betrokkene worden opgestuurd. Wanneer de burgemeester nog in het bezit is van het onjuiste uittreksel is het wenselijk dat hij dit, ter voorkoming van fraude, terugstuurt aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), alwaar het wordt vernietigd.
Bijlage 1: tabel oproepen en uitreiken
Kolom I | Kolom II | Kolom III | Kolom IV | |
---|---|---|---|---|
Optie en Naturalisatie | Meerderjarige dan wel zelfstandig minderjarige van 16 jaar of ouder | Zelfstandig minderjarige jonger dan 16 jaar | Mede-optie en Mede-naturalisatie | |
Jonger dan 16 jaar | 16 jaar of ouder | |||
Oproepen (artikelen 60a en 60b lid 2 BVVN) | Betrokkene | Wettelijk vertegenwoordiger | Mede-naturalisatie: wettelijk vertegenwoordiger (meestal de hoofd-naturalisandus) Mede-optie: hoofdoptant | Betrokkene (samen met de hoofdoptant of hoofd-naturalisandus) |
Uitreiken (artikelen 60a en 60b lid 5 BVVN) | Betrokkene | Wettelijk vertegenwoordiger | Mede-naturalisatie: wettelijk vertegenwoordiger (meestal de hoofd-naturalisandus) Mede-optie: hoofdoptant | Mede-naturalisatie: betrokkene Mede-optie: hoofdoptant |
Voetnoten
Het betreft hier de leeftijd op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie wordt ingediend.
Het betreft hier de leeftijd op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie wordt ingediend.
Het betreft hier de leeftijd op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie wordt ingediend.
Het betreft hier de leeftijd op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie wordt ingediend.
Zie hiervoor artikel 60b, vijfde lid en zesde lid BVVN.
Zie hiervoor artikel 60b, zesde lid, BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid, RWN.
Zie artikel 60b, vierde lid, BVVN.
Zie artikel 60b, vijfde lid, BVVN.
Zie AbRvS, 24 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:501
Zie bijvoorbeeld ABRvS, 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:869
Zie bijvoorbeeld ABRvS, 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:805
Zie bijvoorbeeld ABRvS, 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:109 en ABRvS, 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197
Zie bijvoorbeeld ABRvS, 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197 ro 2.3
Op grond van het Vaststellingsbesluit selectielijst archiefbescheiden gemeentelijke en intergemeentelijke organen is de bewaartermijn bij de voorbereiding van naturalisatie van vreemdelingen in geval van totstandkoming 2 jaar en in geval van niet-totstandkoming 12 jaar. Het naturalisatiebesluit en de bevestiging van verkrijging en verklaring van afstand nationaliteit moeten door de gemeenten permanent bewaard worden.
Zie ook uitspraak van rechtbank Noord-Nederland van 1 april 2021 (LEE 20/2884, ECLI:NL:RBNNE:2021:5695).
Zie artikel 60b, vierde lid, BVVN.
Artikel 60b, derde lid, BVVN.
Zie artikel 60b, derde lid en tiende lid, BVVN.
Zie toelichting bij artikel 60b, derde lid, BVVN.
Zie paragraaf 3.13.4.2 ‘Uitzondering (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid’.
Zie artikel 60b, vierde lid, BVVN en artikel 23, tweede lid, RWN.
Artikel 60a, vijfde lid, BVVN.
Zie hiervoor paragraaf 3.4.1 onder alinea ‘Uitzondering ondertekenen bereidverklaring’.
Zie artikel 60b, zesde lid, BVVN.
Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN; bijvoorbeeld een gemotiveerde medische verklaring van een onafhankelijk (behandelend) medisch specialist.
Zie artikel 60b, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.
Zie artikel 60b, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 7, RWN, paragraaf 3.13.4.
Zie artikel 60b, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 7, RWN, paragraaf 3.13.4.
Zie artikel 60b, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.
Zie artikel 60a, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 6, tweede lid RWN, paragraaf 2.12.4.
Zie artikel 60b, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 7, RWN, paragraaf 3.13.4.
Zie artikel 60b, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.
Zie artikel 60b, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.