Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/253
Staatsgeheim ex art. 98 Sr.
HR 02-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:168
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 februari 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
14/04157
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:168, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑02‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2502, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑09‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑05‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑04‑2015
- Wetingang
Art. 98 Sr; Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst - bijzondere informatie (Stcrt. 9 maart 2004, nr. 47; verder Vir-bi 2004)
Essentie
Hof heeft bij de beoordeling of een inlichting, voorwerp of gegeven als staatsgeheim als bedoeld in art. 98 Sr moet worden aangemerkt, de juiste maatstaf gehanteerd. Zijn oordeel dat de rechter bij zijn toetsing of een niet als zodanig gerubriceerde inlichting als staatsgeheim moet worden gekwalificeerd met behoedzaamheid te werk moet gaan is niet onjuist en doet geen afbreuk aan de vereiste zelfstandige oordeelsvorming door de rechter. Het feitelijke oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de desbetreffende stukken staatsgeheimen bevatten is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De omstandigheden dat een aantal stukken (E, F en G) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.