Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering
Artikel 94 Verhouding tot andere instrumenten
Geldend
Geldend vanaf 22-07-2019
- Bronpublicatie:
25-06-2019, PbEU 2019, L 178 (uitgifte: 02-07-2019, regelingnummer: 2019/1111)
- Inwerkingtreding
22-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-06-2019, PbEU 2019, L 178 (uitgifte: 02-07-2019, regelingnummer: 2019/1111)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Personen- en familierecht / Europees personen- en familierecht
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
1.
Behoudens lid 2 van dit artikel en de artikelen 95 tot en met 100, treedt deze verordening tussen de lidstaten in de plaats van de op het tijdstip van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2201/2003 bestaande overeenkomsten tussen twee of meer lidstaten, die betrekking hebben op onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld.
2.
Finland en Zweden hebben de mogelijkheid gekregen overeenkomstig artikel 59, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/2003 en onder de voorwaarden in punten b) en c) van die bepaling te verklaren dat de Overeenkomst van 6 februari 1931 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden houdende internationaal-privaatrechtelijke bepalingen ter zake van huwelijk, adoptie en voogdij, met het bijbehorende slotprotocol, in hun onderlinge betrekkingen geheel of gedeeltelijk toepasselijk is in plaats van die verordening. De respectieve verklaringen zijn in de bijlage van Verordening (EG) nr. 2201/2003 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Voornoemde lidstaten kunnen te allen tijde hun verklaring geheel of gedeeltelijk intrekken.
3.
In alle toekomstige overeenkomsten tussen de lid 2 genoemde lidstaten worden de bevoegdheidsregels die betrekking hebben op een in deze verordening geregeld onderwerp, in overeenstemming gebracht met de regels van deze verordening.
4.
Het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit van burgers van de Unie wordt geëerbiedigd.
5.
Beslissingen die in een van de Noordse staten die een verklaring als bedoeld lid 2 heeft afgelegd, zijn gegeven op een bevoegdheidsgrond die overeenkomt met een van de gronden waarin hoofdstuk II voorziet, worden in de overige lidstaten overeenkomstig de regels van hoofdstuk IV, afdeling 1, erkend en ten uitvoer gelegd.
6.
De betrokken lidstaten zullen aan de Commissie toezenden:
- a)
een afschrift van de in lid 3 bedoelde overeenkomsten en van de eenvormige wetten ter uitvoering daarvan;
- b)
elke opzegging of wijziging van de in de leden 2 en 3 bedoelde overeenkomsten en eenvormige wetten.
Deze informatie wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.