Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn
Bijlage IX Eisen voor bepaalde erkende en geregistreerde inrichtingen en bedrijven
Geldend
Geldend vanaf 28-11-2021
- Bronpublicatie:
05-11-2021, PbEU 2021, L 393 (uitgifte: 08-11-2021, regelingnummer: 2021/1925)
- Inwerkingtreding
28-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-2021, PbEU 2021, L 393 (uitgifte: 08-11-2021, regelingnummer: 2021/1925)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Hoofdstuk I. Vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren
Inrichtingen of bedrijven die voeder voor gezelschapsdieren vervaardigen als bedoeld in artikel 24, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 beschikken over adequate voorzieningen:
- a)
om het binnenkomende materiaal volkomen veilig op te slaan en te behandelen, en
- b)
om ongebruikte dierlijke bijproducten te verwijderen die na de vervaardiging van de producten overeenkomstig deze verordening overblijven, of zij moeten dit materiaal overeenkomstig de artikelen 12, 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en deze verordening naar een verbrandingsinstallatie, een meeverbrandingsinstallatie, een verwerkingsbedrijf of, als het gaat om categorie 3-materiaal, naar een biogas- of composteerinstallatie zenden.
Hoofdstuk II. Hantering van dierlijke bijproducten na de verzameling ervan
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de opslag van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 24, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en op de volgende handelingen die de hantering van dierlijke bijproducten na het verzamelen ervan omvatten, als bedoeld in artikel 24, lid 1, onder h), van die verordening:
- a)
sorteren;
- b)
snijden;
- c)
koelen;
- d)
invriezen;
- e)
zouten of andere conserveringsprocedés;
- f)
verwijderen van huiden;
- g)
verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal;
- h)
handelingen waarbij dierlijke bijproducten worden gehanteerd en die verricht worden in overeenstemming met de voorschriften van de veterinaire wetgeving van de Unie, zoals postmortemkeuringen of het nemen van monsters;
- i)
ontsmetting/pasteurisatie van dierlijke bijproducten die bestemd zijn voor omzetting in biogas of compost, voordat een dergelijke omzetting of compostering in een andere inrichting of een ander bedrijf plaatsvindt overeenkomstig bijlage V bij deze verordening;
- j)
zeven;
- k)
faseovergangsprocessen van categorie 3-materiaal, zoals thermocoagulering van bloed, centrifugering van bloed, insluiting als beschreven in hoofdstuk V van bijlage IX, hydrolysering van hoeven, varkenshaar, veren en haar, bestemd voor verwerking met verwerkingsmethoden als vastgesteld in deze verordening.
Afdeling 1. Algemene eisen
1
Bedrijfsruimten en voorzieningen waar tussenhandelingen worden uitgevoerd, moeten ten minste voldoen aan de volgende eisen:
- a)
zij zijn adequaat gescheiden van hoofdwegen waarlangs verontreiniging kan worden verspreid, en van andere bedrijfsruimten zoals slachthuizen. De ligging van de installaties waarborgt dat respectievelijk categorie 1- en categorie 2-materiaal vanaf de ontvangst tot de verzending volledig gescheiden blijven van categorie 3-materiaal, tenzij dit in volledig gescheiden gebouwen gebeurt;
- b)
het bedrijf heeft een overdekte ruimte voor de ontvangst en verzending van dierlijke bijproducten, tenzij de dierlijke bijproducten afgevoerd worden door installaties die de verspreiding van risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid voorkomen, zoals gesloten buizen voor vloeibare dierlijke bijproducten;
- c)
het bedrijf is zo gebouwd dat het eenvoudig kan worden gereinigd en ontsmet. Vloeren moeten zo aangelegd zijn dat vloeistoffen gemakkelijk wegvloeien;
- d)
het bedrijf is voorzien van adequate toiletten, kleedruimen, wasbakken voor het personeel en zo nodig, kantoorruimte die beschikbaar gesteld kan worden aan het personeel dat officiële controles uitvoert;
- e)
het bedrijf is voorzien van adequate voorzieningen die beschermen tegen schadelijke dieren zoals insecten, knaagdieren en vogels;
- f)
waar dit vereist is om de doelstellingen van deze verordening te bereiken, beschikken bedrijven over adequate opslagfaciliteiten met regelbare temperatuur en voldoende capaciteit waarin dierlijke bijproducten op geschikte temperaturen bewaard kunnen worden en die zo ontworpen zijn dat deze temperaturen gecontroleerd en geregistreerd kunnen worden.
2
Het bedrijf beschikt over adequate voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de (open of afsluitbare) recipiënten waarin dierlijke bijproducten worden geleverd, en van de voertuigen waarin zij worden vervoerd, schepen uitgezonderd. Er wordt gezorgd voor adequate voorzieningen voor het ontsmetten van voertuigwielen.
Afdeling 2. Hygiëne-eisen
1
Het sorteren van dierlijke bijproducten gebeurt zo dat elk gevaar voor verspreiding van dierziekten wordt voorkomen.
2
Gedurende de opslag worden dierlijke bijproducten gescheiden van andere goederen gehanteerd en opgeslagen, en wel zo dat elke verspreiding van ziekteverwekkers wordt voorkomen.
3
Dierlijke bijproducten worden adequaat, mede op de juiste temperatuur, opgeslagen totdat zij verder worden verzonden.
Afdeling 3. Verwerkingsnormen voor ontsmetting en pasteurisatie
Ontsmetting en pasteurisatie als bedoeld onder i) van de inleidende alinea van dit hoofdstuk wordt uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage V, hoofdstuk I, afdeling 1, punt 1, beschreven verwerkingsnormen of overeenkomstig alternatieve omzettingsparameters die overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 2, punt 1, van die bijlage zijn toegestaan.
Hoofdstuk III. Eisen voor de opslag van afgeleide producten
Afdeling 1. Algemene eisen
Bedrijfsruimten en voorzieningen moeten minstens aan de volgende eisen voldoen:
- 1.
bedrijfsruimten en voorzieningen waarin afgeleide producten van categorie 3-materiaal worden opgeslagen, zijn niet op hetzelfde terrein gelegen als bedrijfsruimten waarin afgeleide producten van categorie 1 of categorie 2-materiaal worden opgeslagen, tenzij versleping wordt voorkomen door de ligging en het beheer van de bedrijfsruimten, zoals door opslag in volledig gescheiden gebouwen;
- 2.
het bedrijf:
- a)
heeft een overdekte ruimte voor de ontvangst en verzending van afgeleide producten, tenzij de afgeleide producten:
- i)
afgevoerd worden door installaties die de verspreiding van risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid voorkomen, zoals gesloten buizen voor vloeibare producten, of
- ii)
aangeleverd worden in verpakkingen, zoals bigbags, of in afgedekte lekvrije recipiënten of vervoermiddelen;
- b)
is zo gebouwd dat het eenvoudig kan worden gereinigd en ontsmet. Vloeren moeten zo aangelegd zijn dat vloeistoffen gemakkelijk wegvloeien;
- c)
is voorzien van adequate voorzieningen met inbegrip van toiletten, kleedruimten en wasbakken voor het personeel;
- d)
is voorzien van adequate voorzieningen ter bescherming tegen schadelijke dieren zoals insecten, knaagdieren en vogels;
- 3.
het bedrijf beschikt over adequate voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de (open of afsluitbare) recipiënten waarin de afgeleide producten worden geleverd, en van de voertuigen, met uitzondering van schepen, waarin zij worden vervoerd;
- 4.
de afgeleide producten worden adequaat opgeslagen totdat zij verder worden verzonden.
Afdeling 2. Specifieke eisen voor de opslag van bepaalde soorten melk, melkproducten en melkderivaten
1
Om ervoor te zorgen dat er geen gevaar voor de gezondheid van mens of dier ontstaat, vindt de opslag van de producten als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 4, deel II, plaats bij een geschikte temperatuur in een daarvoor erkende of geregistreerde opslaginrichting of erkend of geregistreerd opslagbedrijf of in een speciaal daarvoor bestemde, afzonderlijke opslagruimte in een erkende of geregistreerde opslaginrichting of een erkend of geregistreerd opslagbedrijf.
2
Tijdens de opslag of bij de uitslag van de eindproducten genomen monsters moeten ten minste voldoen aan de microbiologische normen van bijlage X, hoofdstuk I.
Hoofdstuk IV. Geregistreerde exploitanten
1
Exploitanten van geregistreerde bedrijven of inrichtingen of andere geregistreerde exploitanten hanteren dierlijke bijproducten en afgeleide producten overeenkomstig de volgende voorwaarden:
- a)
de bedrijfsruimten zijn zo gebouwd dat zij zo nodig doeltreffend kunnen worden gereinigd en ontsmet;
- b)
de bedrijfsruimten zijn voorzien van adequate voorzieningen ter bescherming tegen schadelijke dieren als insecten, knaagdieren en vogels;
- c)
de installaties en apparatuur worden voor zover van toepassing in hygiënische toestand gehouden;
- d)
dierlijke bijproducten en afgeleide producten worden zodanig opgeslagen dat verontreiniging wordt voorkomen.
2
De exploitanten houden een administratie bij die voor de bevoegde autoriteit toegankelijk is.
3
Geregistreerde exploitanten die dierlijke bijproducten of afgeleide producten vervoeren, tenzij het gaat om vervoer tussen bedrijfsruimten van dezelfde exploitant, nemen met name het volgende in acht:
- a)
zij beschikken over informatie betreffende de identificatie van hun voertuigen, aan de hand waarvan het gebruik van de voertuigen voor het vervoer van dierlijke bijproducten of afgeleide producten kan worden gecontroleerd;
- b)
zij reinigen en ontsmetten hun voertuigen, indien van toepassing;
- c)
zij nemen alle overige maatregelen die nodig zijn om verontreiniging en verspreiding van op mens of dier overdraagbare ziekten te voorkomen.
Hoofdstuk V. Methoden van compostering in cellen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
1
Materiaal dat het resultaat is van compostering in cellen mag uitsluitend worden gebruikt of verwijderd in de lidstaat waar die methode door de bevoegde autoriteit is toegestaan.
2
De bevoegde autoriteit van een lidstaat stelt op verzoek de resultaten van officiële controles ter beschikking van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat wanneer een methode van compostering in cellen voor het eerst in die lidstaat wordt gebruikt, teneinde de algemene toepassing van de nieuwe methode te vergemakkelijken.
Afdeling 2. Methode
- A.
Aerobe rijping en opslag van op het bedrijf gestorven varkens en bepaalde ander materiaal van varkens met aansluitende verbranding of meeverbranding.
- 1.Betrokken lidstaten1.
Het proces van aerobe rijping en opslag van op het bedrijf gestorven varkens en bepaald ander materiaal van varkens met aansluitende verbranding of meeverbranding mag worden gebruikt in Frankrijk, Ierland, Letland en Portugal, en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat het materiaal na aerobe rijping en opslag wordt verzameld en verwijderd op het grondgebied van die lidstaat.
- 2.Grondstoffen
Voor dit proces mogen alleen de volgende grondstoffen van varkens mogen worden gebruikt:
- a)
categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9, onder f) i) tot en met iii), van Verordening (EG) nr. 1069/2009;
- b)
categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, onder h), van Verordening (EG) nr. 1069/2009.
Deze methode mag uitsluitend worden gebruikt voor de verwijdering van varkens uit hetzelfde bedrijf, mits dit bedrijf niet onderworpen is aan beperkende maatregelen in verband met een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van een ernstige overdraagbare ziekte bij varkens. Deze methode mag niet worden gebruikt voor dieren die zijn gestorven aan die ziekten of die ter bestrijding van ziekten zijn gedood, of voor delen van die dieren.
- 3.Methode
- 3.1.Algemene beginselen
De methode is een proces dat door de bevoegde autoriteit is toegestaan.
De locatie is geconstrueerd en ingericht overeenkomstig de milieubeschermingswetgeving van de Unie, om geuroverlast en risico's voor de bodem en het grondwater te voorkomen.
De exploitant:
- a)
neemt preventieve maatregelen tegen toegang van dieren en voert een gedocumenteerd programma in voor de bestrijding van ongedierte;
- b)
voert procedures in om de verspreiding van ziekten tegen te gaan;
- c)
voert procedures in ter voorkoming van de verspreiding van gebruikt zaagsel buiten het gesloten systeem.
De verwerking moet worden uitgevoerd in een gesloten systeem dat bestaat uit meerdere cellen met een waterdichte vloer en vaste wanden. Al het afvalwater dient te worden opgevangen; de cellen moeten aangesloten zijn op een afvoerpijp met een 6 mm-rooster voor het opvangen van vaste stoffen.
Grootte en aantal van de cellen moeten worden aangepast aan het sterfteniveau als bepaald in de permanente schriftelijke procedure bedoeld in artikel 29, lid 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, met voldoende capaciteit voor de sterfte op landbouwbedrijven gedurende een periode van ten minste acht maanden.
- 3.2.Fasen
- 3.2.1.Fase van vullen en opslag
De dode varkens of ander varkensmateriaal worden afzonderlijk met zaagsel bedekt en opgestapeld tot de cel vol is. Eerst wordt de bodem bedekt met een laag zaagsel van ten minste 30 cm dik. De karkassen en ander varkensmateriaal worden dan op deze eerste laag zaagsel gelegd, en elke laag van karkassen en andere varkensmateriaal wordt weer bedekt met een laag zaagsel van ten minste 30 cm dik.
Het personeel mag niet over het aldus opgeslagen materiaal heen lopen.
- 3.2.2.Fase van de rijping
Wanneer de cel vol is en een stijging van de temperatuur de afbraak van alle zachte weefsels mogelijk maakt, begint de rijpingsperiode, die ten minste drie maanden duurt.
Aan het einde van de vul- en opslagfase en tijdens de gehele rijpingsfase controleert de exploitant de temperatuur in elke cel met een temperatuursensor geplaatst 40 à 60 cm onder de top van de bovenste laag.
De elektronische aflezing en bewaking van de temperatuur moet door de exploitant worden geregistreerd.
Aan het einde van de vul- en opslagfase vormt de temperatuur een indicator of de stapel correct is opgebouwd. De gemeten temperatuur moet automatisch worden geregistreerd. Het doel is 55 °C te bereiken gedurende 3 opeenvolgende dagen, waaruit blijkt dat het rijpingsproces actief is, dat opbouw van de stapel doelmatig is en dat de rijpingsfase begonnen is.
De exploitant moet de temperatuur eenmaal per dag controleren en de volgende maatregelen moeten worden genomen, afhankelijk van de resultaten van deze metingen:
- a)
wanneer een temperatuur van ten minste 55 °C is gehandhaafd gedurende 3 opeenvolgende dagen kan de stapel worden verwijderd na een ononderbroken rijpingsfase van drie maanden, of op de locatie opgeslagen blijven in afwachting van latere verwijdering;
- b)
indien de temperatuur van 55 °C niet gedurende 3 opeenvolgende dagen wordt bereikt, dient de exploitant de maatregelen vastgelegd in de permanente schriftelijke procedure als bedoeld in artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 te nemen; Indien nodig kan de bevoegde autoriteit de verwerkingsmethode stopzetten; het materiaal moet dan worden verwijderd overeenkomstig artikel 13 van bovengenoemde verordening.
De bevoegde autoriteit kan een tijdslimiet vaststellen voor de opslagfase.
- 3.2.3.Vervoer en verbranding of meeverbranding
Het vervoer van het materiaal na afloop van de rijpingsfase naar de erkende verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie is onderworpen aan controles als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1069/2009 of Richtlijn 2008/98/EG.
- B.Hydrolyse gevolgd door verwijdering
- 1.Betrokken lidstaten2.
Hydrolyse gevolgd door verwijdering mag worden toegepast in Ierland, Spanje, Letland en Portugal, en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
De bevoegde autoriteit die dit toestaat, ziet erop toe dat het materiaal na hydrolyse in dezelfde lidstaat wordt verzameld en verwijderd.
- 2.Grondstoffen
Voor dit proces mogen alleen de volgende grondstoffen afkomstig van varkens, pluimvee of gekweekte haasachtigen worden gebruikt:
- a)
categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9, punt f), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1069/2009
- b)
categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, punt h), van die verordening.
Deze methode is uitsluitend van toepassing op de verwijdering van varkens, pluimvee of gekweekte haasachtigen uit hetzelfde bedrijf, mits dit bedrijf niet onderworpen is aan verbodsbepalingen vanwege een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van een ernstige overdraagbare ziekte onder varkens, pluimvee of gekweekte haasachtigen, en de dieren niet ter bestrijding van ziekten zijn gedood.
- 3.Methode
Hydrolyse gevolgd door verwijdering is een tijdelijke opslag ter plaatse. Hierbij worden de volgende normen in acht genomen:
- a)
na verzameling op een bedrijf waarvoor de bevoegde autoriteit het gebruik van de verwerkingsmethode heeft toegestaan op grond van een beoordeling van de veedichtheid op het bedrijf, de waarschijnlijke sterfte en de eventuele risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid, worden de dierlijke bijproducten overgebracht naar een recipiënt die is geconstrueerd zoals bepaald onder b) (‘de recipiënt’) en die op een speciale locatie is geplaatst zoals bepaald onder c) en d) (‘de speciale locatie’);
- b)
de recipiënt:
- i)
kan worden afgesloten;
- ii)
is waterdicht, lekvrij en hermetisch gesloten;
- iii)
is voorzien van een corrosiewerende bekleding;
- iv)
is voorzien van een inrichting om emissies te controleren zoals bepaald onder e);
- c)
de recipiënt wordt op een speciale locatie geplaatst die fysiek gescheiden is van het bedrijf.
Die locatie heeft speciale toegangswegen voor de verplaatsing van materiaal en voor de verzamelvoertuigen;
- d)
de recipiënt en de locatie zijn geconstrueerd en ingericht overeenkomstig de milieubeschermingswetgeving van de Unie, om geuroverlast en risico's voor de bodem en het grondwater te voorkomen;
- e)
de recipiënt is verbonden met een pijp voor de emissie van gassen, die voorzien is van geschikte filters om de overdracht van op mens of dier overdraagbare ziekten te voorkomen;
- f)
de recipiënt is tijdens het hydrolyseproces gedurende ten minste drie maanden gesloten, op zodanige wijze dat ongeoorloofde opening wordt voorkomen;
- g)
de exploitant voert procedures in om de overdracht van op mens of dier overdraagbare ziekten als gevolg van verplaatsingen van personeel te voorkomen;
- h)
de exploitant:
- i)
neemt preventieve maatregelen tegen vogels, knaagdieren, insecten en ander ongedierte;
- ii)
voert een gedocumenteerd plagenbestrijdingsprogramma in;
- i)
de exploitant houdt een administratie bij van:
- i)
al het materiaal dat in de recipiënt gebracht wordt;
- ii)
al het gehydrolyseerde materiaal dat uit de recipiënt gehaald wordt;
- j)
de exploitant leegt de recipiënt op gezette tijden om:
- i)
na te gaan of er geen corrosie is opgetreden;
- ii)
na te gaan of er vloeibaar materiaal naar de bodem is gelekt en dergelijke lekkage te voorkomen;
- k)
na hydrolyse wordt het materiaal verzameld, gebruikt en verwijderd overeenkomstig artikel 13, onder a), b), c) of e) i), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, of artikel 14 van die verordening voor categorie 3-materiaal;
- l)
de verwerking moet worden uitgevoerd in een batchprocedé;
- m)
elke hantering en elk gebruik van het gehydrolyseerde materiaal, met inbegrip van uitrijden op het land, is verboden.
Voetnoten
Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, omvatten verwijzingen naar de lidstaten voor de toepassing van deze bijlage ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.
Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, omvatten verwijzingen naar de lidstaten voor de toepassing van deze bijlage ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.