Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/151
IPR. Bevoegdheid rechter ten aanzien van nevenvoorziening inzake gezag ex art. 8 lid 1 Brussel II-bis, ook als rechter onbevoegd is ten aanzien van echtscheiding; tijdstip aanhangigheid. Aanhouding beslissing.
HR 12-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:31
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 januari 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/02752
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS179968:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:31, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1318, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑06‑2017
- Wetingang
Art. 8, 16 aanhef en onder a Brussel II bis; art. 827 lid 1, onder c Rv; art. 1:251a lid 2 BW
Essentie
IPR. Bevoegdheid rechter ten aanzien van nevenvoorziening inzake gezag ex art. 8 lid 1 Brussel II-bis, ook als rechter onbevoegd is ten aanzien van echtscheiding; tijdstip aanhangigheid. Aanhouding beslissing.
Het verzoek van de vrouw om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over het kind, subsidiair de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw te bepalen, betreft de ‘ouderlijke verantwoordelijkheid’ als bedoeld in art. 2 aanhef en onder 7 jo. art. 8 lid 1 Brussel II-bis, zodat dit verzoek valt binnen de materiële reikwijdte van Brussel II-bis. Het kind had zijn gewone ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.