RvdW 2022/1037:Financiering van terrorisme en overtredingen van voorschriften gesteld krachtens art. 2 Sanctiewet door geld over te maken naar tussenpersonen ten behoeve van broers die strijders waren van de gewapende Jihadstrijd. 1. Bewijsklacht. Volgt in bewijsoverwegingen genoemde omstandigheid dat ‘personen gelieerd aan IS’ geld aan in bwv genoemde overboekingen overhouden uit b.m.? 2. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over ontbreken van opzet op ter beschikking stellen van geldbedragen aan IS. Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2004/165, m.nt. J.M. Reijntjes m.b.t. motiveringsvereisten voor redengevende f&o in bewijsoverweging. Voor bwv redengevend geacht gegeven dat ‘personen gelieerd aan IS’ geld aan in bwv genoemde overboekingen overhouden is niet in b.m. vermeld, terwijl hof ook niet met voldoende mate van nauwkeurigheid wettig b.m. heeft aangegeven waaraan het die omstandigheid heeft ontleend. Ad 2. Wat raadsvrouw naar voren heeft gebracht over het ontbreken van opzet op — onder meer — ter beschikking stellen van geldbedragen aan IS (Islamic State in Iraq and the Levant), kan niet anders worden opgevat dan als standpunt dat duidelijk, door argumenten ondersteund en voorzien van ondubbelzinnige conclusie aan hof is voorgelegd. Hof is in zijn uitspraak van dit uos afgeweken maar heeft niet i.h.b. de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Volgt gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 20/04444 (RvdW 2022/1038).