Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/3.6:3.6 De zeggenschap over niet-gebruikte embryo’s
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/3.6
3.6 De zeggenschap over niet-gebruikte embryo’s
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS400339:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Afgezien van dit ‘schenken’, eigenlijk afstand doen en ter adoptie geven, kunnen de juridische ouders ook besluiten het embryo voor een later tijdstip te bewaren door middel van cryoconservatie of te vernietigen. In dit laatste geval worden de ouderschapsrechten uit vrije wil opgegeven. Hoewel er duidelijk sprake is van leven, valt dit leven nog niet onder art. 1:2 BW, omdat er nog geen innidatie met daarop volgende zwangerschap heeft plaatsgevonden.1
Hoewel in art. 8 Embryowet geregeld is dat ieder van de betrokkenen, in dit geval de wensouders, schriftelijk toestemming moet verlenen om de overgebleven embryo’s ter beschikking te stellen ten behoeve van de zwangerschap van een ander (lid 1, onder a), is niet duidelijk geregeld wie moet toestemmen in het gebruik van de overgebleven embryo’s voor een hernieuwde zwangerschap. Het lijkt voor de hand te liggen dat opnieuw naar de intentie van beide betrokkenen wordt gekeken. Zoals eerder gesteld, ontstaat het effectieve ouderschap ten opzichte van het embryo met de bedoeling om een zwangerschap teweeg te brengen. De overgebleven embryo’s zijn na een geslaagde zwangerschap voor dit doel niet meer nodig. Voor het gebruiken van deze embryo’s voor een hernieuwde zwangerschap moeten beide wensouders opnieuw de intentie daartoe hebben. Indien niet beide wensouders deze intentie hebben (geen nieuwe kinderwens van één van de wensouders of het uit elkaar gaan van de wensouders), kunnen de overgebleven embryo’s niet worden gebruikt. Ieder van de betrokkenen kan beslissen dat de overgebleven embryo’s alsnog worden vernietigd.
Hoewel in de casus Evans versus UK eigenlijk een oordeel werd uitgesproken over de beschermwaardigheid van het embryo in vitro, werden in de uitspraak ook de verschillende Britse rechterlijke instanties in het gelijk gesteld die hadden beslist dat de vrouw na de scheiding van haar partner niet zonder zijn toestemming de ingevroren embryo’s voor een zwangerschap mocht gebruiken.2 Deze uitspraken waren gebaseerd op de Human Fertilisation and Embryology Act, waarin duidelijk staat dat beide betrokkenen hun toestemming moeten geven om de embryo’s naar de baarmoeder van de vrouw te transfereren. In dit geval wordt duidelijk dat er een verschil bestaat tussen enerzijds de samenvallende intentie van de conceptie door middel van IVF en de direct daaropvolgende embryotransfer en anderzijds de van elkaar in de tijd gescheiden intentie van de conceptie door middel van IVF om embryo’s te genereren en de eventueel latere intentie om via embryotransfers zwanger te worden.