Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/3.1:3.1 Geslachtscellen zijn zaken
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/3.1
3.1 Geslachtscellen zijn zaken
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS401519:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
‘Wat je niet hebt, kun je niet geven’. Het klinkt eenvoudig, maar in het recht is dit niet zo eenvoudig. Als men immers iets aan een ander geeft, zodat de ander daarover volledig en definitief kan beschikken, wordt de ander daarvan de eigenaar. Dit geven verschilt duidelijk van het in bruikleen geven of anderszins in gebruik geven. Hierbij blijft het definitieve beschikkingsrecht bij de inbruikleengever of anderszins ingebruikgever. En wat kan men geven? Een zaak of een vermogensrecht.
In de art. 3:1, 2 en 6 BW wordt omschreven wat onder zaken en vermogensrechten moet worden verstaan. In een eerder stadium is al bepleit, de conclusies van Van der Steur1 en van Börgers en Frister2 volgend, om in het kader van dit proefschrift ook alle van het lichaam afgescheiden geslachtscellen als stoffelijke objecten te beschouwen die vatbaar zijn voor menselijke beheersing. Hoewel in het algemeen spraakgebruik het hebben van een kind als een rijkdom wordt genoemd en men ‘voor geen geld’ zijn kind wil missen, gaat het te ver om, de omschrijving van art. 3:6 BW volgend, de ‘rechten die (…) er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen (…) zijn vermogensrechten’, onverkort toe te passen. Hier is eerder sprake van een recht om over bepaalde zaken te beschikken; dit als een nadere invulling van de wijze waarop de menselijke beheersing van zaken moet worden gezien.
In art. 5:1 lid 1 BW staat dat eigendom het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben. Het feit dat iemand met een zaak kan doen wat hij wil, mits de voorwaarden onder art. 5:1 lid 2 BW niet worden overtreden, leidt tot de conclusie dat er ook zaken kunnen zijn, waarmee niet alle rechtshandelingen kunnen worden uitgevoerd, die onder het meest omvattende recht geacht worden te vallen, maar ten aanzien waarvan de eigenaar ook niet de bedoeling heeft om er alles mee te doen. Te denken valt aan zaken die niet verkocht, verhuurd, verpand of beleend kunnen of mogen worden, de ‘res extra commercium’ uit het oude recht, maar wel geschonken of vernietigd kunnen worden. Kortom: zaken van een aparte soort, de ‘res sui generis’. Hier worden bewust de aanhalingstekens gebruikt, omdat er in het huidige rechtsstelsel geen plaats meer is voor de categorie ‘res sui generis’. Dit geldt zowel voor de gameten als voor het later te bespreken embryo (Van der Steur).3 En over deze zaken gaat het in dit hoofdstuk.
Door het lichaam worden zaken als urine, oöcyten bij vrouwen in de geslachtsrijpe leeftijd, spermatozoa bij mannen vanaf de puberteit uitgescheiden. Eicellen worden na voldoende rijping door de ovaria afgescheiden; spermatozoa worden in de testes aangemaakt en vervolgens in een reservoir tijdelijk opgeslagen. In de natuurlijke omstandigheden verdwijnen deze geslachtscellen, indien er geen bevruchting tot stand wordt gebracht.