Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/8.3.4
8.3.4 De termijn
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS373195:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
BenGH 25 juni 2002, NJ 2003, 675(Vlaams Gewest/Jeca), m.nt. Snijders.
Op grond van het arrest Bevier/Martens geldt voor het geval waarin een met dwangsom versterkte hoofdveroordeling in hoger beroep wordt bekrachtigd dat de termijn uit art. 611a lid 4 Rv opnieuw (onaangebroken) gaat lopen, zodra de appeluitspraak met de oorspronkelijke bekrachtigde uitspraak betekend wordt, zie BenGH 12 mei 1997, NJ 1998, 296(Bevier/Martens), m.nt. Snijders.
Voor het Nederlands recht betekent dit dat de Algemene Termijnenwet niet op de bedoelde termijn van toepassing is.
BenGH 16 december 2004, NJ 2005, 524(Polygon/Hamers c.s.).
Op grond van art. 611a lid 4 Rv heeft de rechter de keuze om (al dan niet) te bepalen dat de dwangsom pas na verloop van een bepaalde termijn wordt verbeurd. Deze termijn gaat pas in op het moment van betekening van de uitspraak, zoals blijkt uit het arrest van het Benelux-Gerechtshof inzake Vlaams Gewest/Jeca.1 In hetzelfde arrest heeft het Benelux-Gerechtshof bepaald dat de hier bedoelde termijn moet worden onderscheiden van de termijn die de rechter aan de veroordeelde heeft verleend om aan de hoofdveroordeling te voldoen: laatstgenoemde termijn gaat wel meteen vanaf de uitspraak lopen.2 In zijn annotatie bij het arrest Vlaams Gewest/Jeca stelt Snijders voor dat de verbeuringstermijn aldus wordt geformuleerd, dat deze ingaat een bepaalde periode na de betekening van het vonnis, met een minimum van een bepaalde periode na het vonnis zelf. Snijders stelt voor een dwangsomveroordeling van de volgende inhoud:
'( ...) gedaagde is een dwangsom verschuldigd van 100.000 euro voor iedere dag dat hij zowel twee weken na de betekening van het vonnis als vier weken na de datum van dit vonnis in gebreke blijft de hiervoor vermelde hoofdveroordeling na te komen.'
Het voorstel van Snijders heeft als voordeel dat de rechter de verlangde prestatie enerzijds aan de datum van het vonnis kan koppelen, maar tegelijkertijd kan voorkomen dat na betekening van het vonnis zonder enig respijt dwangsommen worden verbeurd.
Het Benelux-Gerechtshof bepaalde in zijn arrest van 16 december 2004 dat de termijn als bedoeld in art. 611a lid 4 Rv geen procesrechtelijke termijn is die beheerst wordt door het nationale recht van elk der lidstaten.3 Die termijn wordt blijkens dit arrest dan ook niet zonder meer verlengd tot de eerstvolgende werkdag wanneer hij vervalt op een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag; de dwangsomrechter dient per geval te bepalen of hij dit wenselijk acht.4