Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/8.3.1
8.3.1 Al dan niet een dwangsomveroordeling
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380398:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie uitdrukkelijk HR 19 februari 1993, NJ 1993, 624(Ebagua/Staat), m.nt. Snijders, zie wat betreft de verplichting tot nakoming van een omgangsregeling in dezelfde zin HR 26 januari 1996, NJ 1996, 355. De tekst van art. 611a Rv brengt dit voorts uitdrukkelijk tot uiting door te stellen dat de rechter een dwangsomveroordeling kan uitspreken; zie Brussel 30 mei 2000, Casebook 20 jaar dwangsom, nr. 183. Een en ander geldt uiteraard slechts in het geval aan de hiervoor al besproken vereisten voor oplegging is voldaan.
De discretionaire bevoegdheid bij de beoordeling van een vordering tot oplegging van een dwangsom strekt zich tot een aantal beslissingen uit. Wanneer we ervan uitgaan dat de mogelijkheid tot het opleggen van een dwangsomveroordeling bestaat, dient de rechter in dit verband allereerst te bepalen of hij hiertoe al dan niet wenst over te gaan. Deze beslissing is geheel aan het oordeel van de rechter overgelaten.1