De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/8.1:8.1 Optimale preventieve werking
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/8.1
8.1 Optimale preventieve werking
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS377892:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Aldus A-G Huydecoper in zijn conclusie voor HR 6 januari 2006, RvdW 2006, 75(Fortuna/Léséleuc).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Gezien het ruime toepassingsgebied van de dwangsom kan de rechter in zeer uiteenlopende gevallen voor de beslissing komen te staan welke dwangsomveroordeling aan een bepaalde hoofdveroordeling moet worden verbonden. Omwille van een optimale preventieve werking vereist elk afzonderlijk geval een dwangsomveroordeling op maat.1Uit het voorgaande is al naar voren gekomen dat het van fundamenteel belang is dat van de dwangsomveroordeling een optimale preventieve werking uitgaat: de onvermijdelijke kans op falen van het executiemiddel moet door de rechter per individueel geval worden geminimaliseerd, wil men het bestaan van die kans op falen (en de betalingsverplichting waarin het falen resulteert) voor lief nemen.
In het onderhavige hoofdstuk komt aan de orde in hoeverre de rechter de vrijheid heeft om al dan niet aan een hoofdveroordeling een dwangsomveroordeling te verbinden en, indien hij daartoe overgaat, hoe ver zijn discretionaire bevoegdheid met betrekking tot de inhoud van de dwangsomveroordeling reikt.