Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/510
Eenvoudige belediging. De HR herhaalt overwegingen uit NJ 2016/346 m.b.t. tot het klachtvereiste in art. 269 Sr en uit ECLI:NL:HR:2018:2242 m.b.t. de in de wet genoemde klachttermijn. Het oordeel dat de bedoeling bestond dat een vervolging tegen verdachte zou worden ingesteld en dat de enkele omstandigheid dat aangever toen niet was voorzien van een bijzondere schriftelijke volmacht a.b.i. art. 164 lid 1 Sv niet in de weg staat aan de vervolging van verdachte voor smaad dan wel eenvoudige belediging is niet onjuist.
HR 09-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:564
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 april 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
17/03151
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:564, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:135, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑02‑2019
Essentie
Eenvoudige belediging. De HR herhaalt overwegingen uit NJ 2016/346 m.b.t. tot het klachtvereiste in art. 269 Sr en uit ECLI:NL:HR:2018:2242 m.b.t. de in de wet genoemde klachttermijn. Het oordeel dat de bedoeling bestond dat een vervolging tegen verdachte zou worden ingesteld en dat de enkele omstandigheid dat aangever toen niet was voorzien van een bijzondere schriftelijke volmacht a.b.i. art. 164 lid 1 Sv niet in de weg staat aan de vervolging van verdachte voor smaad dan wel eenvoudige belediging is niet onjuist.
Partij(en)
9 april 2019
Strafkamer
nr. S ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.