Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/3.4:3.4 Door schenking verandert de juridische eigenaar
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/3.4
3.4 Door schenking verandert de juridische eigenaar
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS400336:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zeegers 2001, p. 203.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit proefschrift worden de personen die de gameten ter beschikking stellen, de term uit de Embryowet, steeds de schenkers, donors of eigenaars van de gameten genoemd. Ook worden consequent die personen die de beschikking over deze gameten hebben gekregen, de nieuwe juridische eigenaars genoemd. Daarbij werd uitgegaan van de gedachte dat gameten wel onder de definitie van art. 3:2 BW begrepen kunnen worden: stoffelijke objecten die voor menselijke beheersing vatbaar zijn, maar op grond van in onze samenleving levende gevoelens, hun neerslag vindend in de Nederlandse openbare orde en de goede zeden, wel een beperkte beheersbaarheid vertonen. In de Nederlandse samenleving zijn organen, gameten en bloed, maar ook urine en haren eigenlijk niet verhandelbaar. Zaken die buiten de handel zijn, werden in het oude recht ‘res extra commercium’ genoemd. Gezien het bijzondere karakter van de door de mens af te scheiden of afgescheiden objecten en op grond van de beperkingen in de beheersing is gepleit voor de niet meer in het BW voorkomende term van ‘res sui generis’. Dit zou dan in art. 3:2 BW geëxpliciteerd kunnen worden. Wellicht kan dit in dezelfde trant als de civielrechtelijke benadering van dieren (art. 3:2a BW).
Aan het lichaam groeien haren, die na knippen of scheren zelfstandige zaken worden. Ook een uit het lichaam verwijderd orgaan wordt een zelfstandige zaak. Verder behoort afgetapt bloed tot deze groep van zaken. Over al deze zaken kan men beschikken en men doet dat ook. En dit beschikken beperkt zich niet tot het in bewaring geven of vernietigen. Voor dit standpunt is, zoals eerder vermeld, steun te vinden bij Van der Steur, Börgers en Frister.
Als men kan accepteren:
dat geslachtscellen, na afscheiding door het lichaam, zelfstandige zaken zijn; en
dat de ‘afscheider’, om de term ‘eigenaar’ even te vermijden, met de beperking van het ‘res sui generis’ zijn met deze zaken kan doen wat hij wil, zelf houden, in bewaring geven, aan een ander geven (direct of indirect) of vernietigen; en
dat binnen de beperkingen van het ‘res sui generis’ zijn dit recht gezien moet worden als hetzelfde recht dat in art. 5:1 lid 1 BW genoemd wordt als de kenmerkende eigenschap van eigendom;
ligt het in de rede om de bezitter van deze zaken de eigenaar te noemen.
Hij kan met betrekking tot deze zaken bepaalde rechtshandelingen verrichten, de inbewaringgevingsovereenkomst en de donatie aan de zaadbank. Deze donatie is een voorwaardelijke eigendomsoverdracht. Zolang de gameten niet gebruikt zijn, zolang zij dus niet aan een ander zijn gegeven, kan de donor zijn donatie ongedaan maken ex art. 5 lid 2 Embryowet. Na het gebruiken van de gameten door een ander verliest de donor al zijn rechten met uitzondering van het in art. 6 lid 4 Embryowet bepaalde.
Haren (nagels), eicellen en gameten worden ‘vernietigd’. Immers, niet gebruikte eicellen en spermatozoa gaan in grote aantallen verloren. Bij toegepaste anticonceptie, pollutie en masturbatie worden door de vrije wil van de mens deze gameten aan vernietiging overgegeven. Met uitzondering van de urine van zwangere vrouwen verdwijnt ook alle urine. Met bloed en organen wordt gelukkig zorgvuldiger omgegaan. Afgezien van het bloed en de organen die bij ongelukken dan wel operaties verloren gaan, is men over het algemeen erg aan deze onderdelen van het lichaam gehecht. Echter, door excorporatie, het buiten het lichaam brengen van deze delen, worden zij zaken. Deze zaken kunnen aan een ander geschonken of gedoneerd worden: orgaandonatie, bloeddonatie en gametendonatie.
Dat de mens in staat is om zijn gameten te schenken, valt te verklaren uit de redundantie, die nu eenmaal bestaat. In de natuur wordt deze redundantie gezien in de aantallen geslachtscellen, die het voortbestaan van de soort moeten garanderen. Verder komt er ook nog een schijnbare redundantie voor om het voortbestaan van het individu te garanderen. Over de noodzaak van twee armen, benen, ogen of oren heeft nooit iemand getwijfeld. De mededeling dat men wel met één nier kan leven en dus best één nier kan missen, miskent het belang dat de natuur gehecht heeft aan het hebben van twee nieren. Men heeft tenslotte o.a. ook slechts één lever en één milt. Desalniettemin wordt het schenken van een nier (bij leven worden deze schenkers Samaritanen genoemd) gezien als een altruïstische daad en niet als een vorm van automutilatie, wat het formeel natuurlijk wel is. Uit opportune overwegingen focust men vooral, of eigenlijk alleen, op de bedoeling van de schenker om door deze daad een levenswaardig leven voor een ander mogelijk te maken.
Bloed, organen, urine, eicellen en spermatozoa schenkt men al langer: de termen bloeddonatie en orgaandonatie zijn bij iedereen bekend. Nieuwere begrippen zijn de spermadonatie en eiceldonatie. In alle gevallen schenkt de donor zijn ‘afgescheiden’ zaak aan een ander, de acceptor, om op de een of andere wijze het leven of levensgeluk van de acceptor te verbeteren. Deze schenking is anoniem en wordt geacht alleen uit altruïstische overwegingen te kunnen (mogen) plaatsvinden. De regels van het ongeschreven recht, uit art. 3:40 lid 1 BW, verbieden de verkoop.
Wat nu volgt is een oefening in consequent denken: na schenking en levering van het bloed of het orgaan wordt de acceptor de nieuwe eigenaar. Overigens worden natuurlijk zijn beschikkingsmogelijkheden door het in het lichaam brengen volledig beperkt. In feite verliezen zij op dat moment de status van ‘zaak’. Het is duidelijk dat het bloed of het geschonken orgaan niet meer van de donor is. Deze gedachtegang volgend worden bij sperma- en eiceldonatie de acceptoren de nieuwe eigenaren van deze gameten.
Zeegers gaat in zijn beoordeling van de Embryowet niet alleen in op het beschikkingsrecht van de donoren om hun gameten te schenken, maar ook op de latere beschikkingsrechten.1
Het is duidelijk dat degenen die geslachtscellen doneren, daarmee het beschikkingsrecht over het embryo dat hieruit zal ontstaan, met de uitzondering genoemd in art. 6 lid 4 jo. art. 8 lid 2 Embryowet, overdragen aan de wensouder.