RvdW 2024/519:OM-cassatie. Jeugdzaak. Vrijspraak t.z.v. ontucht met 5-jarig/8-jarig stiefbroertje door 14-jarige/16-jarige verdachte, art. 247 (oud) Sr. Kan slaan met piemel tegen hoofd van stiefbroertje worden aangemerkt als ontuchtige handeling in de zin van art. 247 (oud)? Uit wetsgeschiedenis bij art. 242 t/m 249 Sr volgt dat onder ‘ontuchtige handelingen’ a.b.i. art. 247 Sr moeten worden verstaan handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met sociaal-ethische norm. Of bepaalde handeling van seksuele aard (waartoe ‘piemeltik’ in gezicht van ander doorgaans zal kunnen worden gerekend) kan worden aangemerkt als ‘ontuchtig’, hangt af van omstandigheden van geval. Tot die omstandigheden kunnen o.m. worden gerekend aard van handeling en context waarin en omstandigheden waaronder handeling wordt verricht, waarbij ook leeftijd van betrokkenen en mogelijk leeftijdsverschil, eventuele interactie tussen hen en onder omstandigheden ook hun intenties een rol kunnen spelen. Voor bewezenverklaring van plegen van ontuchtige handelingen moet komen vast te staan dat opzet van verdachte mede ontuchtig karakter van handelingen omvat. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2004/480, m.b.t. selectie en waarderingsvrijheid van feitenrechter i.v.m. toetsing van OM-cassatie tegen vrijspraak. Hof heeft vastgesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat in tlgd. periode 14 tot 16 jaar oude verdachte zijn toen 5 tot 8 jaar oude stiefbroertje de tlgd. ‘piemeltik’ heeft gegeven. Hof heeft geoordeeld dat “niet [is] komen vast te staan dat dit reeds naar zijn aard ontuchtig is in de zin van art. 247 Sr, of dat verdachte met deze handeling destijds (minst genomen) bewust aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij handeling van seksuele aard verrichtte en dat dit (dus) om deze reden als ontuchtig handelen in strijd met art. 247 Sr kan worden aangemerkt.” Dat oordeel getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat uit p-v van tz. in hoger beroep niet blijkt dat OM daar uitdrukkelijk onderbouwd standpunt naar voren heeft gebracht over ontuchtig karakter van tlgd. handeling en over opzet van verdachte op plegen van zo’n handeling. Volgt verwerping.