RvdW 2024/514:Als leider deelnemen aan criminele organisatie die zich op grote schaal bezighoudt met hennepteelt (art. 11a (oud) Opiumwet jo. 140 lid 3 (oud) Sr), medeplegen telen, verkopen en aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep, meermalen gepleegd (art. 3 onder B en 3 onder C jo. 11 lid 5 Opiumwet) en medeplegen witwassen van geldbedragen (art. 420bis lid 1 sub b Sr). 1. Leiderschap criminele organisatie bij ondergeschikte rol. Heeft verdachte als ‘leider’ deelgenomen aan criminele organisatie? 2. Verbeurdverklaring geldbedragen na ontslag van alle rechtsvervolging t.z.v. witwassen van die geldbedragen, art. 33 lid 1 en 33a lid 1 sub a Sr. Ad 1. Gelet op wetsgeschiedenis bij art. 140 Sr gaat het bij vraag of deelnemer aan criminele organisatie kan worden aangemerkt als ‘leider’ daarvan, erom of deelnemer binnen organisatie bepaalde macht heeft of bepaald gezag bezit. Omstandigheden die daarvoor van belang kunnen zijn, zijn dat deelnemer dwingende aanwijzingen kan geven of dat deelnemer binnen organisatie belangrijke initiatieven ontplooit, waarnaar anderen zich richten. Het is onder omstandigheden mogelijk meerdere deelnemers als ‘leider’ aan te merken (vgl. NJ 2019/42). Verder staat aan aanmerken van deelnemer als ‘leider’ niet in de weg dat deelnemer binnen organisatie zelf ondergeschikt is aan een of meer andere deelnemers. Hof heeft vastgesteld dat verdachte in leidinggevende rol was betrokken bij hennepkwekerijen, dat hij A bij afwezigheid verving, dat hij knippers voor hennepkwekerijen regelde en deze ook aanstuurde, en dat hij geld investeerde in nieuwe hennepkwekerijen. ’s Hofs daarop gebaseerde oordeel dat verdachte ‘leider’ a.b.i. art. 140 Sr was, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Ad 2. Middel neemt tot uitgangspunt dat verbeurdverklaring van geldbedragen verband houdt met veroordeling voor witwassen van die geldbedragen, terwijl verdachte in relatie tot al die geldbedragen voor dat feit is ontslagen van alle rechtsvervolging. In ’s hofs overwegingen ligt echter als (niet onbegrijpelijk) oordeel besloten dat genoemde geldbedragen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring omdat deze baten vormen van t.l.v. verdachte bewezenverklaarde feiten, waarbij het gaat om (grootschalige) hennepteelt en handel in hennep(stekken). Volgt verwerping.