RvdW 2024/509:Verkrachting, art. 242 Sr. Bewijsminimum, art. 342 lid 2 Sv (unis testis). Vindt verklaring van betrokkene voldoende steun in ander bewijsmateriaal? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2010/515, m.nt. M.J. Borgers m.b.t. bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv. Hof heeft naast verklaringen van betrokkene voor bewijs gebruikt (i) verklaring van getuige A dat betrokkene hem in paniek vertelde dat verdachte handelingen had uitgevoerd die zij niet wilde, en (ii) verklaring van getuige B dat betrokkene hem vertelde dat verdachte met zijn penis bij haar naar binnen was gegaan nadat zij had gezegd dat zij dat niet wilde, waarbij hij bij haar verdriet en onmacht zag en hoorde dat haar stem emotioneel klonk. Hof heeft overwogen dat het geen reden ziet om te twijfelen aan betrouwbaarheid van verklaringen van betrokkene en dat verklaringen voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Hof is echter niet nader ingegaan op vraag of aan bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv is voldaan. Gelet daarop en mede in aanmerking genomen wat verdachte en raadsvrouw op tz. in hoger beroep hebben aangevoerd als mogelijke oorzaak voor ‘plotseling vertrek’ van betrokkene en bij haar waargenomen emoties, is ’s hofs kennelijke oordeel dat aan bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv is voldaan, niet z.m begrijpelijk. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.