RvdW 2024/525:Herziening. Beschadiging van deur (art. 350 lid 1 Sr) en bedreiging van buurman (art. 285 lid 1 Sr). Motiveringseis van art. 460 lid 2 Sv. Aangevoerd wordt dat aanvrager onvoldoende mogelijkheid heeft gekregen om zijn verhaal te doen en hij (als hij daar voldoende ruimte voor zou hebben gekregen) zou hebben aangevoerd dat er al geruime tijd vóór bewezenverklaarde problemen bestonden met aangever, art. 457 lid 1 sub c Sv. Ex art. 460 lid 2 Sv moet aanvraag gronden vermelden waarop deze berust. Aanvraag moet dus naar behoren gemotiveerd zijn. Alleen herzieningsaanvraag die aan deze motiveringseis voldoet, kan in behandeling worden genomen. Aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet aanvraag als in wet bedoeld. Dit betekent dat indien aanvraag een beroep doet op met stukken onderbouwd gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv, (a) aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (novum) en dat dus niet kan worden volstaan met verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken; (b) aanvraag de redenen moet vermelden waarom novum tot één van (in art. 457 lid 1 sub c Sv) genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden; (c) aanvraag, indien deze ertoe strekt bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom bepaald onderdeel van bij aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan juistheid van nauwkeurig aangeduid gedeelte van bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot ernstig vermoeden dat onderzoek van zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot vrijspraak. Alleen als aanvraag aan deze eisen voldoet, kan HR beoordelen of aanvraag gegrond is. Als aanvraag (zoals in dit geval) niet aan die eisen voldoet, kan HR de aanvraag niet in behandeling nemen. Aanvraag n-o. Vervolg op 23/03161 (niet gepubliceerd; strafzaak; geen middelen ingediend, verdachte n-o).