HR, 23-04-2024, nr. 24/00730 H
ECLI:NL:HR:2024:652
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-04-2024
- Zaaknummer
24/00730 H
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:652, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑04‑2024; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2024-0089
Uitspraak 23‑04‑2024
Inhoudsindicatie
Herziening. Beschadiging van deur (art. 350.1 Sr) en bedreiging van buurman (art. 285.1 Sr). Motiveringseis van art. 460.2 Sv. Aangevoerd wordt dat aanvrager onvoldoende mogelijkheid heeft gekregen om zijn verhaal te doen en hij (als hij daar voldoende ruimte voor zou hebben gekregen) zou hebben aangevoerd dat er al geruime tijd vóór bewezenverklaarde problemen bestonden met aangever, art. 457.1.c Sv. Ex art. 460.2 Sv moet aanvraag gronden vermelden waarop deze berust. Aanvraag moet dus naar behoren gemotiveerd zijn. Alleen herzieningsaanvraag die aan deze motiveringseis voldoet, kan in behandeling worden genomen. Aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet aanvraag als in wet bedoeld. Dit betekent dat indien aanvraag een beroep doet op met stukken onderbouwd gegeven a.b.i. art. 457.1.c Sv, (a) aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (novum) en dat dus niet kan worden volstaan met verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken; (b) aanvraag de redenen moet vermelden waarom novum tot één van (in art. 457.1.c Sv) genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden; (c) aanvraag, indien deze ertoe strekt bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom bepaald onderdeel van bij aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan juistheid van nauwkeurig aangeduid gedeelte van bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot ernstig vermoeden dat onderzoek van zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot vrijspraak. Alleen als aanvraag aan deze eisen voldoet, kan HR beoordelen of aanvraag gegrond is. Als aanvraag (zoals in dit geval) niet aan die eisen voldoet, kan HR de aanvraag niet in behandeling nemen. Aanvraag n-o. Vervolg op 23/03161 (niet gepubliceerd; strafzaak; geen middelen ingediend, verdachte n-o).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 24/00730 H
Datum 23 april 2024
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 augustus 2023, nummer 22-002186-22, ingediend door S. van Buuren, advocaat te Strijen,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de aanvrager.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het hof heeft in hoger beroep het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2022 bevestigd, behalve wat betreft de opgelegde straf en de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf. Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor 1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen en 2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat, als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
Volgens artikel 460 lid 2 Sv moet de aanvraag de gronden vermelden waarop deze berust. De aanvraag moet dus naar behoren gemotiveerd zijn. Dat wordt bevestigd in de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2008/09, 32045, nr. 3, p. 32). Alleen een herzieningsaanvraag die aan deze motiveringseis voldoet, kan in behandeling worden genomen. Een aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet een aanvraag als in de wet bedoeld.
3.3
Dit betekent dat, als een aanvraag een beroep doet op een met stukken onderbouwd gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv,(a) de aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (hierna: het novum) en dat dus bijvoorbeeld niet kan worden volstaan met een verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken;(b) de aanvraag de redenen moet vermelden waarom het novum tot één van de genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden;(c) de aanvraag, als deze ertoe strekt de bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom een bepaald onderdeel van de bij de aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan de juistheid van een nauwkeurig aangeduid gedeelte van de bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot het ernstige vermoeden dat het onderzoek van de zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot een vrijspraak.Alleen als de aanvraag aan deze eisen voldoet, kan de Hoge Raad beoordelen of de aanvraag gegrond is.
3.4
Als de aanvraag – zoals in dit geval – aan die eisen niet voldoet, kan de Hoge Raad de aanvraag niet in behandeling nemen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2024.