Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/1142
Uitlatingen beledigend voor moslims wegens hun godsdienst cfm. art. 137c Sr; beperking vrijheid van meningsuiting ontoereikend gemotiveerd.
HR 05-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1702
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 november 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien, J.C.A.M. Claassens, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/03378
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS168892:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1702, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:207, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑04‑2018
- Wetingang
Essentie
1. Uitlatingen beledigend voor moslims wegens hun godsdienst in de zin van art. 137c Sr. 2. Oordeel dat veroordeling toelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting oplevert is ontoereikend gemotiveerd.
Samenvatting
1. Het beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst valt alleen onder art. 137c Sr als men de mensen, behorend tot die groep, collectief treft in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun godsdienst, en men hen beledigt juist omdat zij van dat geloof zijn. Verdachte deed de uitlating ‘Een andere reden om Moslims te verachten en te haten om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.