Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 41 Betalingsaanvragen die uitgaven voor financieringsinstrumenten omvatten
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2014.
- Bronpublicatie:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Inwerkingtreding
02-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Met betrekking tot de in artikel 38, lid 1, onder a) en c), bedoelde financieringsinstrumenten, en de in artikel 38, lid 1, onder b), bedoelde financieringsinstrumenten die in overeenstemming met artikel 38, lid 4, eerste alinea, onder a), b), en c) worden uitgevoerd, worden gedurende de in artikel 65, lid 2, bepaalde subsidiabiliteitsperiode (de ‘subsidiabiliteitsperiode’) gefaseerde aanvragen gedaan voor tussentijdse betaling van programmabijdragen aan het financieringsinstrument overeenkomstig de volgende voorwaarden:
- a)
het bedrag van de programmabijdrage aan het financieringsinstrument is per aanvraag voor tussentijdse betaling die tijdens de subsidiabiliteitsperiode wordt gedaan, niet hoger dan 25 % van het totale bedrag aan programmabijdragen dat krachtens de financieringsovereenkomst voor het financieringsinstrument is vastgelegd, en dat overeenstemt met het bedrag aan uitgaven in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), b), en d), dat naar verwachting tijdens de subsidiabiliteitsperiode zal worden besteed. De aanvragen voor tussentijdse betaling die na de subsidiabiliteitsperiode worden ingediend omvatten het totale bedrag aan subsidiabele uitgaven in de zin van artikel 42;
- b)
het bedrag per aanvraag voor tussentijdse betaling als bedoeld in dit lid, onder a), is niet hoger dan 25 % van het totale bedrag aan nationale medefinanciering zoals bedoeld in artikel 38, lid 9, dat naar verwachting tijdens de subsidiabiliteitsperiode aan het financieringsinstrument, of op het niveau van de eindontvangers in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), b) en d), zal worden besteed;
- c)
verdere aanvragen voor tussentijdse betaling die tijdens de subsidiabiliteitsperiode worden ingediend, worden uitsluitend gedaan:
- i)
wat de tweede aanvraag voor tussentijdse betaling betreft, wanneer ten minste 60 % van het in de eerste aanvraag begrepen bedrag aan een subsidiabele uitgave in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), b) en d), is besteed;
- ii)
wat de derde en daaropvolgende aanvragen voor tussentijdse betaling betreft, wanneer ten minste 85 % van het in de voorgaande aanvraag begrepen bedrag aan een subsidiabele uitgave in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), b) en d), is besteed;
- d)
in iedere aanvraag voor tussentijdse betaling die uitgaven met betrekking tot een financieringsinstrument omvat, worden het totale bedrag aan programmabijdragen aan de financieringsinstrumenten en de als subsidiabele uitgaven in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), b) en d), betaalde bedragen afzonderlijk opgegeven.
Bij de afsluiting van een programma omvat de aanvraag voor de betaling van het eindsaldo het totale bedrag aan subsidiabele uitgaven in de zin van artikel 42.
2.
Met betrekking tot de in artikel 38, lid 1, onder b), bedoelde financieringsinstrumenten die overeenkomstig artikel 38, lid 4, eerste alinea, onder d), worden uitgevoerd, omvatten de aanvragen voor tussentijdse betaling en voor de betaling van het eindsaldo het totaalbedrag van de betalingen die de managementautoriteit heeft verricht voor investeringen in eindontvangers in de zin van artikel 42, lid 1, eerste alinea, onder a) en b).
3.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen om voorschriften vast te stellen voor de intrekking van betalingen aan financieringsinstrumenten en voor de hieruit volgende aanpassingen van betalingsaanvragen.
4.
De Commissie stelt, teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te waarborgen, uitvoeringshandelingen vast om de modellen vast te leggen die moeten worden gebruikt, wanneer samen met de betalingsaanvragen aan de Commissie bijkomende informatie betreffende financieringsinstrumenten wordt ingediend. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 150, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.