Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid
Artikel 55 Directe personeelskosten in verband met subsidies
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
De directe personeelskosten van een concrete actie kunnen worden berekend als vast percentage van maximaal 20 % van de andere directe kosten dan de directe personeelskosten van die concrete actie, zonder verplichting voor de lidstaat om te berekenen welk percentage van toepassing is, mits de directe kosten van de concrete actie geen overheidsopdrachten voor werken of voor leveringen of diensten omvatten waarvan de waarde de drempels overschrijdt die staan vermeld in artikel 4 van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) of in artikel 15 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (2).
Indien overeenkomstig de eerste alinea een vast percentage wordt toegepast voor het AMIF, het ISF en het BMVI, geldt dit alleen voor de directe kosten van de concrete actie waarvoor geen overheidsopdracht is uitgeschreven.
2.
Om de directe personeelskosten te bepalen kan een uurtarief worden berekend op een van de volgende manieren:
- a)
door de meest recente met documenten gestaafde jaarlijkse bruto arbeidskosten te delen door 1 720 uren voor voltijdse werknemers, of door een evenredig deel van 1 720 uren voor deeltijdse werknemers;
- b)
door de meest recente met documenten gestaafde maandelijkse bruto arbeidskosten te delen door de gemiddelde maandelijkse werktijd van de betrokken persoon overeenkomstig de nationale regelgeving waarnaar wordt verwezen in de arbeidsovereenkomst of een benoemingsbesluit (beide ‘het arbeidsdocument’ genoemd).
3.
Bij de toepassing van het overeenkomstig lid 2 berekende uurtarief mag het totale aantal voor een bepaald jaar of een bepaalde maand per persoon gedeclareerde uren niet hoger zijn dan het aantal uren dat voor de berekening van dat uurtarief is gebruikt.
4.
Indien de jaarlijkse bruto arbeidskosten niet bekend zijn, kunnen die kosten worden afgeleid uit de beschikbare met documenten gestaafde bruto arbeidskosten of uit de arbeidsovereenkomst, omgerekend naar een periode van twaalf maanden.
5.
Personeelskosten voor personen die deeltijds aan de concrete actie werken, kunnen worden berekend als een vast percentage van de bruto arbeidskosten, overeenkomstig het vaste percentage van de tijd dat zij per maand aan de concrete actie hebben gewerkt en zonder verplichting om een afzonderlijk arbeidstijdregistratiesysteem op te zetten. De werkgever stelt voor de werknemers een document op met vermelding van dat vaste percentage.
Voetnoten
Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).