Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid
Artikel 6 Klimaatdoelstellingen en klimaataanpassingsmechanisme
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
De lidstaten verstrekken informatie over steun voor de milieu- en klimaatdoelstellingen volgens een methode op basis van de interventietypes voor elk van de fondsen. Deze methode bestaat in het toekennen van een specifiek gewicht aan de verstrekte steun dat weergeeft in hoeverre de steun bijdraagt aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen. In het geval van het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds worden de gewichten gekoppeld aan de dimensies en codes voor de interventietypes van bijlage I. Het EFRO en het Cohesiefonds dragen met respectievelijk 30 % en 37 % van de Uniebijdrage bij aan uitgaven die worden ondersteund met het oog op de verwezenlijking van de voor de Uniebegroting vastgestelde klimaatdoelstellingen.
2.
Het streefcijfer voor klimaatbijdragen voor elke lidstaat wordt vastgesteld als een percentage van zijn totale toewijzing uit het EFRO en het Cohesiefonds, en wordt in de programma's opgenomen als het resultaat van de interventietypes en de indicatieve financiële verdeling overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt d), viii). Zoals bepaald in artikel 11, lid 1, wordt het voorlopige streefcijfer voor klimaatbijdragen in de partnerschapsovereenkomst vastgesteld.
3.
De lidstaat en de Commissie monitoren regelmatig de inachtneming van de streefcijfers voor klimaatbijdragen, op basis van de totale subsidiabele uitgaven die door de begunstigden bij de beheerautoriteit worden gedeclareerd, uitgesplitst naar interventietype overeenkomstig artikel 42 en op basis van door de lidstaat verstrekte gegevens. Indien uit de monitoring blijkt dat er men nog te ver achterligt op het streefcijfer voor klimaatbijdragen, komen de lidstaat en de Commissie tijdens de jaarlijkse evaluatievergadering corrigerende maatregelen overeen.
4.
Indien er op 31 december 2024 blijkt dat het streefcijfer voor klimaatbijdragen op nationaal niveau nog te ver uit zicht is, houdt de lidstaat hiermee rekening in zijn tussentijdse evaluatie overeenkomstig artikel 18, lid 1.