Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF)
Artikel 35 Besluiten van de commissies
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2006
- Redactionele toelichting
Dit artikel is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Protocol van 03-06-1999, Trb. 2002, 25.
- Bronpublicatie:
03-06-1999, Trb. 2002, 25 (uitgifte: 05-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2006, Trb. 2006, 174 (uitgifte: 11-08-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
§ 1.
De wijzigingen van het Verdrag waartoe de Commissies hebben besloten, worden door de Secretaris-Generaal ter kennis gebracht aan de Lidstaten.
§ 2.
De wijzigingen van het Verdrag zelf, waartoe de Herzieningscommissie heeft besloten, treden voor alle Lidstaten in werking op de eerste dag van de twaalfde maand, volgend op de maand waarin de Secretaris-Generaal deze wijzigingen aan de Lidstaten ter kennis heeft gebracht. De Lidstaten kunnen binnen vier maanden na de datum van kennisgeving bezwaar aantekenen. In geval van bezwaar door een kwart van de Lidstaten treedt de wijziging niet in werking. Indien een Lidstaat binnen vier maanden bezwaar aantekent tegen een besluit van de Herzieningscommissie en het Verdrag opzegt, wordt de opzegging van kracht op de datum waarop het genoemde besluit in werking treedt.
§ 3.
De wijzigingen van de Aanhangsels bij het Verdrag, waartoe de Herzieningscommissie heeft besloten, treden voor alle Lidstaten in werking op de eerste dag van de twaalfde maand, volgend op de maand waarin de Secretaris-Generaal deze wijzigingen aan de Lidstaten ter kennis heeft gebracht. De wijzigingen waartoe de Commissie van RID-deskundigen of de Commissie van technisch deskundigen heeft besloten, treden voor alle Lidstaten in werking op de eerste dag van de zesde maand, volgend op de maand waarin de Secretaris-Generaal deze wijzigingen aan de Lidstaten ter kennis heeft gebracht.
§ 4.
De Lidstaten kunnen binnen een termijn van vier maanden, te rekenen van de dag waarop de in § 3 bedoelde kennisgeving is gedaan, bezwaar aantekenen. In geval van bezwaar door een kwart van de Lidstaten treedt de wijziging niet in werking. In de Lidstaten die binnen de gestelde termijn bezwaar hebben aangetekend tegen een besluit, wordt de toepassing van het desbetreffende Aanhangsel volledig geschorst voor het verkeer met en tussen de Lidstaten vanaf het tijdstip waarop de besluiten van kracht worden. Evenwel, in geval van bezwaar tegen de verbindendverklaring van een technische norm of tegen de aanneming van een uniform technisch voorschrift, worden alleen deze normen of voorschriften geschorst ten aanzien van het verkeer met en tussen de Lidstaten, te rekenen van het tijdstip waarop de besluiten van kracht worden; hetzelfde geldt in geval van gedeeltelijk bezwaar.
§ 5.
De Secretaris-Generaal brengt de Lidstaten op de hoogte van de in § 4 bedoelde schorsingen; zij worden opgeheven na verloop van een termijn van een maand, te rekenen van de dag waarop de Secretaris-Generaal de overige Lidstaten van de intrekking van een dergelijk bezwaar kennis heeft gegeven.
§ 6.
Voor de vaststelling van het aantal bezwaren zoals bedoeld in de §§ 2 en 4, wordt geen rekening gehouden met de Lidstaten die:
- a.
geen stemrecht hebben (artikel 14, § 5, artikel 26, § 7 of artikel 40, § 4);
- b.
geen lid zijn van de desbetreffende Commissie (artikel 16, § 1, tweede volzin);
- c.
een verklaring hebben afgelegd overeenkomstig artikel 9, § 1 van de Uniforme Regelen APTU.