Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF)
Protocol over de voorrechten en immuniteiten van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2006
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Protocol van 03-06-1999, Trb. 2002, 25.
- Bronpublicatie:
03-06-1999, Trb. 2002, 25 (uitgifte: 05-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2006, Trb. 2006, 174 (uitgifte: 11-08-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Artikel 1. Immuniteit van rechtsmacht, executie en beslag
§ 1
In het kader van haar officiële werkzaamheden geniet de Organisatie immuniteit van rechtsmacht en executie behoudens:
- a.
voorzover de Organisatie in een bijzonder geval uitdrukkelijk afstand van een dergelijke immuniteit heeft gedaan;
- b.
in geval van een door een derde ingestelde civiele rechtsvordering;
- c.
in geval van een eis in reconventie die rechtstreeks verband houdt met een door de Organisatie in de hoofdzaak aangespannen procedure;
- d.
in geval van beslag, bevolen bij rechterlijke beslissing, op de door de Organisatie aan een van haar personeelsleden verschuldigde wedden, salarissen en andere emolumenten.
§ 2
De tegoeden en andere vermogensbestanddelen van de Organisatie genieten, ongeacht waar deze zich bevinden, immuniteit ten aanzien van elke vorm van vordering, verbeurdverklaring, sekwester en andere vormen van beslag of dwangmaatregel, behalve voorzover deze tijdelijk vereist zijn ter voorkoming van ongevallen veroorzaakt door motorvoertuigen die toebehoren aan de Organisatie of die voor haar rekening rijden en de onderzoeken waartoe genoemde ongevallen aanleiding kunnen geven.
Artikel 2. Bescherming tegen onteigening
Indien een onteigening om redenen van algemeen belang noodzakelijk is, moeten alle geschikte maatregelen worden genomen teneinde te voorkomen dat de onteigening een belemmering vormt voor de uitoefening van de werkzaamheden van de Organisatie en moet een voorafgaande, onmiddellijke en passende schadevergoeding worden betaald.
Artikel 3. Vrijstelling van belastingen
§ 1
ledere Lidstaat stelt de Organisatie, haar vermogen en inkomsten voor de uitoefening van haar officiële werkzaamheden, vrij van directe belastingen. Wanneer aankopen of diensten van een aanzienlijk bedrag, die strikt noodzakelijk zijn voor de officiële werkzaamheden van de Organisatie, door de Organisatie worden verricht of gebruikt en wanneer in de prijs van deze aankopen of diensten heffingen of rechten zijn begrepen, nemen de Lidstaten, iedere keer als het mogelijk is, geschikte maatregelen met het oog op de vrijstelling van deze heffingen of rechten of de terugbetaling daarvan.
§ 2
Geen enkele vrijstelling wordt verleend ten aanzien van de belastingen en heffingen die slechts een enkele beloning vormen voor verleende diensten.
§ 3
De goederen die overeenkomstig § 1 zijn verkregen mogen slechts verkocht, afgestaan of gebruikt worden onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de Lidstaat die de vrijstellingen heeft verleend.
Artikel 4. Vrijstelling van rechten en heffingen
§ 1
De goederen die door de Organisatie zijn ingevoerd of uitgevoerd en die noodzakelijk zijn voor de oefening van haar officiële werkzaamheden, zijn vrijgesteld van alle rechten en heffingen die geïnd worden bij de invoer of de uitvoer.
§ 2
Uit hoofde van dit artikel wordt geen enkele vrijstelling verleend ten aanzien van de aankopen en de invoer van goederen of het verlenen van diensten bestemd voor de persoonlijke behoeftes van de personeelsleden van de Organisatie.
§ 3
Artikel 3, § 3 is van overeenkomstige toepassing op de goederen die overeenkomstig § 1 zijn ingevoerd.
Artikel 5. Officiële werkzaamheden
De in dit Protocol bedoelde officiële werkzaamheden van de Organisatie zijn de werkzaamheden die overeenstemmen met de doelstellingen omschreven in artikel 2 van het Verdrag van de Organisatie.
Artikel 6. Geldverkeer
De Organisatie kan alle soorten geldmiddelen, deviezen, contant geld of waardepapieren ontvangen en bezitten. Zij kan daarover vrijelijk beschikken voor elk gebruik zoals voorzien in het Verdrag en rekeningen aanhouden in elke valuta voorzover nodig voor het nakomen van haar verplichtingen.
Artikel 7. Berichtenverkeer
Voor haar officiële berichtenverkeer en het overbrengen van al haar documenten geniet de Organisatie een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke door iedere Lidstaat aan andere vergelijkbare internationale organisaties wordt verleend.
Artikel 8. Voorrechten en immuniteiten van de vertegenwoordigers van de Staten
De vertegenwoordigers van de Lidstaten genieten, in de uitoefening van hun functies en tijdens de duur van hun dienstreizen, op het grondgebied van iedere Lidstaat de volgende voorrechten en immuniteiten:
- a.
immuniteit van rechtsmacht, zelfs na beëindiging van hun opdracht, voor de handelingen, met inbegrip van hun woorden en geschriften, door hen in de uitoefening van hun functies verricht; deze immuniteit geldt echter niet in geval van schade ten gevolge van een ongeval veroorzaakt door een motorvoertuig of ieder ander vervoermiddel toebehorend aan een vertegenwoordiger van een Lidstaat of door hem bestuurd of in geval van een overtreding van de verkeersvoorschriften waarbij een dergelijk vervoermiddel betrokken is;
- b.
immuniteit van aanhouding en voorlopige hechtenis, behalve in geval van ontdekking op heterdaad;
- c.
immuniteit van beslag op hun persoonlijke bagage, behalve in geval van ontdekking op heterdaad;
- d.
onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;
- e.
vrijstelling voor hen zelf en voor hun echtgenoten van elke beperkende maatregel betreffende de toegang en van alle formaliteiten van vreemdelingenregistratie;
- f.
dezelfde faciliteiten met betrekking tot de monetaire of de valutavoorschriften zoals verleend aan de vertegenwoordigers van buitenlandse Regeringen met een tijdelijke officiële opdracht.
Artikel 9. Voorrechten en immuniteiten van de personeelsleden van de Organisatie
De personeelsleden van de Organisatie genieten, gedurende de uitoefening van hun functies, op het grondgebied van iedere Lidstaat de volgende voorrechten en immuniteiten:
- a.
immuniteit van rechtsmacht voor de handelingen, met inbegrip van hun woorden en geschriften, verricht in de uitoefening van hun functies en binnen de grenzen van hun bevoegdheden; deze immuniteit geldt echter niet in geval van schade ten gevolge van een ongeval veroorzaakt door een motorvoertuig of ieder ander vervoermiddel toebehorend aan een personeelslid van de Organisatie of door hem bestuurd of in geval van een overtreding van de verkeersvoorschriften waarbij een dergelijk vervoermiddel betrokken is; de personeelsleden blijven zelfs na het beëindigen van de dienstbetrekking bij de Organisatie deze immuniteit genieten;
- b.
onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;
- c.
dezelfde vrijstellingen van maatregelen die de immigratie beperken en de vreemdelingenregistratie regelen, als die welke in het algemeen worden verleend aan de personeelsleden van internationale organisaties; hun familieleden die deel uitmaken van hun huishouden genieten dezelfde faciliteiten;
- d.
vrijstelling van de nationale belasting op het inkomen, onder voorbehoud van de invoering, ten gunste van de Organisatie, van een interne belastingheffing op de wedden, salarissen en andere emolumenten betaald door de Organisatie; echter, de Lidstaten hebben de mogelijkheid met deze wedden, salarissen en emolumenten rekening te houden bij de berekening van het belastingbedrag dat uit de opbrengsten van andere bronnen wordt geïnd; de Lidstaten zijn niet gehouden deze fiscale vrijstelling toe te passen op de vergoedingen en de ouderdoms- en overlevings-/nabestaandenpensioenen die door de Organisatie aan de voormalige personeelsleden of hun rechthebbenden zijn toegekend;
- e.
met betrekking tot de valutavoorschriften, dezelfde voorrechten als die in het algemeen zijn verleend aan de personeelsleden van internationale organisaties;
- f.
in periode van internationale crisis, dezelfde faciliteiten van terugkeer naar het vaderland voor hen en hun familieleden die deel uitmaken van hun huishouden als die in het algemeen zijn verleend aan de personeelsleden van internationale organisaties.
Artikel 10. Voorrechten en immuniteiten van de deskundigen
De deskundigen op wie de Organisatie een beroep doet, genieten, wanneer zij functies bij de Organisatie uitoefenen of opdrachten voor deze uitvoeren, met inbegrip van tijdens de in de uitoefening van deze functies of in het kader van die opdrachten verrichte reizen, de volgende voorrechten en immuniteiten, voorzover deze noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functies:
- a.
immuniteit van rechtsmacht met betrekking tot de handelingen, met inbegrip van hun woorden en geschriften, door hen in de uitoefening van hun functies verricht; deze immuniteit geldt echter niet in geval van schade ten gevolge van een ongeval veroorzaakt door een motorvoertuig of ieder ander vervoermiddel toebehorend aan een personeelslid van de Organisatie of door hem bestuurd of in geval van een overtreding van de verkeersvoorschriften waarbij een dergelijk vervoermiddel betrokken is; de deskundigen blijven zelfs na het beëindigen van hun functies bij de Organisatie deze immuniteit genieten;
- b.
onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;
- c.
de noodzakelijke valutafaciliteiten voor het overmaken van hun bezoldiging;
- d.
dezelfde faciliteiten, met betrekking tot hun persoonlijke bagage, als die zijn verleend aan de vertegenwoordigers van buitenlandse Regeringen met een tijdelijke officiële opdracht.
Artikel 11. Doel van de verleende voorrechten en immuniteiten
§ 1
De in dit Protocol bedoelde voorrechten en immuniteiten zijn uitsluitend ingesteld teneinde, onder alle omstandigheden, het onbelemmerd functioneren van de Organisatie en de volledige onafhankelijkheid van de personen aan wie ze zijn verleend, te verzekeren. De bevoegde autoriteiten heffen elke immuniteit op in alle gevallen waarin de handhaving het optreden van de justitie kan belemmeren en waarin zij kan worden opgeheven zonder de verwezenlijking van het doel waartoe deze is verleend, aan te tasten.
§ 2
De bevoegde autoriteiten met betrekking tot de doeleinden van § 1 zijn:
- a.
de Lidstaten, ten aanzien van hun vertegenwoordigers;
- b.
het Comité van Beheer, ten aanzien van de Secretaris-Generaal;
- c.
de Secretaris-Generaal, ten aanzien van de andere personeelsleden van de Organisatie evenals ten aanzien van de deskundigen op wie de Organisatie een beroep doet.
Artikel 12. Voorkoming van misbruik
§ 1
Geen enkele bepaling van dit Protocol kan afbreuk doen aan het recht van iedere Lidstaat om in het belang van zijn openbare veiligheid alle dienstige voorzorgsmaatregelen te nemen.
§ 2
De Organisatie werkt te allen tijde met de bevoegde autoriteiten van de Lidstaten samen met de bedoeling een goede rechtsgang te vergemakkelijken, de naleving van de wetten en voorschriften van de betrokken Lidstaten te verzekeren en elk misbruik te verhinderen waartoe de in dit Protocol bedoelde voorrechten en immuniteiten aanleiding zouden kunnen geven.
Artikel 13. Behandeling van eigen onderdanen
Geen enkele Lidstaat is verplicht de voorrechten en immuniteiten genoemd:
- a.
in artikel 8, met uitzondering van onder d,
- b.
in artikel 9, met uitzondering van onder a, b en d,
- c.
in artikel 10, met uitzondering van onder a en b
te verlenen aan zijn eigen onderdanen of aan de personen die in deze Staat hun permanente woonplaats hebben.
Artikel 14. Aanvullende overeenkomsten
De Organisatie kan met een of verscheidene Lidstaten aanvullende overeenkomsten sluiten met het oog op de toepassing van dit Protocol ten aanzien van deze Lidstaat of deze Lidstaten, alsook andere overeenkomsten met de bedoeling de goede werking van de Organisatie te verzekeren.
Bijlage