Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF)
Aanhangsel F
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2019
- Redactionele toelichting
Dit aanhangsel is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Protocol van 03-06-1999, Trb. 2002, 25.
- Bronpublicatie:
28-02-2018, Trb. 2020, 94 (uitgifte: 08-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-09-2020, Trb. 2020, 94 (uitgifte: 08-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Uniforme Regelen betreffende de verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer (APTU — Aanhangsel F bij het Verdrag)
Artikel 1. Toepassingsgebied
Deze Uniforme Regelen leggen de procedure vast voor de verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften (UTP) voor het spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in het internationaal verkeer.
Artikel 2. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Uniforme Regelen, hun Bijlage(n) en de UTP's wordt aanvullend op de uitdrukkingen omschreven in artikel 2 van de ATMF, verstaan onder de uitdrukking:
- a.
‘rijtuig’, een spoorvoertuig dat niet voorzien is van tractiemiddelen en dat bestemd is voor het vervoer van reizigers; de uitdrukking omvat mede de bagagewagens die bedoeld zijn om in een reizigerstrein te worden vervoerd;
- b.
‘project in een vergevorderd ontwikkelingsstadium’: elk project waarvan de plannings/constructiefase zodanig is gevorderd dat elke wijziging van de technische specificaties voor de betrokken Verdragsstaat onaanvaardbaar is. Een dergelijke belemmering kan juridisch, contractueel, economisch, financieel, sociaal of milieukundig van aard zijn en moet voldoende worden aangetoond;
- c.
‘vervanging in het kader van onderhoud’: elke vervanging van onderdelen door onderdelen met een identieke functie en identieke prestaties in het kader van preventief onderhoud of herstelwerkzaamheden;
- d.
‘technisch voorschrift’, elke in de UTP's opgenomen regel, die geen technische norm is, die betrekking heeft op de constructie, de exploitatie, het onderhoud, de veiligheid of op een procedure met betrekking tot het spoorwegmaterieel;
- e.
‘technische norm’, een vrijwillige standaard die is aangenomen door een erkend internationaal normalisatie-instituut volgens de voor haar geldende procedures;
- f.
‘tractievoertuig’, een spoorvoertuig dat voorzien is van tractiemiddelen;
- g.
‘wagen’, een spoorvoertuig dat niet is voorzien van tractiemiddelen en dat bestemd is voor het vervoer van goederen.
Artikel 3. Doel
§ 1
De verbindendverklaring van technische normen betreffende het spoorwegmaterieel en de aanneming van UTP's die van toepassing zijn op het spoorwegmaterieel hebben tot doel:
- a.
het vergemakkelijken van het vrije verkeer van voertuigen en het vrije gebruik van ander spoorwegmaterieel in het internationaal verkeer;
- b.
een bijdrage te leveren aan de veiligheid, de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid in het internationaal verkeer;
- c.
rekening te houden met de bescherming van het milieu en de volksgezondheid.
§ 2
Bij de verbindendverklaring van technische normen of de aanneming van UTP's wordt alleen rekening gehouden met hetgeen op internationaal niveau is uitgewerkt.
§ 3
Voor zover mogelijk:
- a.
moet de interoperabiliteit van de technische systemen en onderdelen die nodig zijn in het internationaal verkeer worden verzekerd;
- b.
zijn de technische normen en de UTP's prestatiegericht; in voorkomend geval bevatten zij varianten.
Artikel 4. Ontwikkeling van technische normen en UTP
§ 1
De ontwikkeling van technische normen betreffende het spoorwegmaterieel en de normalisatie van industriële producten en procedures is het werkterrein van erkende nationale en internationale normalisatie-instituten.
§ 2
De ontwikkeling van UTP's behoort tot het werkterrein van de Commissie van technisch deskundigen, bijgestaan door ad hoc werkgroepen en de Secretaris-Generaal op basis van aanvragen ingediend in overeenstemming met artikel 6.
Artikel 5. Verbindendverklaring van technische normen
§ 1
De Commissie van technisch deskundigen beslist of een technische norm of onderdelen daarvan verbindend worden verklaard in overeenstemming met de procedure neergelegd in de artikelen 16, 20 en 33, § 6, van het Verdrag. De beslissingen treden in werking volgens artikel 35, §§ 3 en 4, van het Verdrag.
§ 2
Een verzoek om verbindendverklaring van een technische norm kan ingediend worden door:
- a.
elke Verdragsstaat;
- b.
elke regionale organisatie zoals omschreven in artikel 2, onderdeel x, van de ATMF;
- c.
elk nationaal of internationaal normalisatie-instituut belast met de normering op het gebied van de spoorwegen; artikel 3, § 2, wordt daarbij in aanmerking genomen;
- d.
elke representatieve internationale vereniging, voor de leden waarvan het bestaan van technische normen betreffende spoorwegmaterieel om veiligheids- en bedrijfseconomische redenen onmisbaar is in de uitoefening van hun activiteit.
§ 3
De verwijzingen naar verbindend verklaarde technische normen worden door de Secretaris-Generaal gepubliceerd op de website van de Organisatie. Zodra de verwijzing gepubliceerd is en de desbetreffende technische norm toegepast wordt, wordt aangenomen dat voldaan is aan de desbetreffende UTP.
§ 4
De toepassing van verbindend verklaarde technisch normen geschiedt vrijwillig; een norm of een deel ervan kan evenwel verbindend worden op grond van bepalingen in een UTP.
Artikel 6. Aanneming van UTP's
§ 1
De Commissie van technisch deskundigen beslist over de aanneming van een UTP of van een bepaling tot wijziging ervan in overeenstemming met de procedure neergelegd in de artikelen 16, 20 en 33, § 6, van het Verdrag. De beslissingen treden in werking in overeenstemming met artikel 35, §§ 3 en 4, van het Verdrag.
§ 2
Een verzoek voor het aannemen van een UTP of van een bepaling tot wijziging ervan volgens § 1 kan ingediend worden door:
- a.
elke Verdragsstaat;
- b.
elke regionale organisatie zoals omschreven in artikel 2, onderdeel x, van de ATMF;
- c.
elke representatieve internationale vereniging, voor de leden waarvan het bestaan van UTP's betreffende spoorwegmaterieel om veiligheids- en bedrijfseconomische redenen onmisbaar is in de uitoefening van hun activiteit.
Artikel 7. Vorm van de verzoeken
De in de artikelen 5 en 6 bedoelde verzoeken worden gezonden aan de Secretaris-Generaal en gericht aan de Commissie van technisch deskundigen in een van de werktalen volgens artikel 1, § 6, van het Verdrag. De Commissie van technisch deskundigen kan een verzoek afwijzen, indien zij meent dat het verzoek niet volledig, samenhangend, behoorlijk gemotiveerd of gerechtvaardigd is. Het verzoek moet een raming van de sociale, economische en milieukundige gevolgen bevatten.
Artikel 7a. Raming van de gevolgen
§ 1
De Commissie van technisch deskundigen neemt haar beslissing na bestudering van de door de verzoeker verschafte motivering en rechtvaardiging.
§ 2
De raming schetst de mogelijke gevolgen voor alle Verdragsstaten, exploitanten en andere betrokken actoren. Indien het voorstel gevolgen heeft voor andere UTP's dan die rechtstreeks beoogd door het voorstel, worden ook deze raakvlakken in aanmerking genomen.
§ 3
Alle betrokken entiteiten nemen deel aan de raming door kosteloos de benodigde gegevens te verstekken tenzij deze beschermd zijn door intellectuele eigendomsrechten.
Artikel 8. UTP
§ 1
De aangenomen UTP's worden gepubliceerd op de website van de Organisatie.
§ 2
In beginsel is op elk subsysteem één UTP van toepassing. Zo nodig kunnen op een subsysteem diverse UTP's van toepassing zijn en kan een UTP op meerdere subsystemen van toepassing zijn.
§ 2a
De UTP’s zijn van toepassing op nieuwe subsystemen. Zij zijn ook van toepassing op een bestaand subsysteem dat is vernieuwd of verbeterd. De toepassing dient in overeenstemming te zijn met de migratiestrategie bedoeld in § 4, onder f.
§ 3
Na de kennisgevingsprocedure bedoeld in artikel 35, §§ 3 en 4, van het Verdrag en ten minste een maand voor de inwerkingtreding, publiceert de Secretaris-Generaal op de website van de Organisatie:
- a.
de aangenomen UTP waarvan kennisgeving is gedaan;
- b.
de datum waarop deze in werking treedt;
- c.
de lijst van Verdragsstaten waarop deze UTP van toepassing is;
- d.
de geactualiseerde lijst van UTP's en de datum waarop ze in werking zijn getreden.
§ 4
Voor zover nodig teneinde het in artikel 3 vervatte doel te verwezenlijken, moeten de UTP's die naar subsystemen verwijzen ten minste:
- a.
hun beoogde toepassingsgebied aangeven (deel van netwerk of voertuigen; subsysteem of deel van een subsysteem);
- b.
de essentiële eisen voor elk betrokken subsysteem vastleggen alsmede de interfaces met andere subsystemen;
- c.
de technisch-functionele specificaties vaststellen waaraan elk subsysteem en de interfaces met andere subsystemen moeten voldoen. Deze specificaties kunnen zo nodig variëren al naar gelang van het gebruik van het subsysteem, bijvoorbeeld al naar gelang van de lijnen, de knooppunten en/of de voertuigen;
- d.
bepalen welke elementen van de constructie of interfaces en interoperabiliteitsonderdelen gedekt moeten zijn door technische normen en die noodzakelijk zijn ten behoeve van de interoperabiliteit binnen het spoorwegsysteem;
- e.
voor elk onderhavig geval vermelden welke procedures moeten worden toegepast om de conformiteit met de bepalingen van de UTP's vast te stellen. Deze procedures moeten gebaseerd zijn op de toetsingsmodules omschreven in een algemene UTP zoals bedoeld in § 8;
- f.
de strategie aangeven voor de implementatie van de UTP's. Het is met name van belang aan te geven welke fasen dienen te zijn afgerond voor een geleidelijke overgang van de bestaande situatie naar de definitieve situatie waarin voldaan moet zijn aan de UTP; voor elke fase moeten passende overgangsbepalingen worden opgenomen;
- g.
voor het betrokken personeel aangeven welke professionele kwalificaties en voorwaarden op het gebied van veiligheid en gezondheid op de werkvloer vereist zijn voor de exploitatie en het onderhoud van het desbetreffende subsysteem, alsmede voor de implementatie van de UTP;
- h.
de bepalingen aangeven die van toepassing zijn op bestaande subsystemen en voertuigen, met name bij verbetering en vernieuwing en, in deze gevallen, de wijzigingen die een aanvraag voor een nieuwe toelating nodig maken;
- i.
de parameters aangeven voor voertuigen en vaste subsystemen die de spoorwegonderneming moet verifiëren en de procedures aangeven die daarvoor moeten worden toegepast om de compatibiliteit te waarborgen tussen de voertuigen en de vervoertrajecten waarop deze moeten worden geëxploiteerd.
§ 5
Elke UTP wordt opgesteld op grond van een onderzoek van een bestaand subsysteem en geeft een of meer doelsubsystemen aan die geleidelijk binnen een redelijke termijn kunnen worden verwezenlijkt. Dienovereenkomstig zal de geleidelijke aanneming van de UTP's en het voldoen daaraan bijdragen tot de geleidelijke verwezenlijking van interoperabiliteit binnen het spoorwegsysteem.
§ 6
De UTP's handhaven op passende wijze de compatibiliteit van het bestaande spoorwegsysteem van elke Verdragsstaat. Daartoe kunnen in elke UTP regelingen worden getroffen voor ‘specifieke gevallen’ die op een of meer Verdragsstaten betrekking hebben ten aanzien van zowel netwerk als voertuigen; bijzondere aandacht moet worden besteed aan het laadprofiel, de spoorbreedte of de spoorafstand en de voertuigen afkomstig uit of bestemd voor derde landen. Voor elk specifiek geval bepalen de UTP's de uitvoeringsregels van de in § 4, onderdelen c. tot en met g., vermelde elementen.
§ 7
Indien technische aspecten die overeenkomen met essentiële eisen niet uitdrukkelijk kunnen worden opgenomen in een UTP, worden ze daarin uitdrukkelijk omschreven als ‘open punten’.
§ 8
De Commissie van technisch deskundigen kan UTP's aannemen die niet verwijzen naar subsystemen, bijvoorbeeld algemene bepalingen, essentiële eisen of beoordelingsmodules.
§ 9
De UTP’s verschijnen in een formaat bestaande uit twee kolommen. Wanneer de tekst over de volle breedte van de pagina verschijnt zonder kolommen is deze gelijk aan de desbetreffende teksten van de technische specificaties inzake operabiliteit (TSI) van de Europese Unie. Wanneer de tekst verdeeld is over twee kolommen wijkt deze af voor de UTP’s en voor de desbetreffende TSI’s of andere regelgeving van de Europese Unie. De linkerkolom bevat de tekst van de UTP (OTIF-voorschriften) en de rechterkolom bevat de TSI-tekst (Europese Unie). Uiterst rechts staat de verwijzing naar de TSI.
Artikel 8a. Vastgestelde gebreken in UTP's
§ 1
Indien de Commissie van technisch deskundigen verneemt dat een aangenomen UTP fouten of gebreken bevat, met inbegrip van gevallen waarin een aangenomen UTP niet volledig voldoet aan de essentiële eisen, neemt de Commissie de passende maatregelen, waaronder:
- a.
een beslissing of de desbetreffende UTP's gewijzigd zouden moeten worden in overeenstemming met de artikelen 6 en 8;
- b.
aanbevelingen voor verantwoorde voorlopige oplossingen.
§ 2
De Verdragsstaten, regionale organisaties en beoordelingsorganen zijn verplicht de Secretaris-Generaal onverwijld in kennis te stellen van elke vastgestelde fout of gebrek in een UTP.
Artikel 9. Verklaringen
§ 1
Elke Verdragsstaat kan, binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de dag van de bekendmaking door de Secretaris-Generaal van het besluit van de Commissie van technisch deskundigen, ten overstaan van hem een met redenen omklede verklaring afleggen op grond waarvan hij de verbindendverklaarde technische norm of de aangenomen UTP met betrekking tot de spoorweginfrastructuur op zijn grondgebied en het verkeer op deze infrastructuur niet of slechts gedeeltelijk zal toepassen.
§ 2
De Verdragsstaten die een verklaring hebben afgelegd overeenkomstig § 1 worden niet in aanmerking genomen bij het bepalen van het aantal Staten die overeenkomstig artikel 35, § 4, van het Verdrag een bezwaar moeten aantekenen waardoor een beslissing van de Commissie van technisch deskundigen niet in werking treedt.
§ 3
De Staat die een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig § 1 kan deze op elk moment intrekken door de Secretaris-Generaal hiervan in kennis te stellen. Deze intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de kennisgeving.
Artikel 10. Opheffing van de Technische Eenheid
De inwerkingtreding in alle Staten die partij zijn bij het Internationale Verdrag van de Technische Eenheid der Spoorwegen, ondertekend te Bern op 21 oktober 1882 in de versie van 1938, van de UTP's die overeenkomstig artikel 6, § 1, zijn aangenomen door de Commissie van technisch deskundigen, heeft de opheffing van dat Verdrag tot gevolg.
Artikel 11. Voorrang van de UTP's
§ 1
Na de inwerkingtreding van de UTP's, die overeenkomstig artikel 6, § 1, zijn aangenomen door de Commissie van technisch deskundigen, hebben de technische normen en de UTP's in de relaties tussen de Verdragsstaten voorrang op de bepalingen van het Internationale Verdrag van de Technische Eenheid der Spoorwegen, ondertekend te Bern op 21 oktober 1882 in de versie van 1938.
§ 2
Na de inwerkingtreding van de UTP's, die overeenkomstig artikel 6, § 1, zijn aangenomen door de Commissie van technisch deskundigen, hebben deze Uniforme Regelen, alsook de technische normen en de UTP's in de Verdragsstaten voorrang op de technische bepalingen:
- a.
van het Reglement voor het wederzijds gebruik van rijtuigen en bagagewagens in het internationaal verkeer (RIC);
- b.
van het Reglement voor het wederzijds gebruik van wagens in het internationaal verkeer (RIV).
Artikel 12. Nationale technische specificaties
§ 1
De Verdragsstaten waarborgen dat de Secretaris-Generaal in kennis wordt gesteld van hun nationale technische specificaties die van toepassing zijn op spoorvoertuigen. De Secretaris-Generaal publiceert deze specificaties in de databank genoemd in artikel 13 van de Uniforme Regelen van de ATMF.
De informatie wordt meegedeeld aan de Secretaris-Generaal binnen drie maanden na de datum waarop de herziene Uniforme Regelen in werking treden.
De tijdelijke bepaling kan slechts van kracht blijven tot aan de inwerkingtreding van deze bepaling of tot aan de inwerkingtreding van een analoge specificatie door aanneming van voorschriften overeenkomstig de voorgaande artikelen. De Verdragsstaat kan de tijdelijke bepaling te allen tijde intrekken en de Secretaris-Generaal daarvan in kennis stellen.
§ 2
Wanneer een UTP is aangenomen of gewijzigd dient de Verdragsstaat te waarborgen dat de Secretaris-Generaal — met redenen omkleed — in kennis wordt gesteld van de in § 1 genoemde nationale technische specificaties waaraan nog steeds moet worden voldaan teneinde de technische compatibiliteit tussen de voertuigen en zijn netwerk te waarborgen; deze specificaties omvatten ook nationale regels die van toepassing zijn op ‘open punten’ in de technische voorschriften en op de naar behoren in de technische voorschriften aangeduide ‘specifieke gevallen’.
De genotificeerde informatie omvat een aanduiding van ‘open punt(en)’ en/of ‘specifieke gevallen’ in de UTP waarop elke nationale technische specificatie betrekking heeft.
De nationale technische specificaties blijven uitsluitend van kracht wanneer de Secretaris-Generaal binnen zes maanden na de datum waarop het desbetreffende technische voorschrift of de wijziging ervan in werking treedt een kennisgeving heeft ontvangen.
§ 3
De genotificeerde informatie bevat de volledige tekst van de nationale technische bepaling in een officiële taal van de Verdragsstaat, alsmede de titel en een samenvatting ervan in een van de officiële OTIF-talen.
Artikel 13. Equivalentietabel
§ 1
Teneinde het aantal beoordelingen en daarmee de kosten van verzoeken om technische toelating tot een minimum te beperken, worden nationale technische specificaties overeenkomstig artikel 12 geclassificeerd volgens de lijst van parameters en de beginselen vervat in de Bijlage bij dit Aanhangsel. De classificatie wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Commissie van technisch deskundigen. De Verdragsstaten en de regionale organisaties werken bij de uitvoering van deze taak samen met de Commissie van technisch deskundigen en de Secretaris-Generaal.
§ 2
De Commissie van technisch deskundigen kan de Bijlage herzien waarbij rekening wordt gehouden met de ervaring op het gebied van wederzijdse toelating van voertuigen in de Verdragsstaten.
§ 3
De Commissie van technisch deskundigen waarborgt dat een referentiedocument wordt opgesteld met onderlinge vergelijkingen van alle nationale technische specificaties waarvan kennisgeving is gedaan. Het referentiedocument vermeldt ook de relevante bepalingen in de UTP's en de bijbehorende TSI's (artikel 8, § 9). Het referentiedocument wordt gepubliceerd op de website van de Organisatie en steeds geactualiseerd.
§ 4
Naar behoren rekening houdend met de mening van de betrokken Verdragsstaten en regionale organisaties, kan de Commissie van technisch deskundigen besluiten de equivalentie kenbaar te maken wat betreft de veiligheid op het spoor:
- a.
tussen nationale technische specificaties van verschillende Verdragsstaten;
- b.
tussen bepalingen in de UTP's en de bijbehorende TSI's; en
- c.
tussen nationale technische specificaties van een of meer Verdragsstaten en de bepalingen in de UTP's en/of bepalingen in de TSI's.
De kenbaar gemaakte equivalentie wordt aangegeven in een equivalentietabel in het in § 3 hierboven genoemde referentiedocument.
De bijlagen liggen ter inzage bij het ministerie van Buitenlandse Zaken.