Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid
Artikel 92 Specifieke elementen voor financieringsinstrumenten in betalingsaanvragen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
Bij de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 59, lid 1, bevatten de overeenkomstig bijlage XXIII ingediende betalingsaanvragen de totaalbedragen die de beheerautoriteit heeft uitgekeerd aan of, in het geval van garanties, de bedragen die de beheerautoriteit voor garantieovereenkomsten heeft gereserveerd ten behoeve van eindontvangers, als bedoeld in artikel 68, lid 1, punten a), b) en c).
2.
Bij de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 59, lid 2, worden betalingsaanvragen die uitgaven voor financieringsinstrumenten bevatten, ingediend met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a)
het in de eerste betalingsaanvraag opgenomen bedrag is betaald aan de financieringsinstrumenten en bedraagt ten hoogste 30 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat is vastgelegd voor de financieringsinstrumenten krachtens de desbetreffende financieringsovereenkomst, in overeenstemming met de betrokken prioriteit en regiocategorie, indien van toepassing;
- b)
het bedrag dat is opgenomen in de daaropvolgende betalingsaanvragen die zijn ingediend tijdens de subsidiabiliteitsperiode omvat de in artikel 68, lid 1, genoemde subsidiabele uitgaven.
3.
De Commissie keurt het in lid 2, punt a), bedoelde bedrag in de eerste betalingsaanvraag uiterlijk in het laatste boekjaar goed.
Het bedrag wordt afzonderlijk meegedeeld in de betalingsaanvragen.