Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenregeling
Artikel 4.32b Offsetdrukken
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2000
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk art. 4.32b vernummerd tot art. 4.32g. Lid 1, onder a, en lid 2, met betrekking tot rotatie-offsetpersen die voor het eerst in gebruik zijn genomen voor 01-01-1985, treden in werking met ingang van 01-01-2003.
- Bronpublicatie:
04-09-2000, Stcrt. 2000, 171 (uitgifte: 05-09-2000, regelingnummer: ARBO/AMIL/00/53608)
- Inwerkingtreding
01-10-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-09-2000, Stcrt. 2000, 171 (uitgifte: 05-09-2000, regelingnummer: ARBO/AMIL/00/53608)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid re-integratie (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:
- a.
het drukken met behulp van een offsetpers;
- b.
het dagelijks reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij offsetdruk;
- c.
het niet-dagelijks reinigen van machines of machineonderdelen,gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij offsetdruk.
2.
Het vochtwater dat wordt gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, bevat ten hoogste 8 volumeprocenten isopropylalcohol of andere mono-alcoholen bij automatische doseersystemen en ten hoogste 10 volumeprocenten bij handmatige doseersystemen en bij rotatie-offsetpersen die voor het eerst in gebruik zijn genomen vóór 1 januari 1985.
3.
Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C en hebben een vlampunt van ten minste 55 °C.
4.
Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder c, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C.