Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid
Artikel 71 Programma-autoriteiten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
Voor de toepassing van artikel 63, lid 3, van het Financieel Reglement wijst de lidstaat voor elk programma een beheerautoriteit en een auditautoriteit aan. Wanneer een lidstaat de boekhoudfunctie aan een andere instantie dan de beheerautoriteit toevertrouwt overeenkomstig artikel 72, lid 2, van deze verordening, wordt die instantie eveneens als een programma-autoriteit beschouwd. Deze autoriteiten kunnen voor meerdere programma's verantwoordelijk zijn.
2.
De auditautoriteit is een overheidsinstantie. Auditwerkzaamheden kunnen, onder verantwoordelijkheid van de auditautoriteit, ook worden uitgevoerd door een andere publieke of private instantie. De auditautoriteit en alle dergelijke instanties die onder de verantwoordelijkheid van de auditautoriteit auditwerkzaamheden verrichten, zijn functioneel onafhankelijk van de gecontroleerden.
3.
De beheerautoriteit kan een of meer intermediaire instanties aanwijzen om bepaalde taken onder haar verantwoordelijk uit te voeren. Afspraken tussen de beheerautoriteit en intermediaire instanties worden schriftelijk vastgelegd.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat het beginsel van scheiding van functies tussen en binnen de programma-autoriteiten gerespecteerd wordt.
5.
Indien een programma overeenkomstig zijn doelstellingen voorziet in steun uit het EFRO of het ESF+ voor een programma dat wordt medegefinancierd door Horizon Europa, als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt b), van de Horizon Europa-verordening, wordt de instantie die het door Horizon Europa medegefinancierde programma uitvoert, overeenkomstig lid 3 van dit artikel door de beheerautoriteit van het desbetreffende programma als een intermediaire instantie aangewezen.
6.
De lidstaat kan op eigen initiatief een coördinerende instantie instellen die tot taak heeft contact te houden met en informatie te verstrekken aan de Commissie, en activiteiten van de programma-autoriteiten in die lidstaat te coördineren.