Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.4.4.3.2
6.4.4.3.2 Vereisten
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS582328:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie sectie 6.4.4.2, laatste alinea van subparagraaf 6.4.4.
Bulst 2006, p. 110-111, Roth 2006, p. 1154, Deutscher Bundestag, ‘Gesetzentwurf. Entwurf eines Siebten Gesetzes zur Änderung des Gesetzes gegen Wettbewerbsbeschränkungen’, Drucksache 2004, 15/3640, p. 53.
MünchKomm/Oetker 2012 § 249 RdNr. 103.
Meessen 2011, p. 334-336. Voor de invulling van de vereisten voor aansprakelijkheid wegens schending van het kartelrecht, sluit men aan bij de uitleg van algemene eisen voor schadevergoeding zoals die zijn neergelegd in het BGB. § 249 BGB gaat over de aard en omvang van de schadevergoeding. Zie voor meer informatie over Kausalzusammenhang en hoe die moet worden ingevuld MünchKomm/Oetker 2012 § 249 RdNrs. 103-131.
Meessen 2011, p. 46, 338.
Meessen 2011, p. 341.
341. Vereist voor een schadevergoedingsvordering op grond van § 33 lid 3 GWB is dat er een inbreuk is op artikel 101 of 102 VWEU of een inbreuk op het GWB of een inbreuk op een besluit van de Duitse mededingingsautoriteit (zie lid 1 van § 33 GWB). De tweede eis is dat de eiser vorderingsgerechtigd moet zijn. Dit betekent dat hij een benadeelde (Betroffene) is in de zin van lid 1 van § 33 GWB.1 Het is niet vereist dat de benadeelde een onderneming is.2 Natuurlijk moet de benadeelde schade hebben geleden, dit is het derde vereiste. Hierbij is met name de toelaatbaarheid van het passing-on verweer interessant. Dit onderwerp komt in de volgende sectie aan de orde. Het volgende vereiste is het bestaan van een causaal verband. De Duitse Kausalität vereist een condicio sine qua non-verband, hiervoor geldt de Äquivalenztheorie die ervan uitgaat dat elk gevolg op talloze, gelijkwaardige oorzaken berust.3 Als het causaal verband alleen wordt begrensd door de Äquivalenztheorie is, wordt de reikwijdte van aansprakelijkheid te ruim. Daarom wordt het causaal verband mede begrensd door Adäquanz- en Schutzzwecküberlegungen (overwegingen betreffende de waarschijnlijkheid dat een bepaald gevolg wordt veroorzaakt op basis van het handelen van de aansprakelijk gestelde en overwegingen betreffende het doel van de geschonden norm). Deze beperking van het causaal verband doet denken aan artikel 6:98 BW.4
De vijfde eis is dat sprake moet zijn van onrechtmatigheid (Rechtswidrigkeit). Aan deze eis is voldaan in geval van een inbreuk op het mededingingsrecht.5 Ten slotte moet de inbreukmakende onderneming opzettelijk of nalatig (vorsätzlich oder fahrlässig) hebben gehandeld.6