Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.1
6.1 Inleiding
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS575182:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Dit abstracte stelsel staat in Duitsland bekend als Abstraktionsprinzip of Abstraktionsgrundsatz. Haedicke 2001, p. 969, H. Rüßmann, BürgerlichesVermögensrecht, 2006, p. 73 (pdf beschikbaar via http://ruessmann.jura.uni-sb.de/bvr2003/download/BuchBVR2003.pdf, (voor het laatst geraadpleegd op 12 juni 2014), Bayerle 2009, p. 1079, Bayerle 2009, p. 1079, Staudinger/Olzen 2009, § 241, RdNr. 26-37, Staudinger/Wiegand 2011, Vorbemerkungen zu §§ 929-931, RdNr. 13-18.
Burkens & Van Schagen 2004, p. 126. Zo geldt het EVRM in Duitsland via transformatie. Volgens het Duitse Bundesverfassungsgericht zijn Duitse bestuurlijke en gerechtelijke autoriteiten in beginsel ook gebonden aan uitspraken van het EHRM.
BVerfG 29 mei 1974, BVerfGE 37, 271 (285).
BVerfG 29 mei 1974, BVerfGE 37, 271 (285).
BVerfG 22 oktober 1986, BVerfGE 73, 339 (387).
BverfG 12 oktober 1993, BVerfGE 89, 155, Az: 2 BvR 2134, 2159/92. Maar de Duitse rechter nam een aantal beslissingen die Europeesrechtelijk gezien niet door de beugel kunnen. Zo oordeelde het BGH dat Duitsland een eenzijdig recht heeft tot uittreding uit de EU. Zie hierover Frowein 1994, onder andere te raadplegen via http://www.zaoerv.de/54_1994/54_1994_1_a_1_16.pdf, König 1994, onder andere te raadplegen via http://www.zaoerv.de/54_1994/54_1994_1_a_17_94.pdf.
280. Dit hoofdstuk over Duits recht is ingegeven door de wens ook buiten de grenzen van Nederland onderzoek te verrichten naar de doorwerking van Europees recht. Daarbij is de keuze op Duits recht gevallen omdat het één van de meest invloedrijke rechtsstelsels is van Europa. Duitsland kent, in tegenstelling tot Nederland, een abstract stelsel van overdracht van eigendom, hetgeen tot interessante verschillen met het Nederlandse causale stelsel kan leiden betreffende de restitutierechtelijke gevolgen van een nietige rechtshandeling.1 Daar komt bij dat Duitsland bekend staat om de uitgebreide literatuur en jurisprudentie. De belangrijkste aanleiding voor dit rechtsvergelijkende deel is het verwerven van inspiratie voor de beantwoording van de in dit boek gestelde vragen.
Duitsland hanteert een dualistisch stelsel met betrekking tot het internationale (en supranationale) recht. Duitsland maakt een uitzondering voor algemene regels van het volkenrecht. Die regels hoeven niet te worden getransformeerd tot nationaal recht.2 Voor het internationale recht in het algemeen geldt echter dat het bij bondswet dient te worden geïmplementeerd.3 Duitsland heeft de rechtstreekse werking en voorrang van het Unierecht geaccepteerd. Door het Solange I-arrest werd echter duidelijk dat er nog veel vragen waren.4 Het Bundesverfassungsgericht oordeelde dat het de suprematie en directe werking van het EU-recht niet zou erkennen, zolang er op het niveau van het Europees recht geen grondrechtencatalogus was.5 Dat expliciete voorbehoud heeft het Hof teruggenomen in het arrest Solange II uit 1986.6 Hierbij was het van belang dat uit de jurisprudentie van het HvJ EU bleek dat het Unierecht grondrechtenbescherming bood die van hetzelfde niveau was als de Duitse bescherming. Het ‘Maastricht-Urteil’ bevestigt formeel het Solange II-arrest.7
281. Ik behandel Duitse rechtsfiguren die een vergelijkbare functie hebben als de besproken Nederlandse rechtsfiguren. Het Duitse recht wordt eerst afzonderlijk besproken omdat kennis daarvan nodig is voordat een vergelijking plaats kan vinden. Dit hoofdstuk begint daarom met een korte bespreking van het Duitse mededingingsrecht. Vervolgens komen in paragraaf 6.3 nietigheid en vernietigbaarheid van rechtshandelingen op grond van het Duitse recht aan bod, daarna behandel ik de Duitse rechtsfiguren die vergelijkbaar zijn met de Nederlandse wanprestatie, onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking (paragraaf 6.4). Ik sluit dit hoofdstuk in paragraaf 6.5 af met een conclusie waarin de Duitse rechtsfiguren worden vergeleken met hun Nederlandse equivalenten.
Met betrekking tot de vertalingen merk ik het volgende op: bij de uitleg van een Duits juridisch begrip kan mijns inziens soms niet worden volstaan met vertaling door een of twee woorden. Bovendien schiet een verwijzing naar het vergelijkbare Nederlandse juridische begrip zo nu en dan tekort omdat juridische begrippen in verschillende rechtsstelsels verschillende betekenissen kunnen hebben. Daarom geef ik waar nodig een Nederlandse omschrijving van het begrip of verwijs ik naar Duitse literatuur die ingaat op het begrip. Daarnaast neem ik het Duitse begrip op in de tekst.