Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/6.3
6.3 De procedurele waarborgen van artikel 8 EVRM
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook eerder hoofdstuk 2 over artikel 6 en 13 EVRM.
Zie: Christoffersen 2009, p. 463 e.v. en Harris e.a. 2014, p. 535.
Vgl. o.m.: Forder 2015, onder C.1 (digitaal geraadpleegd).
Zie opnieuw: Christoffersen 2009, p. 463 e.v. en Harris e.a. 2014, p. 535.
Waarbij de bespreking in relevante handboeken het vertrekpunt vormde (o.m.: Harris e.a. 2014, White & Ovey 2014 en Grabenwarter 2014). Aangevuld met recente(re) jurisprudentie die is gepubliceerd in onder meer de AB, de JV en de EHRC.
Hoewel het strafrecht buiten het bereik van deze studie valt, ga ik hier toch kort op in. Zie nader paragraaf 6.3.6.
De overkoepelende procedurele kernverplichting onder artikel 8 EVRM ziet op het vereiste van een zorgvuldige nationale besluitvormingsprocedure. Deze kernverplichting bestaat uit diverse procedurele verplichtingen. Zo kan het gaan om de verplichting voor de nationale autoriteiten om de betrokkene tijdig informatie te verschaffen over het te nemen besluit en om de verplichting om de betrokkene te horen of op de hoogte te brengen van de inzet van bepaalde bevoegdheden (notificatieplicht). Daarnaast kan het (vooraf) doen van onderzoek (bijvoorbeeld door deskundigen te raadplegen) onderdeel zijn van een zorgvuldige besluitvormingsprocedure, als ook de aanwezigheid van een rechtsmiddel in het nationale recht. Dit laatste vereiste kan zowel in de (verlengde) besluitvormingsfase een rol spelen, als in de fase voor de rechter.
Minder expliciet verwoord door het Hof, maar niettemin van belang voor het nationale procesrecht, is de verplichting die op de Staat kan rusten om in de nationale belangenafweging rekening te houden met het feit dat het gaat om personen behorend tot een kwetsbare groep of wat in het beste belang van het kind is.
Hoewel de procedurele kernverplichting onder artikel 8 EVRM zich dus vooral concentreert op het nationale besluitvormingsproces, bestaat ten aanzien van sommige verplichtingen overlap met de eisen die gelden in de rechterlijke fase. Zo kan bijvoorbeeld het horen van betrokkenen en het raadplegen van deskundigenrapporten ook, of juist, in de rechterlijke procedure een rol spelen.1
De hiervoor weergeven procedurele eisen zijn ontleend aan de jurisprudentie van het Hof over artikel 8 EVRM. Op diverse terreinen is de procedurele ontwikkeling van artikel 8 EVRM aanwezig.2 Zo heeft het Straatsburgse Hof procedurele waarborgen ontwikkeld in familie-en gezinsgerelateerde zaken.3 Daarnaast heeft het Hof meerdere malen overwogen dat in de gevallen waarin potentieel risico aanwezig is voor de leefomgeving, op de nationale autoriteiten de plicht rust om vooraf onderzoek te doen om eventuele milieu- en gezondheidsrisico’s in kaart te brengen. Bovendien moeten de betrokken burgers tijdig over besluiten die potentieel van invloed zijn op de gezondheid of anderszins hinder veroorzaken worden geïnformeerd. Ook in zaken waarin groepen mensen worden gedwongen om te verhuizen, denk hierbij aan Roma, heeft het EHRM procedurele eisen gesteld. Zo ook in privacy-kwesties waarbij het om allerhande vormen van toegang tot persoonlijke/vertrouwelijke informatie gaat. Verder heeft het Hof in het kader van de inzet van geheime strafrechtelijke bevoegdheden procedurele waarborgen gecreëerd waaraan de overheid zich dient te houden. Tot slot gelden ook in gezinsvorming- en herenigingszaken procedurele verplichtingen.4
Vanwege het enorme toepassingsbereik van artikel 8 EVRM is het niet haalbaar om een uitputtend overzicht te geven van alle terreinen waarop door het Hof procedurele eisen zijn ontwikkeld. Het is dus mogelijk dat ook op andere terreinen die raken aan het privé- en familieleven procedurele eisen gelden.5 Voorgaande terreinen geven echter een goed beeld van de procedurele tendens onder artikel 8 EVRM. De keuze voor een bespreking van de procedurele waarborgen op voornoemde terreinen is zowel gebaseerd op de eerder aangehaalde literatuur als op de keuze om in deze studie in te zoomen op het bestuursrecht. Tegelijkertijd komen ook de procedurele eisen aan bod die gelden op de niet-bestuursrechtelijke terreinen, omdat deze eisen toch illustratief zijn voor de procedurele tendens onder artikel 8 EVRM.6
Het plan van aanpak van deze paragraaf is als volgt. Voor elk terrein/elke categorie zaken afzonderlijk geldt dat ik begin met een bespreking van een belangrijke zaak. Vervolgens zet ik de procedurele plichten per terrein verder uiteen en probeer deze te duiden aan de hand van andere (recente(re)) EHRM-uitspraken. Om te beginnen volgt een weergave van de procedurele eisen in familie gerelateerde zaken (paragraaf 6.3.1), gevolgd door de procedurele condities in milieuzaken (paragraaf 6.3.2). Vervolgens komen de procedurele waarborgen in leefomgevingszaken (paragraaf 6.3.3) en privacy-kwesties (paragraaf 6.3.4) aan bod. Tot slot volgt de procedurele trend in het vreemdelingenrecht (paragraaf 6.3.5) en in het geval van de inzet van strafrechtelijke bevoegdheden (paragraaf 6.3.6).7
6.3.1 Familie gerelateerde zaken: omgangsrecht met kinderen6.3.2 Milieuzaken: milieu/gezondheidsrisico’s6.3.3 Leefomgevingszaken: verplaatsing van groepen personen6.3.4 Privacy kwesties: toegang tot persoonlijke/vertrouwelijke informatie6.3.5 Privé- en familieleven en het vreemdelingenrecht6.3.6 Strafrechtelijke bevoegdheden: inzet geheime bevoegdheden en binnentreden woningen