Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/6.4
6.4 De procedurele waarborgen van artikel 8 EVRM in relatie tot de artikelen 6 en 13 EVRM en de mogelijke toegevoegde waarde
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie paragraaf 6.3.5.
EHRM 14 juni 2011, EHRC 2011, 120, m.nt. J.H. Gerards (Borisov t. Litouwen).
EHRM 14 juni 2011, EHRC 2011, 120, m.nt. J.H. Gerards (Borisov t. Litouwen).
Zie de annotatie van Gerards onder punt 6.
EHRM 10 januari 2012, AB 2012, 31, m.nt. T. Barkhuysen & M.L. van Emmerik (G.R. t. Nederland). Zie meer recent ook de ontvankelijkheidsbeslissing van het Hof in de zaak: N. e.a. tegen het Verenigd Koninkrijk (EHRM 15 april 2014, zaaknr. 16458/12 (N. e.a. t. het Verenigd Koninkrijk). De klacht van klager die erop ziet dat zij op grond van artikel 6 EVRM moest worden gehoord alvorens naar Sri Lanka te worden uitgezet, vat het Hof op als een klacht die zo is te herformuleren dat deze onder artikel 13 EVRM valt (voorafgaand aan uitzetting onderzoek klacht 3 EVRM en dus rechtsmiddel met schorsende werking) en derhalve beoordeeld dient te worden. Zie par. 128 van de ontvankelijkheidsbeslissing.
EHRM 10 januari 2012, AB 2012, 31, m.nt. T. Barkhuysen & M.L. van Emmerik, par. 53 en 54 (G.R. t. Nederland).
EHRM 10 januari 2012, AB 2012, 31, m.nt. T. Barkhuysen & M.L. van Emmerik, par. 55 (G.R. t. Nederland).
EHRM 10 januari 2012, AB 2012, 31, m.nt. T. Barkhuysen & M.L. van Emmerik, par. 50 en 55 (G.R. t. Nederland).
Zie ook: Barkhuysen 2012 over excessief formalisme in het bestuursrecht.
EHRM 13 december 2012, EHRC 2013, 43, JV 2013, 86, m.nt. A.M. Reneman (Grote Kamer) (De Souza Ribeiro t. Frankrijk).
Onder de procedurele component van artikel 8 EVRM bevinden zich ook typische 6 EVRM-eisen als de redelijke termijn en het horen van de betrokkenen. Ook de tenuitvoerlegging van de uitspraak neemt het Hof in sommige gevallen mee onder artikel 8 EVRM. De aanwezigheid van een effectief rechtsmiddel behandelt het Hof doorgaans in combinatie met artikel 13 EVRM. De procedurele verplichtingen onder artikel 8 EVRM zien we, uitzonderingen daargelaten, niet als zodanig terug onder artikel 6 en/of 13 EVRM. In het bijzonder niet wanneer deze eisen lijken te zijn gericht op de uitvoerende fase. Evenmin brengen laatstgenoemde procedurele artikelen de verplichting met zich om een onderzoek te doen in het geval van mogelijke gevaren/risico’s voor het milieu/de gezondheid, of om de betrokkenen te informeren. Deze procedurele verplichtingen formuleerde het EHRM daarom onder artikel 8 EVRM. Ter effectuering van dit recht en ook vanwege de ruime margin die een al te inhoudelijke sturing vanuit Straatsburg onder dit artikel verhindert.
Verder is artikel 6 EVRM, als bekend, niet van toepassing op het terrein van het vreemdelingenrecht.1 Toepassing over de band van artikel 8 EVRM en/of 13 EVRM kan een omzeiling van dit verbod betekenen, met de facto een verruiming van het toepassingsbereik van artikel 6 EVRM tot gevolg.2
Naast de eerder in dit hoofdstuk besproken EHRM-zaken,3 kan ook in Borisov tegen Litouwen4 een voorzichtige beweging worden gevonden van het inlezen van een 6 EVRM-waarborg in artikel 8 EVRM.5 Voorzichtigheid is geboden nu het om een van de rol geschrapte zaak gaat en het Hof de klacht dus niet inhoudelijk behandelt.6 Het Hof gaat in deze zaak in op de gevolgen van de lange duur van de procedure van de vergunningverlening voor de rechten van klager onder artikel 8 EVRM. Dit laatste impliceert een toepassing van het redelijke termijnvereiste (zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM) in het vreemdelingenrecht.
Een duidelijkere beweging, en daarmee een stap verder gaat het Hof in de zaak G.R. tegen Nederland.7 Niet over de band van een materiële bepaling dit keer, maar via het procedurele artikel 13 EVRM wordt een typische artikel 6 EVRM eis toegepast in een vreemdelingenzaak. Het Hof oordeelt in deze zaak dat de nationale autoriteiten (de toenmalige minister van Vreemdelingenzaken en Integratie en hierin gevolgd door de rechtbank) zich excessief formalistisch hebben opgesteld. Zij hebben namelijk extra documenten gevorderd om een uitzondering mogelijk te maken op het betalen van leges in de procedure voor een vergunningaanvraag in het kader van gezinshereniging onder artikel 8 EVRM. Het Hof ziet niet in waarom klager, naast de loonstrook van de bijstandsuitkering van zijn echtgenote en de officiële documenten waaruit blijkt dat hij getrouwd is en op hetzelfde adres als zijn vrouw woont, ook nog een verklaring van zijn bezittingen en inkomsten had moeten overleggen. Daarnaast heeft hij moeten aantonen dat zijn echtgenote alles in het werk heeft gesteld om op andere wijze aan geld te komen om de leges te kunnen betalen. Dit acht het Hof des te opmerkelijker nu het inkomen van klager bij de lokale autoriteiten bekend is.8 Deze excessief formalistische houding heeft ertoe geleid dat klager in strijd met artikel 13 EVRM een overigens effectief rechtsmiddel en toegang tot een rechter is onthouden. Daar komt bij dat het Hof het te betalen bedrag aan leges van 830 euro niet in verhouding vindt staan tot het (bijstands)inkomen van het gezin van klager van 988 euro per maand. Het Hof komt dus tot een schending van artikel 13 EVRM.9
Over de toepasselijkheid van artikel 6 EVRM merkt het Hof nog het volgende op. Het Hof deelt de opvatting van de Nederlandse regering dat het hier in feite gaat om een beperking van het recht op toegang tot de rechter. Een typische 6 EVRM-eis die tenslotte geen toepassing zou mogen krijgen in een vreemdelingenzaak als de onderhavige. Maar het Hof rekent tot een effectief rechtsmiddel zoals verwoord in artikel 13 EVRM ook een toegankelijke procedure en vindt zoals gezegd dat klager in deze zaak ten onrechte de toegang tot een rechter en een effectief rechtsmiddel is onthouden.10 Over de band van artikel 13 EVRM brengt het Hof dus een typische 6 EVRM eis, namelijk het recht op toegang tot de rechter, binnen het bereik van het vreemdelingenrecht. Waarom kiest het Hof er in deze zaak voor om over de band van artikel 13 EVRM een typische artikel 6 EVRM waarborg toe te passen? Het Hof had er tenslotte ook voor kunnen kiezen om het in te lezen in artikel 8 EVRM. Misschien dat de toegankelijkheid van de procedure sterker verband houdt met het recht op een effectief rechtsmiddel?11 De latere uitspraak van de Grote Kamer in de hiervoor besproken zaak De Souza Ribeiro12 lijkt ook in deze richting te wijzen. In deze zaak oordeelde het Hof dat klager onder artikel 13 EVRM evenmin over een toegankelijk effectief rechtsmiddel beschikte.
Wat is nu de toegevoegde waarde van de procedurele waarborgen van artikel 8 EVRM ten opzichte van de procedurele eisen van 6 en 13 EVRM?
Allereerst lijken veel van de procedurele eisen onder artikel 8 EVRM zich op de besluitvormingsfase te richten. Daarmee zijn deze eisen van toegevoegde waarde, omdat artikel 6 EVRM in principe niet ziet op het horen/informeren van de betrokkene in de besluitvormingsfase. Evenmin voorziet artikel 13 EVRM in deze plichten. Ook het doen van voorafgaand onderzoek naar mogelijke gevaren voor de gezondheid/het milieu ligt niet besloten in het recht op toegang tot de rechter of een effectief rechtsmiddel. Voor zover in sommige gevallen 6 EVRM-waarborgen in de toets onder artikel 8 EVRM worden meegenomen, is dit vooral vanuit pragmatisch oogpunt. Dit laat echter onverlet dat deze waarborgen dan dus wel een rol kunnen spelen onder het recht op privéleven.
In de tweede plaats kan via het materiële recht op respect voor het privéleven en/of via artikel 13 EVRM een typische 6 EVRM-eis van toepassing zijn in vreemdelingenrechtelijke kwesties. Dit heeft dus een uitbreiding van de werkingssfeer van artikel 6 EVRM tot gevolg, en brengt nieuwe verplichtingen voor de nationale autoriteiten met zich en extra procedurele waarborgen voor de rechtszoekende.
In beide gevallen zijn de procedurele 8 EVRM-waarborgen die in de EHRM-jurisprudentie zijn ontwikkeld van meerwaarde ten opzichte van de reeds bestaande procedurele eisen die expliciet uit het EVRM volgen.