Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/1085
1. Het door raadsman aangevoerde omtrent afwezigheid van verdachte ter zitting is niet een ‘grief’ of ‘bezwaar’ tegen het vonnis als bedoeld in art. 410 lid 1 Sv dan wel art. 416 lid 1 en 2 Sv. 2. Geen verplichting om vóór de voordracht van de A-G verdachte gelegenheid te geven bezwaren tegen het vonnis op te geven.
HR 08-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1555
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
18/00058
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS93720:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1555, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:683, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑07‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑06‑2018
- Wetingang
Art. 410 lid 1, art. 416 lid 1 en lid 2 Sv
Essentie
1. Door raadsman aangevoerde omtrent afwezigheid van verdachte ter zitting is niet een ‘grief’ of ‘bezwaar’ tegen het vonnis als bedoeld in art. 410 lid 1 Sv dan wel art. 416 lid 1 en 2 Sv. 2. Geen verplichting om vóór de voordracht van de advocaat-generaal verdachte gelegenheid te geven bezwaren tegen het vonnis op te geven.
Samenvatting
1. Onder ‘grieven’ in art. 410 lid 1 Sv kunnen zowel bezwaren direct gericht tegen het vonnis in eerste aanleg als andersoortige gronden voor het instellen van beroep vallen. Dit geldt ook ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.