Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/1086
Profijtontneming. Oplegging hoofdelijke betalingsverplichting bij toepassing van art. 36e lid 3 Sr niet mogelijk, omdat art. 36e lid 7 Sr die mogelijkheid beperkt tot vaststelling voordeel op grond van art. 36e lid 1 en lid 2 Sr.
HR 08-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1552
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
18/04583
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS93719:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1552, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:831, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑03‑2019
- Wetingang
Art. 36e (oud), 36e Sr
Essentie
Profijtontneming. Oplegging van een hoofdelijke betalingsverplichting is bij toepassing van art. 36e lid 3 Sr niet mogelijk, omdat art. 36e lid 7 Sr die mogelijkheid beperkt tot vaststelling van het voordeel op grond van art. 36e lid 1 en lid 2 Sr.
Samenvatting
Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op basis van een kasopstelling over de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 september 2013. Het hof heeft de ontnemingsmaatregel gebaseerd op art. 36e lid 3 (oud) Sr en heeft een hoofdelijke betalingsverplichting opgelegd. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.