Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/1080
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf; art. 15 Wet Bopz. Was de rechtbank verplicht de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een andere maatregel te verzoeken? Art. 8a Wet Bopz. Samenhang met zaak 19/03093.
HR 18-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1612
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
19/03380
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1612, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:864, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑08‑2019
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf; art. 15 Wet Bopz. Was de rechtbank verplicht de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een andere maatregel te verzoeken? Art. 8a Wet Bopz. Samenhang met zaak 19/03093.
Partij(en)
[betrokkene], verblijvende te [plaats], VERZOEKER tot cassatie, hierna: betrokkene, advocaat: mr. M.E. Bruning, tegen DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-NEDERLAND, VERWEERDER in cassatie, hierna: de officier van justitie, niet verschenen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. M.L.C.C. Lückers:
Deze Bopz-zaak hangt deels samen met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.