Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/1092
Feitelijk leidinggeven aan opzettelijk (namens BV) onjuiste aangiften omzetbelasting doen (art. 69 AWR). Verdachte kan zich niet beroepen op fiscaal pleitbaar standpunt dat bij verkoop geen omzetbelasting verschuldigd was.
HR 06-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1504
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, E.F. Faase, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/01534
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Omzetbelasting / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Fiscaal strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1504, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:493, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑11‑2019
- Wetingang
Essentie
Feitelijk leidinggeven aan opzettelijk (namens BV) onjuiste aangiften omzetbelasting doen (art. 69 AWR). Het oordeel dat de nota van afrekening is aan te merken als ‘een factuur’ als bedoeld in art. 37 Wet OB is juist, evenals het oordeel dat A BV ten tijde van het doen van aangifte — naar objectieve maatstaven gemeten — niet redelijkerwijs kon en mocht menen dat deze aangifte toch juist was. Verdachte kan zich niet beroepen op fiscaal pleitbaar standpunt dat bij verkoop geen omzetbelasting verschuldigd was.
Samenvatting
Indien een onjuiste of onvolledige belastingaangifte wordt gedaan, maar de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.