Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/811
Huurrecht. Schade aan gehuurde; bewijsvermoeden (art. 7:218 lid 2 BW); aan tegenbewijs te stellen eisen.
HR 07-07-2023, ECLI:NL:HR:2023:1059
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
7 juli 2023
- Magistraten
Mrs. H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
22/01866
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Huurrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1059, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑07‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:315, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑03‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2022
- Wetingang
Art. 7:218 lid 2 BW
Essentie
Huurrecht. Schade aan gehuurde; bewijsvermoeden (art. 7:218 lid 2 BW); aan tegenbewijs te stellen eisen.
Samenvatting
Het bewijsvermoeden van art. 7:218 lid 2 BW betreft schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan gedurende de looptijd van de huurovereenkomst. Het bewijsvermoeden bestrijkt niet alleen het causale verband tussen tekortschieten en schade, maar ook het tekortschieten zelf (HR 26 mei 2023, NJ 2023/180). Bij de toepassing van het bewijsvermoeden van art. 7:218 lid 2 BW is de zwaarte van de aan het tegenbewijs te stellen eisen in een concreet geval ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.