Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/812
Procesrecht. Gebrek in appeldagvaarding; onredelijke benadeling procespartij (art. 122 Rv)?; geïntimeerden niet binnen beroepstermijn op hoogte geraakt van hoger beroep.
HR 07-07-2023, ECLI:NL:HR:2023:1073
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
7 juli 2023
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, G.C. Makkink
- Zaaknummer
22/02723
- Conclusie
A-G mr. G. Snijders
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1073, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑07‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:484, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑07‑2022
- Wetingang
Art. 122 Rv
Essentie
Procesrecht. Gebrek in appeldagvaarding; onredelijke benadeling procespartij (art. 122 Rv)?; geïntimeerden niet binnen beroepstermijn op hoogte geraakt van hoger beroep.
Samenvatting
Behalve de algemene regeling van exploten in de art. 45-66 Rv, bevat de wet in de art. 120-122 Rv specifieke regels voor gebreken in dagvaardingsexploten. Art. 122 lid 1 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien de gedaagde in het geding verschijnt en zich op de nietigheid van het exploot van dagvaarding beroept, de rechter dat beroep verwerpt indien naar zijn oordeel het gebrek de gedaagde niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.