Art. 273f, eerste lid, aanhef en onder 1°, 3° en 9°, SrNL luidt onder meer:“1. Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:1°. degene die een ander […] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie […] werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt […] met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;[…];3°. degene die een ander aanwerft, medeneemt of ontvoert met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;[…];9°. degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde […].”
HR, 08-11-2022, nr. 20/04083
ECLI:NL:HR:2022:1569
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-11-2022
- Zaaknummer
20/04083
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1569, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑11‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:747
ECLI:NL:PHR:2022:747, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1569
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Caribische zaak Curaçao. Medeplegen van mensenhandel in “trago-meisjes” in een door de verdachte en haar mededader (dochter van verdachte) geleide bar, art. 2:239 SrC. Bewijsklachten mensenhandel. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 20/03710 C, 20/04163 C en 20/04164 C.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/04083 C
Datum 8 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 29 oktober 2020, nummer H 214/2019, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze zeventien maanden en een week beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2022.
Conclusie 06‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Caribische zaak. Medeplegen van mensenhandel in Curaçao met betrekking tot uit Venezuela afkomstige ‘trago-meisjes’. Het eerste middel klaagt dat niet uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte heeft gehandeld met door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of door misbruik van een kwetsbare positie. Dit middel is volgens de AG tevergeefs voorgesteld. Het tweede middel klaagt terecht dat de redelijke termijn is geschonden vanwege de te late inzending van het dossier door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/04083 C
Zitting 6 september 2022
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.
I. Inleiding
- 1.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (verder ook: het Hof) heeft bij vonnis van 29 oktober 2020 het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna ook: het Gerecht) van 27 september 2019, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigd. Het Hof heeft de verdachte wegens “mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Het Hof heeft verder beslissingen genomen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen en heeft aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen als bedoeld in art. 1:78 van het Wetboek van Strafrecht Curaçao (hierna: SrC) opgelegd, een en ander zoals in het vonnis vermeld.
- 2.
Er bestaat samenhang met de zaken 20/04163 ( [medeverdachte 1] ), 20/04164 ( [medeverdachte 2] ) en 21/03710 ( [medeverdachte 3] ). Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
- 3.
Namens de verdachte heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, twee middelen van cassatie voorgesteld.
II. Het eerste middel en de bespreking daarvan
Het middel
4. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van (het medeplegen van) mensenhandel niet uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
Bewezenverklaring en bewijsvoering
5. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1. Mensenhandel
dat zij in de periode van 1 maart 2017 t/m 27 september 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen
- [betrokkene 1] en
- [betrokkene 2] , en
- [betrokkene 3] , en
- [betrokkene 4] , en
- [betrokkene 5] , en
- [betrokkene 6] , en
- [betrokkene 7] , en
een grote hoeveelheid andere onbekend gebleven personen,
(sub c)
heeft aangeworven, met het oogmerk om die perso(o)n(en) in een ander land, te weten Curaçao, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/ of
(sub i)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen, te weten door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft gedwongen dan wel bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde,
immers hebben zij, verdachte, en/of haar mededaders
terwijl verdachte en/of haar mededaders, wisten dat voornoemde slachtoffers/personen in een slechte financiële situatie verkeerden en/ of de (financiële) situatie in Venezuela heel slecht is en/of dat die slachtoffers het Papiaments en/of de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig waren en/of die slachtoffers (vrijwel) niemand kenden in Curaçao en geen werkvergunningen en/of verblijfsvergunningen in Curaçao hadden en/of onder slechte woon- en/of werkomstandigheden hier zouden gaan leven en/of werken,
(aan) een of meer van de vernoemde slachtoffers/personen:
- in Venezuela benaderd of laten benaderen met het verzoek om in Curaçao, bij een "snek" ( [A] ), te komen werken (zonder contract), en/of voor hen de reis van Venezuela naar Curaçao laten regelen en betalen, en/of
- gehuisvest in een (kleine, gedeelde) kamer op de tweede verdieping van [A] op de [a-straat] of een woning te [b-straat 1] of een woning te [c-straat 1] , en/of
- (ongeveer) 350 gulden per maand in rekening te brengen voor deze kleine gedeelde kamer en/of (daarnaast) een bedrag voor lunch en/of water en/of elektra en/of internet, in rekening te brengen, en/of de regel opgelegd dat zij (maximaal) een keer per dag mochten douchen en/of
- bij aankomst een beginschuld opgelegd van ongeveer NAf 1600,00 en opgelegd dat deze schuld binnen 3 tot 4 weken moest worden afbetaald/ingelost aan/bij verdachte door voor verdachte te werken, en/of
- de regel opgelegd dat zij niet mochten stoppen met werken voor verdachte (in de [A] ) alvorens de schuld werd ingelost, en/of
- uitgelegd/opgelegd dat zij (zonder contract en zonder werkvergunning) moesten werken in de [A] , door klanten te versieren, te amuseren, (trago)drankjes te laten kopen, en met ze te dansen (waarmee zij tokens zouden verdienen om hun schuld of te lossen), en/of
- uitgelegd dat er (meerdere) beveiligingscamera's in de [A] hingen zodat zij, verdachte alles kan zien en/of horen, en/of
- opgelegd dat zij zich aan de regels moesten houden, en dat anders boetes in rekening worden gebracht en/of telefoons worden afgepakt, en/of
- hebben uitgescholden en/of bedreigd (wanneer zij zich niet voldoende gedroegen zoals verdachte wenste) en
- onder druk gezet om geld te verdienen door zich te prostitueren om hun schuld aan verdachte en/of het geld voor maaltijden en/of Internet en/of water en elektra te kunnen (af) betalen, en/of
- de regel opgelegd dat in geval van prostitueren (of anderszins verlaten van de bar), een bedrag (100 of 150 gulden) betaald diende te worden bij de bar (ten behoeve van verdachte) alvorens de klant met voornoemd slachtoffer/persoon [A] mocht verlaten, en/of
- opgelegd dat 6 dagen in de week gewerkt moest worden van 20.00 t/m 04:00/05:00 uur, terwijl zij geen geld uitgereikt kregen en geen pauze kregen,
waarbij het trekken van voordeel uit voornoemde uitbuiting bestond uit:
- het economisch voordeel dat zij genoot door de (verhoogde) verkoop van (trago) drankjes, en/of
- (de stijging van) de populariteit en het aanzien onder het publiek/bezoekers van de [A] door de aanwezigheid van de trago-meisjes in de [A] , en/of
- de besparing van kosten, doordat geen serveersters hoefden te worden aangenomen en/of geen werkvergunningen en/of geen schriftelijke arbeidsovereenkomsten en/of geen ziektekostenverzekering geregeld werden en/of geen wettelijk minimumloon en/of geen werkgeverspremies en/of geen loonbelasting betaald werden;”
6. Het Hof heeft voor het bewijs van dit feit allereerst de bewijsmiddelen uit het vonnis van het Gerecht van 27 september 2019 overgenomen. Deze in de aanvulling op het vonnis opgenomen bewijsmiddelen houden het volgende in:
“1. Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 25 september 2018 (dossierbijlage 1.1), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Ik wil aangifte doen ter zake van mensenhandel c.q. mensensmokkel. Ik ben een cliënt van de [A] Restaurant gelegen op de [a-straat] . De [A] Restaurant is een horeca bedrijf alwaar Venezolaanse dames als trago meisjes de klanten elke avond van de week dienstbaar zijn. Daar kun je drinken kopen, dansen en amuseren met de zogeheten trago meisjes. Op dinsdag 18 september 2018 omstreeks 22:00 uur kwam een van de Venezolaanse trago meisjes buiten bij mij. Haar naam is [betrokkene 8] . [betrokkene 8] vroeg mij of ik haar een genoegen kan doen door eten voor haar te gaan kopen daar ze hongerig is. [betrokkene 8] verklaarde verder aan mij dat zij geen geld op zak heeft, reden waarom zij zelf geen eten kan kopen. Tevens verklaarde zij aan mij dat zij van de baas ook geen eten zal krijgen. Ik vernam van [betrokkene 8] dat tijdens de werktijden de dames niet mogen eten. Ik kwam te weten van [betrokkene 8] dat zij binnen het gebouw niet kan praten omdat het gebouw voorzien is van camerabeelden en audio waardoor de baas alles te weten kan komen. [betrokkene 8] verzocht mij om de volgende ochtend bij haar op de [b-straat 1] te komen. [betrokkene 8] gaf me toen het navolgende te kennen:
- Dat haar baas een Venezolaanse vrouw is die [verdachte] (fon.) is genaamd
- Dat zij een schuld bij [verdachte] heeft die zij niet kan betalen
- Dat zij een totaal schuld bedrag van Ang 1.900,= heeft
- Dat ze deze schuld binnen drie (3) weken dienen te betalen
- Dat de vrouwen na de drie weken tijd zonder hun schuld te hebben afgerond, bedreigd worden door [verdachte]
- Dat de mannen [verdachte] Ang 100,= moeten betalen zodat ze de [A] Restaurant [Gerecht: met een trago-meisje] kunnen verlaten
- Dat de vrouwen in werkelijkheid geen salaris ontvangen maar met fiches hun schulden betalen
- Dat er heel veel druk op haar uitgeoefend wordt om de schuld te betalen
- Dat zij moet "ficheren" om aan geld te komen
- Dat wanneer zij de fiches aan [verdachte] overhandigen zij geen cash geld ontvangen maar dat [verdachte] deze direct met hun schulden verrekent.
- Dat zij elke dag aan [verdachte] tussen de Ang 15,= en Ang 25,= voor eten moet betalen
- Dat indien [verdachte] geen geld ontvangt ze de hele dag opgesloten blijven, in hun kamers, zonder enig kans te kunnen pakken om te eten
- Dat [verdachte] de dames op drie verschillende adressen schuil houdt, namelijk [b-straat 1] , [c-straat 1] en een appartement gelegen op de [A] Restaurant op de [a-straat]
- Dat [verdachte] woonachtig is op het adres [b-straat 1] .
2. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 4] d.d. 28 september 2018 (dossierbijlage 1.2), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Ik kreeg van derden te horen dat men vrouwen aan het zoeken was om in een snack in Curaçao te werken. Ik besloot naar Curaçao te komen gezien mijn woonsituatie in Venezuela.
Ik werd in contact gezet met een vrouw genaamd " [betrokkene 10] ". De vrouw " [betrokkene 10] " liet me vervolgens in contact met " [verdachte] " komen. Later vernam ik dat " [betrokkene 10] " als een dochter door " [verdachte] " beschouwd werd en dat ze zodoende alle zaken van [verdachte] in Punto Fijo (Venezuela) regelt. [verdachte] en ik hielden contact met elkaar via Whats App. [verdachte] vertelde mij in onze gesprekken dat zij alles zal regelen zodat ik in Curaçao bij haar kom werken. Zij vertelde mij dat zij onder andere het navolgende zou regelen, namelijk: De dollars om aan de immigratiedienst op Curaçao te tonen, mijn reisticket en mijn verblijflocatie in Green Hill. Verder vertelde zij mij dat ik haar dit allemaal terug moest betalen, op het moment dat ik in Curaçao aankwam.
Op 31 augustus 2018 werd ik door " [betrokkene 10] " naar de luchthaven in Caracas gebracht. Aldaar overhandigde zij mij de $ 850,- dollars. Toen ik hier was aangekomen werd ik door [verdachte] bij de luchthaven opgehaald. Ik moet ook vertellen dat [verdachte] de vrouw bijgenaamd [betrokkene 11] ook bij de luchthaven op die dag ging halen. We moesten [verdachte] de dollars op dat moment overhandigen. [verdachte] vertelde toen tegen ons dat we in een discotheek zouden gaan werken. Ze vertelde ons dat we onze inkomen via fichas zouden krijgen tot op het moment dat we onze schuld zouden aflossen. Ook vertelde zij aan ons dat als we tips van klanten krijgen dat we deze aan haar moesten geven. [verdachte] waarschuwde ons dat zij camera’s in de discotheek geplaatst heeft en dat ze alles dat in de discotheek gaande is kon zien en horen.
Vervolgens werden [betrokkene 11] en ik naar de woning van [verdachte] in [b-straat ] gebracht. [verdachte] maakte haar huishoudelijke regels toen aan ons bekend. We mochten geen telefoons in de discotheek gebruiken, we mochten met niemand over haar praten, we mochten zo min mogelijk buiten gaan, we moesten haar dagelijks geld voor eten, wifi, elektriciteit en water geven, we mochten een (1) keer per dag baden en we moesten de klanten verliefd op ons maken. Dit laatste zodat deze klanten alle dagen daar kwamen, om met ons te ficheren.
[verdachte] had alles rond de reis geregeld.
Ik had in mijn thuisland nog geen arbeidsovereenkomst gesloten. [verdachte] vertelde mij dat zij alles voor mij zou regelen. Zij vertelde mij pas van de regels en schulden toen ik in Curaçao was aangekomen.
Ik moest ANG 1600,- aan schuld betalen.
Ik moest gaan werken bij de discotheek van [verdachte] . Dit is in een Chinees gebouw gevestigd. Ik was daar werkzaam sinds 31 augustus 2018 tot en met gisteren. De discotheek ligt in [plaats] .
Ik moest haar ANG 25,- voor het wifi betalen. Ook moet ik haar wekelijks ANG 50,- voor het eten betalen. Ook vraagt [verdachte] om haar extra geld te geven zodat ze mijn persoonlijke goederen kon kopen. Dit gebeurde met alle vrouwen die thuis bij haar bleven. De woning van [b-straat ] heeft 3 slaapkamers. In de 1ste slaapkamer verbleven de vrouwen bijgenaamd " [betrokkene 12] ", " [betrokkene 13] ", " [betrokkene 14] " en " [betrokkene 15] ". In de tweede slaapkamer verbleven [betrokkene 11] , [betrokkene 16] en ik. In de derde slaapkamer verbleef een neef van [verdachte] genaamd [betrokkene 17] , een nicht van [verdachte] genaamd [betrokkene 18] en twee vrouwen. Al deze vrouwen werkten in de discotheek. Al deze vrouwen moesten zich aan de regels van [verdachte] houden. Anders zou men gestraft worden. Als straf nam ze onze telefoons van ons af. Of ze bedreigde ons dat we haar geld terug moeten betalen. En als dit niet gebeurde ze ons niet naar Venezuela zou laten gaan.
Ik was niet in het bezit van een tewerkstellingsvergunning. De andere vrouwen ook niet.
Ik moest 15 fichas dagelijks ficheren. De klanten goed behandelen. Met de klanten dansen. We mochten niet zitten zodat de klanten met ons kon ficheren. [verdachte] kwam meestal op de zaterdagen bij de Discotheek. We mochten zeker op die dag geen water drinken. We moesten door blijven werken.
Ik had een vrije dag alleen op de dinsdagen. Ik moest de andere dagen vanaf 20:00 uur tot en met 04:00 uur - 05:00 uur werken.
[verdachte] had me nooit met geld betaald. Ik moest [verdachte] geld voor water, elektriciteit, wifi en eten geven.
Zeker 21 vrouwen zijn in dienst bij de discotheek zoals ik. Sommige vrouwen deden prostitutiewerkzaamheden. De mannen moeten [verdachte] eerst een geldboete betalen. Als de vrouwen voor een (1) uur werden gebracht, dan moest de man een boete van ANG 100, - betalen. Anders moeten ze ANG 150, - betalen.
Sommige vrouwen verbleven in de appartementen boven de discotheek. Vier vrouwen verbleven in de woning van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] is de dochter van [verdachte] .
Ik had geen privacy; ik moest mijn kamer met andere vrouwen delen. [verdachte] oefende veel druk op ons uit. Als we ziek zijn dan moeten we [verdachte] ANG 150,- betalen, omdat we op die dag niet konden werken.
[verdachte] adviseerde ons om op onze vrije dagen op stap te gaan en om geld te gaan verdienen. Verder vertelde zij aan ons dat we Curaçao moeten verlaten alvorens wij illegalen werden. Dit omdat alles voor ons dan kon regelen, zodat we naar Curaçao gebracht werden.
De situatie in Venezuela is elke dag erger aan het worden. Men wil hier komen werken zodat ze geld kunnen sturen.
3. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 2] d.d. 28 september 2018 (dossierbijlage 1.3), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Ik woon nu tijdelijk op het adres [b-straat 1] te Curaçao. Ik moet ANG 350 aan huur betalen.
Toen wij op 31 augustus 2018 op Curaçao aankwamen, moesten wij iemand vinden die onze reisticket met een maand konden verlengen, wij moesten zelf een transport zoeken om elke dag naar de [A] te gaan alwaar wij voor [verdachte] moesten werken. Wij moesten 25 gulden voor de "wifi" thuis betalen, wij moesten 50 gulden per week betalen om thuis een keer per dag te kunnen eten. Ook moesten wij zorgen dat wij om 20:00 uur bij de bar stonden anders moesten wij een boete van 150 gulden betalen. Wij moesten de fan om 11:00 uur uit doen en mochten het weer om 15:00 aan doen. Wekelijks moesten wij 25 gulden voor stroom betalen. Wij mochten alleen maar 1 keer per dag douchen. [verdachte] schold heel veel op ons en noemde ons hoeren, sukkels etc. Over het algemeen woonden wij in een slechte situatie bij [verdachte] .
Ik ben verpleegkundige en heb ook een opleiding gedaan op het gebied van criminologie.
Ik moest naar Caracas reizen. Daar werd ik in contact gekomen via [verdachte] met een onbekende vrouw. Deze onbekende vrouw heeft mij 850 dollars overhandigd. Dit geld was bedoeld om bij aankomst hier te kunnen tonen dat ik als toerist hier kwam. Reisticket werd door [verdachte] gekocht en zij had ook een reservering gedaan bij "Green Hill hotel" hier op Curaçao. Toen ik nog in mijn thuisland was, legde [verdachte] mij uit dat ik bij haar kon komen werken maar had mij toen compleet iets anders aangeboden. Zij zei dat ik klanten moest bedienen en dat ik hiervoor "Tokkens" zou ontvangen en dat ik deze voor geld kon wisselen. Eenmaal hier was het compleet anders en ik kreeg geen cent van de "tokkens".
Ik voorzie in mijn levensonderhoud door klanten te bedienen waarbij de klanten drankjes voor mij kochten. Voor elk drankje kreeg ik een "tokken". Voor elk "tokken" kreeg ik 5 gulden. Ik kreeg nooit geld van [verdachte] . Zij zei dat het geld bedoeld was om mijn schuld te betalen.
Opmerking Verbalisant: Getuige overhandigde mij een stuk papier dat zij wekelijks van [verdachte] kreeg. Hierop staat hoeveel zij die week aan drankjes heeft verdiend en hoeveel de stand van de schuld was tot op dat moment.
Ik had geen tewerkstellingsvergunning.
Ik moest klanten animeren om voor mij drankjes te kopen zodat ik 'tokkens kon krijgen om deze voor geld te wisselen. Ook moest ik tegen mijn wil de hele nacht door met de klanten dansen en indien ik de kans had, om mij ook te prostitueren. Ik moest zes (6) dagen per week werken. Dinsdag waren wij vrij. De bar is dicht op dinsdag. Als wij ziek waren, moesten wij gewoon gaan werken.
Wij verdienden tussen 250 à 350 guldens per week. Maar ik kreeg dit geld nooit uitbetaald. [verdachte] hield het in om de schuld te betalen.
Het hebben van seks met klanten werd niet geforceerd, maar wij werden door [verdachte] wel gezegd om uit te gaan met mannen om te prostitueren om aan geld te komen zodat wij de schuld zo snel mogelijk konden betalen.
Wij kregen geen salaris. Wij moesten ervoor zorgen dat wij zoveel mogelijk drankjes konden krijgen zodat wij de "tokkens" konden inruilen om de schulden te betalen.
Meer dan 20 vrouwen zijn in dienst bij [A] restaurant. Jullie hebben ze gisteren niet allemaal aangetroffen daar zij illegaal zijn. [verdachte] zegt niet dat wij ons moeten prostitueren maar door de druk die ze op ons zet om de schuld te betalen, worden wij als zodanig wel onder druk gezet om ons te prostitueren. Veel van de andere vrouwen hebben zich wel geprostitueerd.
De woning aan de [b-straat ] heeft vier (4) kamers. Er was maar een wc voor iedereen. Ik moest de slaapkamer met vier andere meisjes delen. De kamer was klein en rommelig. Er zijn twee stapelbedden in de kamer. Wij moesten zelf de schoonmaak doen en ook het eten koken. Privacy had ik niet.
De druk van [verdachte] om de schuld te betalen was heel hoog. Ik was niet vrij om weg te gaan. Ik moest eerst de schuld afbetalen.
Als wij gedurende de diensttijd in de bar weg wouden gaan, moesten wij een boete van 150 gulden betalen. Er was ook een dag dat wij niet mochten eten van [verdachte] daar wij geen geld hadden om de 50 guldens te betalen. Die dag liet [verdachte] ons niet weg gaan van huis en niemand mocht eten op die dag voor ons brengen.
4. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 1] d.d. 28 september 2018 (dossierbijlage 1.4), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Ik verblijf bij [verdachte] thuis op het adres [b-straat 1] in Buena Vista. We komen aan met een schuld van ANG 1600. Ik betaal 50 gulden per week om warm te eten in de middag. Verder betaal ik voor water en elektriciteit 25 gulden om de 2 weken en 25 gulden voor internet. Natuurlijk betaal ik ook mijn schuld van ANG 1600. Alles dat ik moest betalen met betrekking tot de kosten en de schuld van ANG 1600, betaalde ik aan [verdachte] .
[verdachte] behandelde ons heel slecht. Als we het geld niet hadden om haar te betalen moesten we van haar het geld ergens vandaan halen anders werd ons telefoon van ons afgepakt.
We moesten hoe dan ook aan geld komen om haar te betalen. Ze zegt niet met zoveel woorden om te gaan prostitueren maar je kon dat wel uit haar woorden veronderstellen.
Een vriendin heeft mij in contact gebracht met [verdachte] . [verdachte] heeft me verteld dat ik als serveerster in een discotheek hier op Curaçao aan het werk kon. Door de situatie in Venezuela heb ik ervoor gekozen om akkoord te gaan met het werk als serveerster wat mij aangeboden werd en vertrok ik hiernaar toe. [verdachte] had een valse reservering gedaan bij een hotel op Curaçao. [verdachte] heeft ook mijn ticket betaald. Op het vliegveld daar in Maiquetia heb ik USD 1000 ontvangen om mee naar Curaçao te reizen. Het was bedoeld om geld op zak te hebben om Curaçao binnen te komen. Als toerist moest je minimaal ANG 1000 dollar hebben anders laat de immigratie ambtenaar jou niet door. Ik had het geld niet dus kreeg het van [verdachte] . Bij aankomst op Curaçao moest ik het geld afgeven aan [verdachte] . Toen ik hier was vertelde [verdachte] mij over de schuld van USD 1600 die ik bij haar had en over de kosten van het eten, internet en water/elektriciteit. Verder vertelde [verdachte] over het werk dat ik hier zou gaan verrichten. Ze vertelde dat ik in de discotheek ging ficheren. Ik was niet tevreden met het werk dat ik moest gaan doen maar ik was al hier dus ik had geen uitweg. [verdachte] heeft mij nooit betaald. Ik heb nog een schuld openstaan bij [verdachte] voor een geldbedrag van ANG 1000,-.
Ik was niet in het bezit van een tewerkstellingsvergunning
Ik werk 6 dagen per week, van 20:00 uur tot en met 04:00 uur. Alleen op dinsdag ben ik vrij.
Als ik tien minuten te laat kwam moest ik een boete betalen van 150 gulden.
Als ik niet kwam werken moest ik ook 150 gulden betalen.
Ik moet mijn schuld afbetalen. Als ik mijn schuld niet heb betaald, kan ik niet weg van haar huis. Ze laat mij niet met mijn spullen uit haar huis gaan als ik haar niet heb af betaald. Ze laat mij niet met mijn koffer vertrekken als ik haar niet al het geld heb betaald.
5. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 5] d.d. 1 oktober 2018 (dossierbijlage 1.5), voor zover als haar verklaring inhoudende:
lk woon in Venezuela maar ik verbleef hier op Curaçao bij [verdachte] op het adres [b-straat 1] . Ik moest Ang 50,- aan haar betalen om te lunchen, ik kwam maandag aan op Curaçao en moest woensdag het geld om te lunchen aan haar geven anders zou ik geen eten van haar krijgen. Zij heeft voor eten gezorgd maandag en dinsdag en ze zei tegen mij dat als ik niet betaald, dan krijg ik woensdag niks te eten bij haar. lk moest ook 25 gulden voor het gebruik van internet bij haar betalen en 20 gulden voor de taxi die mij kwam ophalen bij het vliegveld. Ook moest ik haar betalen voor de sleutels, dat was volgens mij 30 gulden. Ik moet u ook vertellen dat ik een schuld van 1600 gulden heb bij haar. [verdachte] vertelde mij pas bij haar thuis dat ik een schuld van Ang 1600,- heb bij haar. [verdachte] heeft mij verteld dat te maken heeft met mijn reis hier naar toe en dat ik voor haar moest werken om de schuld te betalen. lk moest voor haar gaan ficheren in haar bar om zodoende mijn schuld bij haar af te lossen. [verdachte] heeft mij verteld dat een ieder die bij haar woont een dag krijgt om te koken anders moet degene die niet kookt Ang 15 betalen. Degene die wel kookt, maar slecht kookt moet de kosten van de inkoop van het eten aan haar betalen. De woning heeft drie kamers; in elke kamer verbleven 5 dames, lk verbleef samen met nog vier dames in een kamer. lk mocht niet later dan 12:00 uur komen want anders mocht ik niet mee eten terwijl ik wel de Ang 50 aan haar moet betalen. Ik mocht niet te laat komen op mijn werk anders moest ik een boete betalen van Ang 100,-. Ook kreeg je een boete van Ang 100,- als [verdachte] jou betrapte op je telefoon tijdens het werk. Alles wat ik had verdiend heeft [verdachte] gekregen; zelfs de fooi die ik had gekregen, ging voor haar. Ik hield niks over om naar Venezuela te sturen om voor mijn kinderen te zorgen. Ze is
echt een uitbuiter. In Venezuela was ik administratieve medewerker. lk heb een administratieve opleiding bachelor gedaan. Ik heb ook gewerkt als leidinggevende bij een grote supermarkt. Nu ben ik gekomen om te werken omdat de situatie slecht is in Venezuela. Ik werd een baan aangeboden op Curaçao als serveerster. Ik werd benaderd door een ex werknemer van [verdachte] die mij vertelde over [verdachte] . Zij vertelde aan mij dat [verdachte] een discotheek had waar ik kon gaan werken. Zij stuurde alles door naar voor een vrouw in Venezuela die samenwerkt met [verdachte] . Die vrouw heet [betrokkene 20] .
Ik kreeg het ticket de dag dat ik naar Curaçao moest vliegen op het vliegveld te Las Piedras. [betrokkene 20] heeft het ticket, de reservering van het hotel en de USD 830 aan mij op het vliegveld overhandigd. [betrokkene 20] heeft mij verteld dat als de immigratieambtenaar mij vraagt van waar ik het geld had gekregen, moest ik vertellen dat ik het van mijn vriend had gekregen en over de reservering moest ik zeggen dat ik het zelf heb gedaan. Ik werd door [betrokkene 20] geïnstrueerd wat ik tegen de immigratieambtenaar moest vertellen.
Er werd door [verdachte] druk gezet om de schuld te betalen; ik hoorde haar vaak zeggen "ik weet niet hoe jullie het doen maar ik heb mijn geld nodig dus ik weet niet vanwaar jullie het geld gaan halen maar ik heb het geld nodig".
6. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 6] d.d. 1 oktober 2018 (dossierbijlage 1.6), voor zover als haar verklaring inhoudende:
De situatie in Venezuela is erg. Het werkloosheidspercentage in Venezuela wordt elke dag hoger. Soms gaat de stroom in mijn buurt uit voor 1 a 2 dagen. Soms blijven we dagelijks zonder stroom tussen 10 a 12 uren. Er zijn geen medicijnen daar in Venezuela te vinden. Men moet goed uitkijken dat men niet ziek wordt. Anders bestaat de mogelijkheid dat men dood gaat door die griep of verkouden.
Ik had mijn opleiding van zuster in 2007 afgerond. Ik werkte als zuster tussen 2007 tot en met 2015. Vele bedrijven in Venezuela werden door de crisis gedwongen om sommige personeel naar huis te sturen. Ik was een van deze personen.
Ik werd 2 maand geleden door mijn vriendin [betrokkene 18] benaderd. [betrokkene 18] kwam met het voorstel om in Curaçao als serveerster in een bar/restaurant te gaan werken. Zij vertelde mij dat ik eten en drinken aan klanten moest serveren. Zij vertelde mij ook dat ik vanaf 17:00 uur tot en met 24:00 uur moest werken. [betrokkene 18] vertelde me verder dat [verdachte] de eigenaar van verschillende bar/restaurants op Curaçao is. [betrokkene 18] had me toen nooit gezegd hoeveel geld ik aan [verdachte] moet betalen. [betrokkene 18] vertelde mij dat ik naar Punto Fijo moest gaan om aldaar mijn vlucht naar Curaçao te nemen. Bij Punto Fijo werd ik door een vrouw benaderd die zich als [betrokkene 21] introduceerde. [betrokkene 21] overhandigde mij $ 820,-, zodat ik dit bij de immigratiedienst in Curacao kon tonen. Ook overhandigde [betrokkene 21] mij een hotel reservering van het hotel Green Hill.
We werden door een man bijgenaamd [betrokkene 22] bij de luchthaven op Curacao opgehaald. [betrokkene 22] had ons naar de woning van [verdachte] gebracht. Aldaar moesten we [verdachte] de dollars meteen overhandigen: Vervolgens vertelde [verdachte] aan ons dat we haar ANG 20,- gulden voor de taxi schuldig zijn, dat
we wekelijks ANG 50,- voor het eten moeten betalen, dat we wekelijks ANG 25, - voor het Internet moeten betalen en dat we maandelijks ANG 300,- aan huur moeten betalen. Verder maakt [verdachte] aan ons bekend dat we alleen recht op het ontbijt hadden.
Vervolgens vertelde [verdachte] dat we bij haar bar van 20:00 uur tot en met 04:00 uur moeten werken en dat we daar moeten gaan ficheren. We moeten dagelijks 15 fichas verdienen. Elke ficha heeft een waarde van ANG 6, -. Als we tips van de klanten krijgen dan moeten we dit ook aan [verdachte] geven zodat ze dit van onze schuld kon aftrekken. Zij had geen arbeidsovereenkomst met mij gesloten.
De schuld was $ 900,-. Volgens mij is het ANG 1600,-. Ik had geen tewerkstellingsvergunning.
We moeten boetes betalen als we laat op werk kwamen. We moeten boetes betalen als we het geld van eten niet konden betalen. Ook liet ze ons in die gevallen zonder eten. We moeten haar geld geven als zij niet van onze eten hield. Ze haalde het internet van ons af als we haar het geld van het internet niet geven.
Ja, ik werd ooit bedreigd of had onder dwang werkzaamheden moeten uitvoeren. We moeten de schuld aflossen. We mochten niet weggaan zonder de schuld te betalen. We moesten de schuld betalen ondanks dat we gedurende die tijd illegaal werden. Ook vertelde [verdachte] tegen ons dat zij
veel contacten bij de politie heeft en dat we geen andere oplossing hadden.
7. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 7] d.d. 1 oktober 2018 (dossierbijlage 1.7), voor zover als haar verklaring inhoudende:
lk moet de schuld aan [verdachte] terug betalen. [verdachte] haar achternaam is [verdachte] en zij is op het adres [b-straat 1] , woonachtig. Ik verblijf daar met zijn vieren (4) in een kamer. Elke week waren we verplicht om aan [verdachte] minimaal Ang 300,= te betalen.
lk heb mijn Hogeschool in techniek afgerond. Ik was werkzaam in PDVSA in Venezuela. lk ben naar Curaçao gekomen door de crisis die in Venezuela heerst. Ik heb twee kinderen te mijne laste en de situatie daar in Venezuela is heel erg slecht geworden.
Twee dagen voordat ik naar Curaçao kwam, overhandigde Leidys mij USD 830,= dollars om mee te nemen naar Curaçao. Deze USD 830,= was in bruikleen om de immigratie op Curaçao te kunnen passeren. Eenmaal op Curaçao aangekomen moesten we de USD 830,= dollar aan [verdachte] overhandigen. Bij de luchthaven op Curaçao was een zekere " [betrokkene 22] " mij bij de luchthaven komen ophalen. [betrokkene 22] had mij en de andere dame direct naar de woning van [verdachte] op de [b-straat ] gereden.
Als een klant met een dame seks wil hebben dan moet de klant aan [verdachte] Ang 150,= betalen.
[verdachte] oefende heel veel druk op ons uit in de geest dat we haar moeten betalen. Zij scheldt ons constant uit. In minder dan een maand moet de schuld uitbetaald zijn aan haar. Dit komt doordat we alleen maar een maand op Curaçao legaal konden blijven.
8. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 3] d.d. 1 oktober 2018 (dossierbijlage 1.8), voor zover als haar verklaring inhoudende:
[verdachte] stuurde mij het telefoonnummer van [betrokkene 21] . Zij hebben alles geregeld om naar Curaçao te komen. Op 11 september 2018 ben ik aangekomen.
Aangekomen op het vliegveld stopte een roodgelakte auto met een Antilliaanse man. Ik stapte als mede inzittende en het andere meisje ging achteraan zitten. Hierna reden wij naar de woning van [verdachte] .
Ik moest NAF 1.600,- aan schuld betalen.
9. Een proces-verbaal van een verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerecht in eerste aanleg te Curaçao, van de getuige [betrokkene 4] d.d. 3 oktober 2018 (dossierbijlage 1.9), voor zover als haar verklaring inhoudende:
[betrokkene 22] ging de vrouwen ophalen bij de luchthaven. [betrokkene 22] kwam de dames afleveren bij het huis van [verdachte] . De dames werden wekelijks aangevoerd.
10. Een proces-verbaal van een verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerecht in eerste aanleg te Curaçao, van de getuige [betrokkene 1] d.d. 3 oktober 2018 (dossierbijlage 1.10), voor zover als haar verklaring inhoudende:
We hadden geen pauze als we in de bar werkten. We moesten de hele nacht doorwerken tot 04.00 of 05.00 uur. Als [verdachte] er was, mochten we geen water drinken, alleen trago.
11. Een proces-verbaal van verdenking opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 2 oktober 2018 (dossierbijlage 1.17), voor zover inhoudende:
VERSTREKTE INFORMATIE MEO EN KPC
Op 5 april 2017 werden twee processen-verbaal van verhoren van getuigen/slachtoffers ontvangen van het Korps Politie Curaçao. Deze verhoren vonden plaats naar aanleiding van een controle uitgevoerd op 29 maart 2017 door verschillende diensten in een woning gelegen aan de [d-straat 1] .
Verhoor slachtoffer/getuige [betrokkene 23]
Op 3 april 2017 vond het verhoor met deze getuige plaats. Zij verklaarde samengevat dat:
- Zij verblijft op de [d-straat 1] ;
- [verdachte] degene is die het huis aan hen verhuurt;
- Zij werkte bij een bar-restaurant genaamd [A] ;
- [verdachte] is degene die het beheer heeft over deze bar en de woning aan de [d-straat 1] ;
- Zij vanaf 6 maart 2017 naar Curaçao is gekomen en een ticket terug heeft op 5 april 2017;
- Zij voor haar reis naar Curaçao nodig had: een paspoort, ticket, een hotelreservering en USD 1000;
- [verdachte] heeft de ticket geregeld, via een nicht die de ticket in Venezuela heeft gekocht.
- Zij klanten zou gaan serveren en geld verdienen met het "fichar" systeem.
- Zij in totaal met 16 meisjes aan het werk waren in [A] ;
- Zij elke dag werkten met uitzondering van dinsdag, dan was de zaak gesloten;
- Zij ANG 300,- huur en ANG 250,- voor het eten moest betalen aan [verdachte] ;
Verhoor slachtoffer/getuige [betrokkene 24]
Op 3 april 2017 vond het verhoor met deze getuige plaats. Zij verklaarde samengevat dat:
- Zij verbleef in een woning aan de [d-straat 1] ;
- Het huis wordt door de vrouw " [verdachte] " met hen verhuurd;
- [verdachte] ook Venezolaanse is en eigenares is van een bar in [plaats] ;
- Zij niet de naam van die bar weet, maar iets van " [A] ";
- Zij de tafels in de bar bediende, ze dat "Fichar" noemen;
- Zij gedurende zes dagen per week van 19:00 — 04:00 uur werkte in de bar van [verdachte] ;
- [verdachte] haar vliegticket heeft geregeld, deze kreeg zij toegestuurd;
Op basis van de beschrijving van de naam door de twee getuigen/slachtoffers, de aangetroffen notitie met daarop een (onvolledig) e-mail adres en de vondst van zowel het Facebook account van " [verdachte] " en de persoon in BMS, is het zeer aannemelijk dat met " [verdachte] " wordt bedoeld: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1963.
12. Een proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel met PV-nummer 201908190900/AMB van de verbalisant [verbalisant 2] d.d. 20 augustus 2019 met bijlagen, voor zover inhoudende (pagina 5):
In het strafrechtelijk onderzoek Freedom wordt de verdachte [verdachte] verdacht van het plegen van mensenhandel over de periode van 1 maart 2017 tot en met 27 september 2018. De periode waarin [verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft verkregen loopt vanaf 1 januari 2017. Deze periode is ruim twee maanden ruimer dan de ten laste gelegde periode.
De onderzoeksperiode duurt in totaal 90 weken. Voor het berekenen van de opbrengst zal ervan uit worden gegaan dat er na afloop van week 9 van de onderzoeksperiode wekelijks twee nieuwe Trago-meisjes aankwamen.
Totaal aangekomen Trago-meisjes in week 10 tot en met 90 van de onderzoeksperiode: 162.
13. Een proces-verbaal van analyse van de verbalisant [verbalisant 3] d.d. 2 oktober 2018 (dossierbijlage 3-7), voor zover inhoudende:
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek onder de naam "FREEDOM" werd er op dinsdag 27 september 2018, een huiszoeking ter inbeslagneming verricht bij de woning te [b-straat 1] . Tijdens deze zoeking werden diverse goederen aangetroffen.
- Een blauwe map waaruit bleek dat op 29 september 2017, [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , bij een notaris het naamloze vennootschap met de naam Bar Restaurante [B] N.V. van naam veranderd heeft in de naam Bar [C] N.V. Ik, verbalisant, zag bij de bovengenoemde notariële acte een Curaçaose identiteitskaart op naam van [betrokkene 25] , geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] .
Verder zag ik, verbalisant, diverse formulieren van onder andere de MCB bank, de belastingdienst en de kamer van koophandel waaruit blijkt dat [verdachte] de oprichtster en directeur is geweest van het naamloze vennootschap Bar Restaurante [B] N.V.
- Een zwartkleurige map, met daarop geschreven: "Copia de Reimond 2018 Reimondo 2018 bar [C] , onder andere inhoudende een vergunning en documenten uit het handelsregister; Ik, verbalisant, zag in de bovengenoemde zwarte map een douane vergunning op naam van [betrokkene 25] .
Tevens zag ik, verbalisant, een uitdraai van het Handelsregister met dagtekening van 24 november 2017, waarin staat dat [betrokkene 25] de directeur is van Bar [C] N.V.
- Een oranjekleurige map, onder andere inhoudende documenten uit het handelsregister, ministeriele beschikkingen, vergunningen en een aangifte; Ik, verbalisant, zag in de bovengenoemde oranje map een uitdraai van het handelsregister Curaçao. Het document is afgegeven op 31 mei 2016. Het document betreft de inschrijving van het bedrijf [A] Restaurant N.V. op de [e-straat 1] . Dit is dezelfde locatie als later het naamloze vennootschap Bar [C] N.V. werd opgericht. Ik zag dat het restaurant op 13 mei 2008 was opgericht en dat de directeur op dagtekening van het document [verdachte] betrof.
- In de slaapkamer (S3) werden de volgende goederen aangetroffen: een cedula de indentidad van Venezuela, op naam van [betrokkene 26] , geboren op [geboortedatum] 1991 to [geboorteplaats] en een geel/oranje kleurig schrift met daarop een hond afgebeeld. In het schrift zag ik, verbalisant, handgeschreven notities. Op deze notities zie ik bovenaan de datum 18 september 2018 staan en het bedrag 1600,- Florines. Vervolgens zie ik de data staan van de volgende dag, hoeveel fiches zij heeft verdiend op die dag en hoeveel de restschuld is van de 1600,- gulden. Uit deze notitie blijkt het volgende
- Elke Fiche is op papier 5,- gulden waard;
- Zij moet 25,- gulden betalen voor een sleutel;
- Zij moet 25,- gulden betalen voor internet;
- Zij moet 50,- gulden betalen voor eten.
In totaal heeft zij in de periode van 18 september 2018 tot en met 26 september 2018 665,- gulden verdiend. Haar resterende restschuld is 935,- gulden.
14. Een proces-verbaal van analyse van de verbalisant [verbalisant 4] d.d. 4 december 2018 (dossierbijlage 3-22), voor zover inhoudende:
In het strafrechtelijk onderzoek genaamd "Freedom", werd op vrijdag, 28 september 2018, de vrouw genaamd [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] en wonende te [c-straat 1] , als verdachte aangehouden ter zake van Mensenhandel en Mensensmokkel. Bij haar aanhouding werd haar mobiele telefoon zijnde een zwartgelakte Samsung in beslag genomen.
Uit analyse van de geheugengegevens van voornoemde mobiele telefoon werd onder andere de navolgende fotoafbeeldingen aangetroffen:
Foto 1: Deze foto geeft de illustratie van een wit papier met opschrift erop. Op het papier staat namen van verschillende vermoedelijk Venezolaanse vrouwen. Achter elk naam staat een cijfer. Vermoedelijk zou dit papier een registratie zijn van namen van Venezolaanse vrouwen die werkzaam waren bij Bar Restaurant [B] , met de hoeveelheid fiches die een elk hebben gemaakt. Bedoelde fiches zouden ze vermoedelijk hebben gemaakt, door de cliënten te bedienen en hun te overtuigen om drankjes te laten kopen daar bij de Bar Restaurant [B] .
Foto 2: Deze foto geeft de illustratie van een wit tissue met opschrift erop. Op het papier staat de naam van vermoedelijk een Venezolaanse vrouw " [betrokkene 20] ".
Vermoedelijk zou dit papier een registratie zijn van de kosten en boetes die [betrokkene 20] moest betalen. Voor onder andere het verblijven bij hun woning (casa), het betalen van vervoermiddel (taxi), schuld die zij bij hun zou hebben gehad (deuda) en boete die zij had gekregen door een plichtverzuim (multa).
Foto 3: Deze foto geeft de illustratie van een wit papier met opschrift erop. Vermoedelijk zou dit papier een registratie zijn van de administratie van Bar Restaurant [B] , inclusief een registratie van fiches en trago's (Trago, Faltan mas fichas) en boetes voor het te laat komen van de Venezolaanse vrouwen (Multas=Tardes).
Foto 8 en 9: Bovenvermelde foto afbeeldingen zijn screenshots van videoafbeeldingen van vermoedelijk Bar Restaurant [B] . De getuigen hebben ook verklaard dat ze door [verdachte] en [medeverdachte 3] middels camerasysteem worden gecontroleerd/bewaakt. En er werd in de telefoon van [medeverdachte 3] inderdaad verschillende screenshots van videoafbeeldingen van Bar Restaurant [B] aangetroffen, waarop Venezolaanse vrouwen in de Bar te bezichtigen zijn, zoals degenen hierboven. Op de foto's is duidelijk waarneembaar dat de dames bezig zijn de mannelijke cliënten te amuseren.
15. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 4 oktober 2018 (dossierbijlage V03-5), voor zover als zijn verklaring inhoudende:
Ik ben een client van de Nachtclub van [verdachte] gelegen te [a-straat] . Ik ken bijna al de dames die bij de Nachtclub van [verdachte] ficheren.
Meestal vertellen de dames aan de cliënten dat ze heel slecht door [verdachte] worden behandeld. Ik hoor de cliënten vertellen, dat de dames tegen hun vertellen dat ze slecht door [verdachte] worden behandeld. Dat ze veel dingen aan [verdachte] moeten betalen.
16. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 oktober 2018 (dossierbijlage V03-9), voor zover als zijn verklaring inhoudende:
Ik ga bijna elke dag naar de Nachtclub.
De Venezolaanse dames zeggen dat ze met een schuld naar Curaçao komen, die ze terug aan [verdachte] dienen te betalen. Ik denk dat de Venezolaanse dames hun schulden betalen door te ficheren. En sommige van de boetes worden ook betaald door een vriend van de dames.
17. Een proces-verbaal van een verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerecht in eerste aanleg te Curaçao, van de medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 4 april 2019, voor zover als zijn verklaring inhoudende:
De slechte dingen die de meisjes tegen cliënten over [verdachte] zeiden gingen over internet, werktijden en boetes. Sommigen klaagden over de schulden waarmee ze gekomen waren.
Er zijn meerdere dames die hebben verklaard dat zij in de eerste maand geen geld kregen.
18. De verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 6 september 2019, voor zover als haar verklaring inhoudende:
Ik heb nooit gezegd dat ik niets te maken heb met de [A] . Ik ben altijd de verantwoordelijke geweest.
Het klopt wel dat ik met sommige meisjes app-contact heb gehad toen ze nog in Venezuela verbleven.
Het klopt dat ik de baas ben en de bartenders opdrachten geef.”
7. Het Hof heeft de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen 3 en 9 aangevuld en de bewijsmiddelen 19 en 20 toegevoegd. Deze aanvullingen en toevoegingen houden het volgende in (met weglating van de voetnoten):
“Het Hof vult bewijsmiddel 3 aan, in die zin dat wordt toegevoegd:
"Ik ben hier niet gekomen om te prostitueren maar ongeveer een week geleden, door de druk die [verdachte] had uitgeoefend om de schuld te betalen, werd ik genoodzaakt om uit te gaan met een man om seks te hebben tegen betaling. Ik heb hiervoor USD 100,00 en NAf 100,00 gekregen van deze man. Ik heb al dit geld aan [verdachte] gegeven omdat zij tegen mij had gezegd dat zij gehoord had dat ik weg wou lopen en dat ik haar al het geld dat ik verdiend had, moest geven."
Het Hof vult bewijsmiddel 9 aan, in die zin dat wordt toegevoegd:
" [medeverdachte 3] (het Hof: de verdachte [medeverdachte 3] ) kwam in de bar om de regels voor ons vast te stellen. Zij zei dat als er klanten in de bar waren, wij niet naar buiten konden. Wij konden geen drank drinken zolang wij die 15 fichas niet bij elkaar hebben gewerkt."
Het Hof voegt als bewijsmiddel 19 toe:
19. [betrokkene 2] heeft op 5 oktober 2018 het volgende verklaard:
"Ik heb [betrokkene 27] leren kennen. [verdachte] zei tegen mij dat [betrokkene 27] geld had. Zij vroeg aan mij waarom ik niet 'een beetje kut' aan [betrokkene 27] gaf. Door [verdachte] is ons geadviseerd om op andere manieren aan geld te komen, bijvoorbeeld via vriendjes of prostitueren, omdat we met fichar alleen niet zowel de vaste lasten als de schuld aan haar konden aflossen."
Het Hof voegt als bewijsmiddel 20 toe:
20. [betrokkene 3] heeft op 5 oktober 2018 het volgende verklaard:
"Ik ken [verdachte] en [medeverdachte 3] van 5 - 6 jaar geleden. Ik weet vanaf mijn eerste keer hier op Curaçao dat [medeverdachte 3] en haar moeder altijd samenwerkten. Ik werkte toen in de bar waar [medeverdachte 3] als manager werkzaam was. Ook nu werkten [medeverdachte 3] en haar moeder samen. [medeverdachte 3] deed nu hetzelfde werk in de bar van haar moeder als het werk dat zij in het verleden bij die andere bar heeft gedaan. Zij had ook meisjes bij zich wonen."”
8. De bewijsoverwegingen van het Hof houden het volgende in:
“1.
Het Gerecht heeft de vrijspraken als volgt gemotiveerd:
"Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dat betrekking heeft op sub c (het ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen) en sub i (het dwingen tot het bevoordelen van de verdachte uit de opbrengst van die seksuele handelingen).
Het Gerecht overweegt daartoe, dat de 'trago-meisjes' weliswaar gefaciliteerd werden tot het verrichten van seksuele handelingen, in de vorm van zogeheten 'salida's (inhoudende dat een trago-meisje' met een klant mee kon gaan om seks te hebben wanneer de klant voor het verlaten van de bar door de vrouw een geldbedrag aan de bar betaalde), maar dat hierdoor nog niet wettig en overtuigend is bewezen dat de 'trago-meisjes' met het oogmerk van seksuele uitbuiting zijn aangeworven. Evenmin kan worden aangenomen dat de 'trago-meisjes' zodanig in hun keuzevrijheid werden beperkt dat zij feitelijk geen andere mogelijkheid hadden dan zich te prostitueren, immers, de meeste 'trago-meisjes' verrichtten geen seksuele handelingen en hadden dat kennelijk ook niet nodig om hun schulden of te kunnen betalen of om te kunnen overleven. De verdachte zal daarom van de genoemde onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken."
2.
Het Hof kan zich evenwel niet verenigen met voornoemde vrijspraken en komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De volgende feiten en omstandigheden zijn daarbij van belang.
Op basis van de verklaringen van [betrokkene 4] , [betrokkene 2] , [betrokkene 1] , [betrokkene 5] , [betrokkene 6] , [betrokkene 3] en [betrokkene 7] kan worden aangenomen dat deze personen het Papiaments en/of de Nederlandse taal niet machtig waren en dat zij (vrijwel) niemand kenden in Curaçao. Zij verkeerden in die zin in een geïsoleerde positie, hetgeen nog werd versterkt doordat zij verbleven in door de verdachte geregelde huisvesting. Uit voornoemde verklaringen volgt voorts, dat de trago-meisjes die in de bar werkzaam waren, hun geboorteland Venezuela hadden verlaten in verband met - kort gezegd - de slechte financiële situatie aldaar. Dit feit is van algemene bekendheid (zeker in Curaçao) en derhalve ook kenbaar voor de verdachte. De trago-meisjes kwamen naar Curaçao met de bedoeling om in een bar te werken, daarmee geld te verdienen en zodoende (mede) hun familie in Venezuela te onderhouden.
Er was echter sprake van valse voorwendselen en misleiding aan de zijde van de verdachte(n). De trago-meisjes werd immers in Venezuela voorgehouden dat zij in Curaçao andere werkzaamheden gingen verrichten en, eenmaal in Curaçao aangekomen, werd ieder van de meisjes onverwacht geconfronteerd met een beginschuld, die in geen verhouding stond tot de kosten die gemaakt werden met het naar Curaçao reizen van het meisje in kwestie. Voor deze schuld geldt bovendien dat deze binnen korte tijd terugbetaald diende te worden en steeds toenam doordat de verdachte kosten in rekening bracht voor (onder andere) huur, eten, internet en water/elektriciteit. Ook bestond steeds de dreiging dat de schuld nog verder zou toenemen omdat boetes werden opgelegd op het overtreden van de binnen de bar geldende regels, zoals het verbod om de mobiele telefoon tijdens het werk te gebruiken of om te laat te komen. De trago-meisjes werden er door de verdachte voortdurend op gewezen dat de schuld (snel) betaald moest worden en tevens werd door de verdachte duidelijk gemaakt dat het verkopen van (trago)drankjes in de bar onvoldoende was om de schuld te betalen, waarbij zij adviseerde om op andere manieren aan geld te komen, zoals door zich te prostitueren. Een advies met weinig andere feitelijke mogelijkheden dan het laatste, omdat de trago-meisjes geen werkvergunning hadden en deels ook illegaal waren.
Dat de verdachte wellicht niet met zoveel woorden tegen (ieder van) de vrouwen heeft gezegd dat zij zich moesten prostitueren doet aan vorenstaande niet af, nu uit de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de trago-meisjes - ieder voor zich - volgt dat het de verdachte is geweest die hen onder druk heeft gezet om daartoe over te gaan.
Uit vorenstaande feiten en omstandigheden leidt het Hof af dat de verdachte de trago-meisjes die in de [A] werkten, in de situatie heeft gebracht dat zij geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze hadden dan ertoe over te gaan om zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Dat niet ieder van de trago-meisjes er feitelijk toe is overgegaan om zich beschikbaar te stellen, is voor de strafbaarheid niet van belang. Voor de strafbaarheid is evenmin vereist dat daadwerkelijk enige seksuele handeling is verricht.
Dat het oogmerk van de verdachte hier reeds bij het aanwerven van de trago-meisjes in Venezuela op was gericht, volgt onder meer uit de stelselmatigheid van haar handelen. Zij rekruteerde steeds onder valse voorwendselen nieuwe trago-meisjes in Venezuela (uit het dossier volgt 162 meisjes in de periode van 1 maart 2017 tot 27 september 2018). Meisjes die ze steeds een gefingeerd hoge schuld opdrong, onder druk zette om die schuld ten spoedigste af te betalen en adviseerde zich te prostitueren. In de bar bestond zelfs een vast systeem dat erop was gericht dat de trago-meisjes uit de bar zich prostitueerden: de zogenaamde 'salida'. Het Hof is van oordeel dat met vorenstaande het ten laste gelegde onder sub c (het ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen) en sub i (het dwingen tot het bevoordelen van de verdachte uit de opbrengst van die seksuele handelingen) is bewezen.
Het andersluidend verweer van de raadsvrouw vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en de overwegingen daaromtrent, en behoeft daarom geen nadere bespreking.”
Het verweer van de verdediging
9. Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 oktober 2020 heeft de raadsvrouw van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig haar aan het Hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in (met weglating van de voetnoten):
“Ten aanzien van de “werkzaamheden” in de bar kan geen sprake c.q. bewijs zijn van prostitutie of aanzet tot prostitutie
13. Van belang zijn ook de verklaringen van vermeende slachtoffers die zich in het dossier bevinden. Alle vrouwen verklaarden dat zij aanwezig moesten zijn in de bar van 20:00 tot 4:00 uur, zes dagen in de week. Enkele van de vrouwen hebben verklaard dat ze geen pauzes hadden. Cliënte heeft dit ontkent, en haar verklaring vindt ondersteuning in de verklaring van [betrokkene 28] namelijk waar hij heeft verklaard dat de vrouwen weleens naar buiten gingen om een sigaretje te roken, of dat ze naar de Chinees Toko ernaast gingen, maar ook dat ze naar buiten gingen om eventjes tot rust te komen. Dat hij daarvan op de hoogte kon zijn is omdat hij de vrouwen had gevraagd om bij het naar buiten gaan het even bij hem te melden. Nergens blijkt uit dat de vrouwen naar buiten gingen om seks te bedrijven.
Door de verdediging is in Eerste Aanleg aan de hand van de verklaringen reeds het volgende naar voren is gebracht;
o dat een drank tussen de 6 en 8 guldens kost, maar dat het merendeel van de opbrengst voor de dames was. De bar zelf zou namelijk volgens de vrouwen slechts 1 gulden behouden,
o dat ze zo’n tussen de ANG 300,- en ANG 350,- per week verdienden, terwijl er bijna elke maandag in contanten werd uitbetaald,
o een van de dames heeft aangegeven dal ze in ieder geval genoeg kon omzetten om in de eerste week haar schuld af te betalen en dat ze ook hun fooien ontvingen,
o ook dat er vrouwen als freelancers in de bar werden toegelaten om hun geld te verdienen met de aan hen aangeboden tragos,
14. Belangrijk is ook dat [betrokkene 11] heeft verklaard dat ze, indien ze de kans kreeg, zich ging prostitueren, maar ze geeft expliciet aan dat dat ze niet verplicht werd door cliënte om te prostitueren. Ze heeft tevens verklaard dat de vrouwen zich onder druk kunnen voelen om zich te prostitueren, maar dat het niet door cliënte was opgelegd doch dat de reden van degenen die dat deden was om aan meer geld te komen. [betrokkene 8] heeft met name verklaard dat aan haar nooit is verteld dat zij seks moest hebben met klanten. En dat is ook door [betrokkene 15] , [betrokkene 29] , [betrokkene 30] , [betrokkene 31] en [betrokkene 32] bevestigd.
15. [betrokkene 32] heeft ook verklaard dat ze de klanten moesten amuseren en door naast hen te zitten teneinde een drankje aangeboden te krijgen waarvoor er tussen de ANG 6,-- en ANG 8-- moest worden betaald. Het ging om het vergezellen, dansen en een praatje maken, niets anders. Dit is ook door [betrokkene 33] bevestigd. Hij heeft verklaard dat de meisjes in de bar waren om te drinken en om met mannen te dansen en te praten. Hiertoe waren ze geenszins verplicht, hij is zelf ook weleens afgewezen door sommige van de vrouwen. Als een vrouw ergens geen zin in heeft, was zij daartoe niet verplicht.
16. In het dossier heeft Justitie camerabeelden van de bar toegevoegd uit mei van 2017 waarop te zien zou zijn, althans volgens Justitie, dat vermoedelijk een Venezolaanse vrouw met alle waarschijnlijkheid seks aan het bedrijven is met een mannelijke cliënt terwijl anderen in de bar naar hun staan te kijken. [betrokkene 28] verklaart dat als volgt, er werd in de bar ook reggaeton muziek gespeeld, waarbij de man en de vrouw nogal sensueel tegen elkaar schuurden. Zelf heeft hij nooit gezien dat er iets seksueels in de bar gebeurde. Ook heeft hij nooit meegemaakt dat vrouwen met cliënten weggingen.
17. Alle vrouwen hebben verklaard vrij te zijn geweest om te komen en gaan wanneer ze wilden en dat niemand toezicht hield, ook hadden ze altijd hun paspoorten in hun bezit en dat ze buiten werktijd zich aan geen enkele regels dienden te houden.
18. De Venezolaanse vrouwen komen van een ontwikkeld land, de meesten hebben een goede opleiding en zijn anders dan de meeste Curaçaose vrouwen mondig opgevoed en zijn sterk genoeg om voor hun eigen belangen op te komen. Het zijn zeer mondige vrouwen die wegens de economische situatie in hun thuisland op verschillende plekken op de wereld zijn gaan werken. De
meesten hebben er vrijwillig voor gekozen om als trago vrouw of als prostitué te gaan werken ergens in de wereld. Ze kunnen niet worden vergeleken met vrouwen van bijvoorbeeld ander arme landen die op andere plekken in de wereld worden misbruikt in de prostitutie wereld. Daarnaast zal eventueel een antropoloog kunnen uitleggen wat een mondige op Curacao werkende prostitué is. De verdediging heeft in ieder geval geen idee wat een Mondige Curaçaose prostitué is ten eerste omdat het de Curaçaose vrouwen niet is toegestaan om in Campo te werken. Ten tweed omdat de vrouwen veelal in economische nood door mannen worden misbruikt tegen betaling van bijvoorbeeld de elektra rekening of un bon di luna om schoolspullen voor hun kinderen te kopen. Er is op Curacao wel degelijk een verborgen prostitutie waarbij (jonge) vrouwen veelal worden misbruikt.
19. Aan de hand van de wijze en waarop de vrouwen hun verklaringen hebben afgelegd en de inhoud daarvan kan worden geconcludeerd dat het geen bange niet mondige vrouwen waren. Zij waren allen zich ervan bewust dat ze vrij waren om na betaling van hun beginschuld alles te doen of laten wat ze wilden. De meesten hebben ook verklaard wel degelijk op de hoogte te zijn van wat er hun te wachten stond. Slotsom is dat cliënte nimmer de dames heeft bewogen of aangezet tot prostitutie. Al met al zal weer dienen te worden geconcludeerd dat cliënte dient te worden vrijgesproken van feit 1 sub c en i. Want hier gaat het in casu natuurlijk om.
Conclusie:
20. Gezien hetgeen naar voren gebracht dient dan ook te worden geconcludeerd dat het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg dient te worden bevestigd.”
Het juridisch kader
10. De tenlastelegging waarop de bewezenverklaring is gebaseerd, is toegesneden op art. 2:239, eerste lid, aanhef en onder a, c en i, SrC. De onderdelen van deze bepaling luiden voor zover in cassatie van belang:
“1. Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
a. hij die een ander door […] misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie […] werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander […];
[…]
c. hij die een ander aanwerft, meeneemt of ontvoert met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
[…]
i. hij die een ander met een van de in onderdeel a genoemde middelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde […].”
11. De hiervoor weergegeven bepaling komt in wezen overeen met hetgeen is bepaald in art. 273f, eerste lid aanhef en onder 1°, 3° en 9°, Wetboek van Strafrecht Nederland (hierna: SrNL).1.Indachtig het concordantiebeginsel, zal art. 2:239 SrC zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze moeten worden uitgelegd als art. 273f SrNL. Aan de rechtspraak van de Hoge Raad over art. 273f SrNL (en de voorlopers daarvan) valt onder meer het hiernavolgende te ontlenen.
12. Anders dan in art. 273f, eerste lid aanhef en onder 1°, SrNL is het (oogmerk van) uitbuiting niet als bestanddeel opgenomen in art. 273f, eerste lid aanhef en onder 3° en 9°, SrNL. Ook ten aanzien van deze strafbaar gestelde vormen van mensenhandel heeft de Hoge Raad evenwel bepaald dat ‘uitbuiting’ daarin als impliciet bestanddeel besloten ligt.2.Dit brengt mee dat de in art. 273f, eerste lid aanhef en onder 3° en 9°, SrNL omschreven gedragingen eerst als ‘mensenhandel’ kunnen worden bestraft als uit de bewijsvoering van de rechter volgt dat is voldaan aan de voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.3.Ten aanzien van uitbuiting met betrekking tot art. 273f, eerste lid aanhef en onder 9°, SrNL oordeelde de Hoge Raad verder dat daarvan niet slechts sprake is als het verrichten van seksuele handelingen plaatsvindt onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, maar ook als de wijze waarop degene die een ander dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van (vrijwillig) verrichte seksuele handelingen meebrengt dat die bevoordeling plaatsvindt onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.4.
13. Het (impliciete) bestanddeel ‘(oogmerk van) uitbuiting’ is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming – in zowel art. 273f, tweede lid, SrNL als art. 2:239, tweede lid, SrC – van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie.5.De vraag of en, zo ja, wanneer sprake is van uitbuiting is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval.6.Bij de beantwoording van de vraag komt – in ieder geval wanneer het gaat om tewerkstelling buiten de sector van de seksuele dienstverlening – onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald.7.Wanneer het gaat om prostitutiewerkzaamheden kan sprake zijn van een uitbuitingssituatie als de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een vrije keuze te maken met betrekking tot het al dan niet aangaan of voortzetten van zijn of haar relatie tot de exploitant.8.Zo een uitbuitingssituatie kan aan de orde zijn als de prostitué(e) illegaal in het land verblijft waar zij tewerk wordt gesteld.9.Niet nodig is dat de uitbuiting daadwerkelijk heeft plaatsgevonden10.en evenmin is een zelfstandig vereiste dat het slachtoffer door de verdachte in de uitbuitingssituatie – dat wil zeggen: een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep – is gebracht.11.Ook kan van een uitbuitingssituatie sprake zijn als voor het slachtoffer, blijkens de gemaakte buitenlandse reizen, de mogelijkheid bestaat om zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken.12.
14. Voor het bewijs van handelen door ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ of ‘door misbruik van een kwetsbare positie’ in de zin van art. 273a (oud) SrNL, de voorloper van het huidige art. 273f SrNL, is toereikend dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht of de kwetsbare positie voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij de verdachte aanwezig moet zijn.13.Daarnaast moet – wanneer het oogmerk van uitbuiting een bestanddeel is – kunnen worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met een dergelijk zwaarder opzetvereiste dat is gericht op uitbuiting.14.
Bespreking van het middel
15. De hiervoor in randnummer 4 weergegeven klacht is in de schriftuur nader toegelicht. In de toelichting op het middel wordt vooropgesteld dat uit de gebruikte bewijsmiddelen moet kunnen volgen dat de verdachte zich bewust was “van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat ten minste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem of haar aanwezig dient te zijn”. Datzelfde geldt volgens de steller van het middel “voor gevallen waarin sprake is van misbruik maken van een kwetsbare positie van het slachtoffer”. De steller van het middel meent echter dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen geenszins kan volgen “dat requirant wist dat de in haar etablissement werkzame personen in een slechte financiële situatie verkeerden en evenmin dat het requirant bekend was dat de financiële situatie in Venezuela slecht is, nog daargelaten dat dit laatste iets zegt over de individuele financiële draagkracht van de in haar etablissement werkzame personen”. Verder wordt in de toelichting naar voren gebracht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat “de veronderstelde slachtoffers het Papiaments en/of de Nederlandse taal niet machtig waren”. Integendeel, zo vervolgt de steller van het middel zijn betoog, nu uit bewijsmiddel 1 (de verklaring van de getuige [aangever] ) blijkt dat [betrokkene 8] hem op straat heeft aangesproken en hem uitvoerig over haar situatie heeft verteld. Evenmin zou uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen blijken “dat de veronderstelde slachtoffers niemand zouden kennen op Curaçao”. Bij die stand van zaken, zo concludeert de steller van het middel, “kan uit de door het gemeenschappelijk hof gebezigde bewijsmiddelen niet volgen dat sprake is van de door het gemeenschappelijk hof bewezenverklaarde dwangmiddel bestaande uit een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie, reden waarom de bewezenverklaring van art. 2:239 Wetboek van Strafrecht jo. art. 1:123 Wetboek van Strafrecht niet kan volgen uit de door het gemeenschappelijk hof gebezigde bewijsmiddelen”.
16. Blijkens hetgeen in de toelichting ter onderbouwing van de klacht is aangevoerd, bestrijdt de steller van het middel klaarblijkelijk enkel dat de bewezenverklaarde mensenhandel toereikend is gemotiveerd wat betreft het onder sub i bewezenverklaarde. Dit komt kort gezegd hierop neer dat de verdachte en/of haar mededaders de slachtoffers heeft gedwongen dan wel bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde. De bewezenverklaarde middelen waarmee de ‘dwang’ en/of ‘het bewegen’ tot bevoordeling heeft plaatsgevonden – het handelen door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of door misbruik van een kwetsbare positie – zouden niet voldoende uit de bewijsvoering van het Hof kunnen worden afgeleid, zo begrijp ik de in de schriftuur verwoorde klacht.
17. Voordat ik nader inga op de bewijsvoering die het Hof heeft gebruikt, wil ik een opmerking maken over de bewezenverklaring in het bestreden vonnis. In de hierboven in randnummer 5 weergegeven bewezenverklaring heeft het Hof verschillende cumulatief en alternatief geformuleerde onderdelen bewezenverklaard. Zo heeft het Hof bijvoorbeeld bewezenverklaard dat de “verdachte en/of haar mededaders, wisten dat voornoemde slachtoffers/personen in een slechte financiële situatie verkeerden en/of de (financiële) situatie in Venezuela heel slecht is en/of dat die slachtoffers het Papiaments en/of de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig waren en/of die slachtoffers (vrijwel) niemand kenden in Curaçao en geen werkvergunningen en/of verblijfsvergunningen in Curaçao hadden en/of onder slechte woon- en/of werkomstandigheden hier zouden gaan leven en/of werken”. Over de bewezenverklaring van deze in de tenlastelegging opgenomen cumulatief en alternatief geformuleerde onderdelen wordt in cassatie niet geklaagd. Daarom volsta ik hier enkel met de opmerking dat een zogenoemde alternatieve bewezenverklaring in beginsel ook toelaatbaar is voor zover de keuze uit de in de tenlastelegging alternatief vermelde kwalificaties voor de strafrechtelijke betekenis van het feit niet van belang is.15.
18. Dan nu de bewijsvoering van het Hof. Daaruit blijkt onder meer het volgende. De in de bewezenverklaring bij naam als slachtoffer van mensenhandel aangeduide personen zijn vanuit Venezuela naar Curaçao gekomen om daar te werken. Zij verbleven in Curaçao in door de verdachte geregelde huisvesting die inhield dat de slachtoffers met onder meer andere vrouwen verbleven in woningen met slaapkamers waarin telkens meerdere personen waren gehuisvest zodat zij daar geen privacy hadden. Aangekomen in Curaçao werden deze vrouwen onverwacht geconfronteerd met een schuld die zij moesten afbetalen vanwege de mede door de verdachte geregelde reis die zij vanuit Venezuela naar Curaçao hadden gemaakt. Deze schuld moest binnen korte tijd worden terugbetaald en nam ook steeds toe doordat de verdachte aan de vrouwen kosten in rekening bracht voor onder meer huisvesting, eten, internet, water en elektriciteit. Ook kon de bestaande schuld aan de verdachte steeds verder toenemen doordat boetes werden opgelegd op het overtreden van de regels die golden binnen de bar waar de vrouwen werden tewerkgesteld, zoals het verbod om de mobiele telefoon tijdens het werk te gebruiken of om te laat te komen. Anders dan waar de vrouwen vanuit waren gegaan toen zij naar Curaçao afreisden, zagen zij zich genoodzaakt te werken als trago-meisjes om de aan hen in Curaçao opgelegde geldschuld af te betalen. De vrouwen moesten de werkzaamheden als trago-meisje verrichten in de bar waar de verdachte de baas is. De werkzaamheden als trago-meisje hielden in dat klanten van de bar van de verdachte door de vrouwen bediend en geamuseerd moesten worden en dat er met deze klanten gedanst diende te worden met als doel dat de klanten in de bar drankjes voor hen zouden kopen. De omstandigheden waaronder de vrouwen deze werkzaamheden verrichtten, hielden onder meer in dat i) zij zes dagen per week werkten van 20.00 uur tot en met 04.00 uur, ii) zij tijdens hun werktijd geen pauze hadden, iii) zij enkel mochten drinken wat de klanten voor hen aan drankjes kochten en iv) zij tijdens het werk in de bar audiovisueel werden geregistreerd en hun werd medegedeeld dat wat in de bar gaande was gezien en gehoord kon worden. Voor hun werkzaamheden als trago-meisje ontvingen de vrouwen niet daadwerkelijk een geldbedrag aan salaris, maar het bedrag dat door hen werd ‘verdiend’ doordat in de bar voor hen door klanten drankjes werden gekocht, werd verrekend met hun ‘beginschuld’. Ook waren de vrouwen niet in het bezit van een werkvergunning; een aantal van hen waren (op enig moment) illegaal in Curaçao. Verder waren zij niet vrij om weg te gaan bij de verdachte voordat zij het telkens aangepaste schuldbedrag aan de verdachte hadden betaald.
19. Voorts blijkt uit de gebezigde bewijsvoering dat de verdachte op de in de bewezenverklaring aangeduide vrouwen veel druk heeft uitgeoefend om spoedig de door haar aan hen opgelegde schuld af te betalen, waarbij de verdachte de vrouwen heeft aangemoedigd en geadviseerd om zich te prostitueren om aan geld te komen zodat zij de schuld zo snel mogelijk konden afbetalen. Een aantal vrouwen heeft zich ook daadwerkelijk geprostitueerd.
20. Het, op de hiervoor weergegeven – in cassatie onbestreden – vaststellingen gebaseerde, oordeel van het Hof dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode tezamen en in vereniging met anderen ten aanzien van de in bewezenverklaring genoemde personen (en anderen) heeft gehandeld door ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ of ‘door misbruik van een kwetsbare positie’ in de zin van art. 2:239, eerste lid aanhef en onder i, SrC, acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarbij wijs ik er in het bijzonder op dat uit de bewijsvoering volgt dat: (i) het de verdachte is geweest die betrokken was bij het regelen van de reis van de trago-meisjes vanuit Venezuela naar Curaçao, (ii) de verdachte de in Curaçao gearriveerde vrouwen voorspiegelde dat zij waren genoodzaakt om als trago-meisje te werken in de bar waarvan de verdachte de baas was, (iii) de verdachte de vrouwen heeft gehuisvest in povere omstandigheden en onder de gelding van strenge regels, (iv) de verdachte de vrouwen in de situatie heeft gebracht en gelaten dat zij aan het werk moesten zonder werkvergunning en met een (naderende) illegale verblijfstatus, (v) de verdachte de trago-meisjes heeft verteld dat zij niet vrij waren om weg te gaan zolang zij hun schuld aan de verdachte niet hadden afbetaald, (vi) de verdachte ook degene was die druk uitoefende op de vrouwen om de schuld snel af te betalen en (vii) het de verdachte was die de trago-meisjes aanmoedigde en adviseerde om extra geld te verdienen door zich te prostitueren. Bezien tegen die door het Hof (niet-onbegrijpelijk) vastgestelde feitelijke achtergrond is, naar mijn inzicht, klip en klaar dat het Hof heeft kunnen oordelen, zoals het klaarblijkelijk heeft gedaan, dat het de verdachte is geweest die het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie van de trago-meisjes op Curaçao heeft gecreëerd door hen zowel wat betreft huisvesting, als wat betreft hun werkzaamheden, als wat betreft hun financiële situatie, in Curaçao volledig afhankelijk te maken van de verdachte en de personen met wie zij samenwerkte. Voorts is naar mijn inzicht evident dat het Hof heeft kunnen oordelen, zoals het blijkens de bewijsvoering klaarblijkelijk heeft gedaan, dat de verdachte zich, gelet op de mede door haar gecreëerde en in stand gehouden zeer afhankelijke positie van de trago-meisjes, bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de trago-meisjes waaruit het overwicht op hen en hun kwetsbare positie voortvloeit, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij de verdachte aanwezig was.
21. Het vorenstaande brengt mee dat het middel tevergeefs klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte heeft gehandeld door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of door misbruik van een kwetsbare positie. Dat, zoals de steller van het middel betoogt, uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zou kunnen volgen dat de verdachte wist dat de in haar bar werkzame personen in een slechte financiële situatie verkeerden en evenmin dat het haar bekend was dat de financiële situatie in Venezuela slecht was, kan niet tot een ander oordeel leiden. Uit de bewijsvoering volgt immers onmiskenbaar dat de trago-meisjes door het handelen van de verdachte en de door haar aan hen opgelegde schuld in een volledig van de verdachte afhankelijke positie verkeerden. Nog daargelaten dat een dergelijke afhankelijke positie – naar als feit van algemene bekendheid mag worden aangenomen – alleen zal kunnen (voort)bestaan onder de voorwaarde dat de trago-meisjes de aan hen in Curaçao opgelegde schuld vanwege gebrek aan financiële middelen niet (direct) konden afbetalen, biedt de bewijsvoering aldus voldoende grond voor het bewijs van het bestaan van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiende overwicht van de verdachte en de kwetsbare positie van de vrouwen, alsmede voor het bewijs van de bewustheid van de verdachte ten aanzien van de omstandigheden waarin de vrouwen verkeerden. Overigens: als al zou moeten worden aangenomen dat de steller van het middel het op dit kleine punt bij het rechte eind heeft, dan nog geeft dat geen aanleiding tot cassatie. In dat geval zou sprake zijn van een niet-wezenlijk onderdeel van de bewezenverklaring dat niet uit de gebezigde bewijsvoering is af te leiden.16.
22. Zonder nadere toelichting, die in de schriftuur ontbreekt, valt verder niet in te zien waarom de in de toelichting op het middel betrokken stelling dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat de in de bewezenverklaring aangeduide vrouwen het Papiaments en/of de Nederlandse taal niet machtig waren en niemand zouden kennen in Curaçao, de gevolgtrekking zou wettigen dat ontoereikend is gemotiveerd de bewezenverklaarde mensenhandel (door te handelen met misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of door misbruik van een kwetsbare positie). Bovendien: ook als déze stelling juist zou zijn, valt niet in te zien waarom dat zou afdoen aan hetgeen uit de bewijsvoering blijkt over de door de verdachte gecreëerde en in stand gehouden volledig afhankelijke positie ten opzichte van de verdachte waarin de vrouwen in Curaçao verkeerden. Tot cassatie geeft deze stelling in ieder geval geen aanleiding, omdat, als deze juist zou zijn, (wederom) enkel sprake kan zijn van een geval waarin niet-wezenlijke onderdelen van de bewezenverklaring niet worden geschraagd door de bewijsvoering.17.
23. Het voorafgaande leidt tot de conclusie dat het middel tevergeefs is voorgesteld.
III. Het tweede middel en de bespreking daarvan
24. Het middel klaagt dat art. 6, eerste lid, EVRM is geschonden, nu in de cassatiefase de redelijke (inzend)termijn is overschreden doordat het Hof de stukken van het geding te laat aan de Hoge Raad heeft gezonden.
25. Namens de verdachte is op 11 november 2020 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 24 augustus 2021 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Daarmee is de inzendtermijn van acht maanden overschreden met ruim één maand. Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad kan de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen.
IV. Slotsom
26. Het eerste middel faalt.18.Het tweede middel is terecht voorgesteld.
27. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
28. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑09‑2022
HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:857, NJ 2016/314, m.nt. Van Kempen (rov. 2.4.1); HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2909, NJ 2017/16 (rov. 2.4.2); HR 16 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:884 (rov. 2.3.2); HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1941, NJ 2019/272, m.nt. Rozemond (2.4.1); HR 25 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1026 (rov. 2.4.1); HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:191, NJ 2020/155, m.nt. Kooijmans (rov. 2.4).
HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:857, NJ 2016/314, m.nt. Van Kempen (rov. 2.4.2) en HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1941, NJ 2019/272, m.nt. Rozemond (2.4.2).
HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:191, NJ 2020/155, m.nt. Kooijmans (rov. 2.4).
De opsomming in deze bepalingen komt met elkaar overeen, met dien verstande dat, in tegenstelling tot art. 2:239, tweede lid, SrC, in art. 273f, tweede lid, SrNL in de opsomming is opgenomen “uitbuiting van strafbare activiteiten”.
Vgl. HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598, m.nt. Buruma (rov. 2.6.1); HR 25 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1026 (rov. 2.4.1); HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:191, NJ 2020/155, m.nt. Kooijmans (rov. 2.4); HR 19 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:891 (rov. 2.4).
Vgl. HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598, m.nt. Buruma (rov. 2.6.1) en HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554, NJ 2016/315, m.nt. Van Kempen (rov. 2.4.4). Zie over de mogelijke relevantie van de in de hoofdtekst genoemde factoren voor een geval waarin ook sprake is van prostitutiewerkzaamheden of daaraan gerelateerde activiteiten: punt 5 van de noot van Kooijmans bij HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:191, NJ 2020/155 en randnummers 12 en 13 van mijn conclusie voorafgaand aan HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:774.
Vgl. voor een combinatie van misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie die resulteerden in uitbuiting van een prostituée in de zin van art. 273f SrNL: HR 17 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4004, NJ 2012/68. Zie voorts HR 19 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:891 waarin de Hoge Raad niet-onbegrijpelijk achtte het oordeel van het hof dat sprake was van het medenemen door de verdachte van het slachtoffer vanuit Nederland naar Duitsland onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld in de zin van art. 273f, eerste lid aanhef en onder 3°, SrNL. Die omstandigheden hielden onder meer in dat het slachtoffer prostitutiewerkzaamheden verrichtte terwijl zij wat betrof haar verblijfplaats, vervoer en communicatie met derden volledig afhankelijk was van de verdachte en zijn broer.
Zie, met betrekking tot art. 250ter (oud), SrNL HR 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5235, NJ 2002/546 (rov. 5.5 en 5.6) en HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598, m.nt. Buruma (rov. 2.4.3 en 2.6.2).
Vgl. – ten aanzien van gevallen die tewerkstelling betreffen – HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598, m.nt. Buruma (rov. 2.6.1) en HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1946, NJ 2019/271, m.nt. Rozemond (rov. 2.4).
HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598, m.nt. Buruma (rov. 2.5.2).
HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1100, NJ 2015/228 (rov. 2.3).
HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598, m.nt. Buruma (rov. 2.5.1). Van belang is hier op te merken dat in het huidige art. 273f, zesde lid, SrNL een omschrijving is opgenomen van ‘kwetsbare positie’. Daaronder wordt mede begrepen een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Die in 2013 in de Nederlandse wet ter implementatie van een EU-richtlijn ingevoegde bepaling is niet opgenomen in art. 2:239 SrC.
HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598, m.nt. Buruma (rov. 2.5.1).
Vgl. HR 13 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:569 (rov. 2.4.1) en nader hierover G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers en T. Kooijmans, tiende druk, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 686-687.
Vgl. HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430, m.nt. Van Kempen (rov. 2.5.2).
Vgl. HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430, m.nt. Van Kempen (rov. 2.5.2).
Op zichzelf beschouwd zou, denk ik, het eerste middel met een aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering kunnen worden afgedaan. Omdat evenwel (voor zover ik heb kunnen nagaan) niet veel Curaçaose mensenhandel zaken in cassatie aan de Hoge Raad ter beoordeling zijn voorgelegd en het fenomeen trago-meisjes in dit verband aandacht verdient, stel ik een zogenoemde ’81-afdoening’ in deze conclusie niet voor.