HR, 17-01-2012, nr. S 11/02813
ECLI:NL:HR:2012:BU4004
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-01-2012
- Zaaknummer
S 11/02813
- LJN
BU4004
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BU4004, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑01‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU4004
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0030
Uitspraak 17‑01‑2012
Inhoudsindicatie
’s Hofs oordeel dat aan de zijde van de verdachte en zijn medeverdachten sprake was van een combinatie van misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van de kwetsbare positie van het slachtoffer zodat sprake is geweest van "uitbuiting" in de zin van art. 273f Sr, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
17 januari 2012
Strafkamer
nr. S 11/02813
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2010, nummer 20/000969-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-Oost, locatie Maashegge" te Overloon.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft mr. J.P.M. Mol, advocaat te Son en Breugel, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. Namens de benadeelde partij heeft mr. Mol schriftelijk commentaar gegeven op het beroep van de verdachte.
2. Beoordeling van het eerste namens de verdachte voorgestelde middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan art. 273f Sr, althans dat het Hof het oordeel dat sprake was van een "uitbuitingssituatie" onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1a. hij in de periode van 1 juli 2008 tot en met 15 oktober 2008 te Maasbracht en Utrecht en in Antwerpen tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
[slachtoffer 1] door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte en zijn mededaders, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een derde,
immers hebben/zijn hij, verdachte en zijn mededaders, in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan en onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] en
- voornoemde [slachtoffer 1] verzocht in de prostitutie te gaan werken en
- voornoemde [slachtoffer 1] voorgehouden dat in de prostitutie (in korte tijd) veel geld verdiend kan worden en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat het geld gespaard zou worden en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen per auto naar een club/werkplek gebracht en
- (de werkzaamheden van) [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar verdienste uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en
- [slachtoffer 1] bewogen haar verdienste uit de prostitutie af te dragen;
1b. hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 2 januari 2009 te Eindhoven en Maasbracht en Utrecht en Nijmegen en in Antwerpen, [slachtoffer 1] door dreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
[slachtoffer 1] door dreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een derde, immers heeft/is hij, verdachte, in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan en onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] en
- voornoemde [slachtoffer 1] verzocht in de prostitutie te gaan werken en
- voornoemde [slachtoffer 1] voorgehouden dat in de prostitutie (in korte tijd) veel geld verdiend kan worden en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat het geld gespaard zou worden en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen per auto naar een club/werkplek gebracht en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij haar keel zou doorsnijden als ze zou liegen over haar verdienste en
- (de werkzaamheden van) [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar verdienste uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en
- voornoemde [slachtoffer 1] bewogen om zijn, verdachtes, naam op haar lichaam te laten tatoeëren en
- [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen haar verdienste uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen;
2a. hij in de periode van 1 juli 2008 tot en met 15 oktober 2008 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk [slachtoffer 1] in een ander land (te weten België) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;
en
2b. hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 2 januari 2009 te Eindhoven, [slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk [slachtoffer 1] in een ander land (te weten België) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. Op 2 januari 2009 omstreeks 02.29 uur kwam bij Regiopolitie Brabant Zuid-Oost de melding binnen dat contact moest worden opgenomen met [betrokkene 1] in verband met diens kleindochter van 18 jaar, [slachtoffer 1]. Naar aanleiding hiervan is telefonisch contact opgenomen met [betrokkene 1], die hierbij het volgende mededeelde.
[Betrokkene 1] had even tevoren van [slachtoffer 1] gehoord dat zij gedwongen in de prostitutie was gebracht door haar ex-vriend [verdachte 2] en diens broer [verdachte 3]. Voor hen had zij in Antwerpen, Maasbracht, Nijmegen en Utrecht gewerkt. Het verdiende geld werd meteen afgedragen. Een paar maanden later was zij in contact gekomen met ene "[verdachte 1]". Hij zou rijden in een zwarte BMW. Van hem moest ze de hele week als prostituee werken en zij verloor al haar vrijheden. Zij werd elke dag rond 07.00 uur door [verdachte 1] bij de woning van haar moeder aan de Oldengaarde 22 te Eindhoven opgehaald en vervolgens naar een privé-huis gebracht om te werken. [Verdachte 1] zou de bijnaam zijn van [verdachte 1].
2. Op 2 januari 2009 had verbalisant [verbalisant 1] op het politiebureau te Eindhoven een gesprek met voornoemde [betrokkene 1], die verklaarde dat [slachtoffer 1] hem op 1 januari 2009 heeft verteld dat zij voor [verdachte 1] in de prostitutie moest werken, dat ze het verdiende geld moest afgeven en dat hij - [verdachte 1] - haar had bedreigd te doen wat hij vroeg want anders zou hij haar keel doorsnijden.
Tijdens het gesprek tussen verbalisant [verbalisant 1] en [betrokkene 1] is de telefoon van de moeder van [slachtoffer 1], die [betrokkene 1] bij zich had, enkele keren overgegaan. Verbalisant zag dat in de betreffende GSM drie berichten waren opgeslagen, verzonden op 2 januari 2009 te 09.52 uur, te 13.20 uur en te 14.02 uur door het telefoonnummer +[001]. Verbalisant zag op het scherm (eerste bericht): "Hallo met [verdachte 1]. Zou u a.u.b. aan [slachtoffer 1] willen vragen of ze mij even wil bellen..." en laatste bericht: "Ik zeg het maar 1 keer. Niet kutten met mij. Ik wil duidelijkheid".
3. Uit het onderzoek historische printgegevens blijkt dat op 3 januari 2009 te 0.34 uur met voormeld telefoonnummer een sms is gestuurd naar de telefoon van de moeder van [slachtoffer 1], luidende: "Ik maak jullie allemaal af wacht maar zelfs politie kan jullie niet helpen, ik zeg het nog 1 keer laat haar mij bellen".
4. Verdachte heeft verklaard dat zijn bijnaam "[verdachte 1]" is en dat hij van het hiervoor onder 2 genoemde telefoonnummer gebruik heeft gemaakt. Voorts heeft verdachte verklaard dat de bij hem aangetroffen sleutels horen bij een BMW, die van zijn vriendin [betrokkene 2] is. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn door de verdediging stukken van de RDW overgelegd, waaruit blijkt dat van 14 juli 2008 tot en met 20 mei 2009 een zwarte BMW, type 5, op naam heeft gestaan van [betrokkene 2]. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte 1] in een zwarte BMW, 5-serie, rijdt. Ook [betrokkene 2] rijdt in die auto. Medeverdachte [verdachte 2] heeft verklaard te weten dat [verdachte 1] een zwarte BMW 5-serie heeft.
5. Op 15 januari 2009 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Deze aangifte houdt - voor zover hier van belang - het volgende in.
(p. 226)
Rond juni/juli 2007 kregen aangeefster en [verdachte 2] een relatie.
(p. 227)
Toen aangeefster samen met [verdachte 2] en [verdachte 3] in de Volkswagen Polo van [betrokkene 3] (dit is [betrokkene 3], destijds de vriendin van [verdachte 3], zoals blijkt uit de verklaring van [verdachte 3], p. 719; hof) zat, vroeg [verdachte 3] aan haar of zij geld wilde verdienen in de prostitutie. Zij durfde geen nee te zeggen, omdat ze dacht dat mensen dan boos op haar werden. [Verdachte 3] gaf het met zijn drieën kunnen gaan wonen in een groot huis als argument om in de prostitutie te gaan werken.
(p. 228)
[Verdachte 3] vertelde haar dat het erg belangrijk was om een dure auto te hebben, zodat ze aanzien kregen. [Verdachte 3] vertelde haar verder dat ene "[verdachte 1]" in een dure auto reed en aanzien had en dat zij dat ook wilden. Zij mocht niet vertellen dat ze in de prostitutie zou werken, mocht ze dat gaan doen.
Op een gegeven moment hebben zij [verdachte 1] opgehaald. Door [verdachte 3] werd verteld dat [verdachte 1] hen kon helpen, omdat hij plaatsen wist waar je als prostituee kon werken.
Diezelfde dag zijn zij met vieren naar de club
"[A]" te Maasbracht gegaan. [Verdachte 1] gaf de route daar naartoe aan. Onderweg heeft aangeefster nog aangegeven dat zij ongesteld was. [Verdachte 1] heeft hierop gezegd dat dat geen probleem was en dat zij een spons kon inbrengen en zo gewoon kon werken. [verdachte 1] vertelde haar ook dat ze een werknaam moest aannemen. Gekozen is voor de werknaam [B].
Aangeefster wist niet wat ze kon verwachten en was het liefst de auto uit gesprongen. Ze had het gevoel dat ze, als net 18-jarig meisje, bij die jongens in de auto eigenlijk geen kant op kon.
(p. 229)
Ze werd naar het privé-huis - het hof begrijpt: genoemde club "[A]" - in Maasbracht gebracht en moest daar vragen om werk. Ze wilde eigenlijk niet, maar wilde hen niet teleurstellen en bovendien was zij van hen afhankelijk om weer thuis te komen. Aangeefster is uit de auto gestapt en moest alleen naar de deur van het privé-huis gaan. Ze kon meteen als prostituee aan het werk, maar dat wilde ze eigenlijk helemaal niet. Daarom zei ze dat ze geen spullen bij zich had. Daarna is zij teruggegaan naar de auto. Toen zij vertelde dat ze niet meteen kon beginnen, zei [verdachte 1] dat hij nog wel andere plekken wist.
[Verdachte 1] was goed bekend in Utrecht op het Zandpad. Aangeefster moest altijd zelf bellen, omdat het zou opvallen als er een jongen belde. Ook hebben ze in Nijmegen rondgereden, maar daar was ook geen plek. [Verdachte 3] wilde dat zij zo snel mogelijk ging werken, want ze wilden leuke dingen doen en daarom moest er geld komen.
Een week later, in de zomer van 2008, zijn aangeefster, [verdachte 2] en [verdachte 3] weer naar privéhuis "[A]" te Maasbracht gegaan. Aangeefster heeft verklaard: Ik merkte telkens op dat ik het niet durfde, maar door [verdachte 3] werd steeds gezegd "dat kan jij wel".
(p. 230)
Vooraf moest aangeefster 120 euro betalen (in "[A]"; hof). Dit bedrag hadden ze van [verdachte 1] geleend, die het geld aan [verdachte 3] had gegeven. Die avond heeft aangeefster drie klanten gehad en 150 euro verdiend. Ze had maar tot 22.00 uur gewerkt, omdat ze het smoesje had verzonnen dat haar moeder ziek was. Aangeefster is door [verdachte 2] opgehaald. Omdat [verdachte 2] alleen was, heeft aangeefster naar hem geschreeuwd en gezegd dat het zijn schuld was dat ze dit werk moest doen. Hij had het niet voor haar opgenomen tegen [verdachte 3] en [verdachte 1]. Aangeefster heeft, denkt zij, drie tot vier weken in Maasbracht gewerkt, in totaal tien tot twaalf avonden. Ze verdiende daar 300 tot 400 euro per avond. Het geld dat zij verdiende werd door [verdachte 3], [verdachte 2] en [verdachte 1] voornamelijk opgemaakt aan pokeren en weed kopen en dergelijke. [Verdachte 3] zei dat hij het door haar verdiende geld bij zich wilde hebben, zodat er gespaard kon worden voor een auto. [Verdachte 3] en [verdachte 2] waren degenen die haar naar Maasbracht brachten en ophaalden. [verdachte 1] deed dat een enkele keer.
(p. 231)
In de tijd dat zij in Maasbracht werkte, zijn [verdachte 3] en [verdachte 1] naar Antwerpen gereden om daar te kijken of er plaats vrij was voor haar. [Verdachte 1] zei tegen haar dat zij daar veel geld kon verdienen. [Verdachte 3] heeft toen naar Antwerpen gebeld en een kamer afgesproken voor aangeefster. Na haar werkzaamheden in Maasbracht heeft aangeefster gedurende ongeveer twee en een halve week elke dag in Antwerpen gewerkt. Door [betrokkene 4] en [verdachte 2] is zij naar Antwerpen gebracht en weer opgehaald. Ook heeft zij samen met [verdachte 2] in een hotel bij Turnhout overnacht. Omdat de rekening niet is betaald moest [verdachte 2] zijn identiteitsbewijs als onderpand achterlaten. Ze verdiende in Antwerpen gemiddeld 350 euro per dag.
(p. 232)
[verdachte 2] en [verdachte 3] hadden haar verteld dat zij er voor moest zorgen dat ze in Utrecht op het Zandpad ging werken, omdat [verdachte 1] daar al een meisje had werken. [Verdachte 1] vertelde haar later zelf dat hij daar twee meisjes in de prostitutie had werken. Één van die meisje was een Hongaars meisje.
(p. 233)
[Verdachte 1] heeft aangeefster verteld dat hij het Hongaarse meisje had mishandeld en de tanden uit haar mond had geslagen.
Aangeefster heeft vier weken bijna dagelijks als prostituee op het Zandpad in Utrecht gewerkt. Als zij was afgezet, gingen [verdachte 3], [verdachte 2] en [verdachte 1], afhankelijk van door wie zij was gebracht, terug naar Eindhoven. Aangeefster had vaak geen zin om te werken omdat zij hoorde dat met haar geld leuke dingen werden gedaan.
(p. 234)
Ook al verzon zij smoesjes om niet te hoeven werken, toch werd zij door [verdachte 3] overgehaald dat ze moest gaan. Hij vertelde haar dan dat ze moest doorzetten en dat ze het niet kon maken om niet te gaan werken. De eerste week in Utrecht verdiende ze gemiddeld 300 tot 400 euro per dag. Het bedrag was gebaseerd op 50 euro per klant. Haar verdiensten in Utrecht die ze schat op 12.000 tot 13.000 euro minus 2.000 euro kamerhuur, heeft ze af moeten geven.
Tijdens haar werk werd aangeefster wel eens gebeld door [verdachte 2] met de vraag hoe de stand van zaken was. Hij reed dan over het Zandpad en kwam naar binnen. Hij pakte dan gewoon het door haar verdiende geld uit haar portemonnee. Zij moest dan haar portemonnee van hem uit het kluisje halen. Aangeefster reageerde daar telkens kwaad op en zei dat het haar verdiende geld was en dat zij ook dingen wilde kopen. [Verdachte 2] reageerde daarop dat het geld gespaard moest worden. Van het geld heeft aangeefster helemaal niets teruggezien. Aangeefster heeft wel eens gedacht om weg te lopen, maar zij durfde dat niet. Zij was bang dat [verdachte 2], [verdachte 3] en [verdachte 1] boos op haar zouden worden als zij weg zou lopen.
(p. 235)
Aangeefster had niet het gevoel dat zij een andere keus had dan in de prostitutie te werken voor [verdachte 2], [verdachte 3] en [verdachte 1]. Zij had verder niemand en was van hun afhankelijk.
Omdat aangeefster in Utrecht weer weg moest, moest zij van [verdachte 2] en [verdachte 3] naar club "[A]" in Maasbracht bellen. Daar kon zij tijdelijk voor een dag of drie in de week terecht. Ze heeft daar toen een week of twee gewerkt. Daar verdiende ze 250 euro per dag. Telkens werd ze gehaald en gebracht. Dit was ongeveer in september 2008. Na Maasbracht heeft aangeefster even niet meer in de prostitutie gewerkt. In die tijd kreeg zij vaker contact met [verdachte 1] en werd verliefd op hem. [Verdachte 1] deed heel erg lief tegen haar, maar begon ook dingen te eisen. Zij moest voor hem vijf dagen per week in de prostitutie gaan werken en mocht geen contact meer hebben met [verdachte 2] en [verdachte 3].
(p. 236)
Het was ongeveer oktober 2008 toen zij voor [verdachte 1] is gaan werken. Ze moest van hem in Maasbracht gaan werken. Aldaar heeft zij maar een paar dagen gewerkt. Ze werd door [verdachte 1] met de BMW gehaald en gebracht en het verdiende geld gaf ze aan hem. Ze deed dat omdat [verdachte 1] had gezegd dat ze voor hem moest werken en dus wist ze dat ze het geld aan hem moest afgeven. Na Maasbracht is ze aansluitend in Antwerpen in een pand aan de Schipperstraat gaan werken. Het was toen oktober-november 2008. Ze heeft daar gedurende twee weken elke dag gewerkt. [Verdachte 1] heeft haar gehaald en gebracht.
(p. 237)
Ze verdiende maar 250 tot 300 euro per avond. Omdat dat niet zo veel was, deed ze het soms maar voor 30 euro per klant omdat ze meer geld moest hebben voor [verdachte 1]. Een enkele keer had ze 500 euro op een avond. Het geld dat zij in Antwerpen verdiende, heeft zij aan [verdachte 1] afgeven. [verdachte 1] vond dat zij te weinig verdiende en dacht dat zij geld achterhield. Hij zei tegen haar dat hij haar keel zou doorsnijden als ze zou liegen over het door haar verdiende geld. Aangeefster was nog steeds in het bezit van de sleutel van het pand aan de Schipperstraat te Antwerpen.
Toen aangeefster voor [verdachte 1] in Antwerpen werkte kreeg zij een sms met de vraag:
"[Verdachte 1]" op jou lichaam?
(p. 238)
Op verzoek van [verdachte 1] is aangeefster naar een tattooshop in Strijp, genaamd [...], gegaan. [Verdachte 1] heeft haar geïnstrueerd over de lettergrootte en de plaats waar de tatoeage moest komen.
Vanaf eind november 2008 heeft aangeefster gedurende twee weken in Nijmegen gewerkt. Zij moest van [verdachte 1] bellen of daar plaats was en hij bracht haar en haalde haar op met zijn BMW. De meeste dagen verdiende ze 400 euro tot 500 euro per dag. De verdiensten waren daar 50 euro per kwartier. Alles wat zij heeft verdiend heeft zij aan [verdachte 1] gegeven. Hij heeft gezegd dat het door haar verdiende en aan hem afgegeven geld voor haar gespaard zou worden voor een huisje en dat soort dingen.
(p. 239)
Begin december 2008 heeft aangeefster gebeld met privé-huis "[C]" te Eindhoven met het verzoek of zij daar kon werken. Ze heeft daar 1 maand iedere dag gewerkt. Ze verdiende daar 4.200,-- euro per week. Het verdiende geld moest zij steeds aan [verdachte 1] afgeven. In de tijd dat aangeefster bij privé-huis "[C]" werkte sliep ze gewoon thuis.
(p. 240)
Op nieuwjaarsdag 2009 om 04.30 uur zei [verdachte 1] dat zij diezelfde ochtend klaar moest staan om in Utrecht te gaan werken en hij waarschuwde haar dat hij er niet van hield als ze niet op tijd klaar stond. Om 08.00 uur stond [verdachte 1] hij aangeefster voor de deur om haar naar Utrecht te brengen, alwaar zij van hem moest gaan werken. [Verdachte 1] heeft haar met de BMW naar Utrecht gebracht.
(p. 241)
[Verdachte 1] had haar meerdere malen gezegd dat als zij hem zou verlaten, hij ervoor zou zorgen dat zij niets meer had en niets meer kon. Daar was zij bang voor.
[Verdachte 1] heeft haar één keer mishandeld. Dat was op de l6 december vorig jaar (2008), op de verjaardag van haar moeder. Hij sloeg plotseling met de handpalm tegen haar kin/mond. Dit deed erg pijn. Ze voelde het dikker worden en het bloedde ook.
(p. 242)
Het voelde voor aangeefster vies als zij seks had met een klant. De eerste paar weken verzon zij nogal eens wat smoesjes om niet te hoeven gaan werken. Op een gegeven moment werkten die smoesjes niet meer en als ze al eens aangaf dat ze een probleem had, moest ze gewoon werken. Als ze bijvoorbeeld ongesteld was zei [verdachte 3] of [verdachte 1] dat ze dan maar een spons moest gebruiken. [Verdachte 3] bepaalde dat ze altijd met condoom seks mocht hebben. Het voelde voor haar erg vernederend als al die mensen naar haar kwamen kijken, terwijl zij achter het raam zat. Ze kon daar niet weg, omdat ze het gevoel had dat ze continue in de gaten werd gehouden. Zij kon nergens heen. Ze hadden haar het gevoel gegeven dat zij buiten hen niemand had en dus nergens naartoe kon.
6. Op 1 april 2009 heeft [slachtoffer 1] een aanvullende verklaring afgelegd. Hierin geeft zij onder meer aan dat het best mogelijk is dat ze al vanaf begin november 2008 bij privé-huis "[C]" is gaan werken. Voorts heeft ze toen verklaard dat ze, de dag nadat ze door [verdachte 1] is mishandeld, gewoon is gaan werken. Dit moest van [verdachte 1], ondanks haar dikke lip.
7. 14 september 2009 heeft [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard.
De manier waarop [verdachte 3] haar heeft voorgesteld om in de prostitutie te gaan werken was er één waarop hij op een rustige manier de dingen vertelde die zij graag wilde horen, zoals het krijgen van een groot huis en een mooie auto. Zij vond dat geen normale vraag en schrok daarvan. Zij had het liever niet gehoord, maar ze zat thuis ook in een lastige situatie. Er werd regelmatig op teruggekomen en gevraagd of ze het al wist. Ze heeft niet gezegd dat ze het niet wilde. Ze had het idee dat het ook dan zou gebeuren. Ze is gewoon naar dat huis in Maasbracht gebracht. Het ging allemaal in stappen en ze probeerden het mooi te maken door dingen te vertellen die je graag wil horen, zodat je erin gaat geloven.
Het geld dat ze in Maasbracht verdiende, gaf ze eerst aan [verdachte 2] en later aan [verdachte 3]. Het klopt wel dat er van dat geld gegokt en gepokerd werd.
Ze is voor de eerste keer met [verdachte 3], [verdachte 2] en [verdachte 1] naar Antwerpen gegaan. De tweede keer werd ze gebracht door [betrokkene 4] en [verdachte 2] was daar ook bij.
Als ze niet werkte, moesten [verdachte 3] en [verdachte 2] dat verantwoorden aan [verdachte 1].
Met de auto van [betrokkene 3] konden ze naar Utrecht. Als [betrokkene 3] de auto nodig had, bracht [verdachte 1] ze met zijn auto. Het ophalen gebeurde door [verdachte 2] of [verdachte 3], maar meestal door hen samen. Ze stonden dan op de parkeerplaats en begonnen gelijk vragen te stellen over haar verdiensten.
In Utrecht is [verdachte 2] een paar keer binnen gekomen om geld te pakken.
Ze heeft nooit geld voor zichzelf gehouden. Ze was bang voor problemen als ze er achter zouden komen.
8. In het dossier bevindt zich een foto van de tatoeage op de buik van aangeefster net boven de navel, bestaande uit de naam "[verdachte 1]".
9. Medeverdachte [verdachte 2] heeft bij de politie verschillende verklaringen afgelegd, waaruit onder meer het volgende naar voren komt.
(p. 751)
[Verdachte 2] heeft in een plaatsje net over de grens met België een paar nachten met [slachtoffer 1] in een hotel geslapen en daar zijn identiteitsbewijs achtergelaten.
(p. 752)
[Verdachte 2] is een paar keer op het Zandpad in Utrecht geweest, op het moment dat [slachtoffer 1] daar als prostituee werkte.
(p. 753)
In/omstreeks januari 2009 heeft hij nog gesproken met [slachtoffer 1]. Hij merkte dat ze schrik had voor haar nieuwe vriend [verdachte 1]. Zij vertelde dat ze heel veel geld voor die jongen had verdiend, maar dat zij nooit iets terug zag van dat geld. Zij kreeg alleen maar een soort zakgeld. Ze vertelde dat ze op veel locaties heeft gewerkt als prostituee en dat ze vijf of zes dagen in de week voor die [verdachte 1] moest werken.
(p. 754)
[Verdachte 2] heeft [slachtoffer 1] leren kennen toen ze 17 jaar was. [Slachtoffer 1] vertelde hem dat ze een hele moeilijke jeugd heeft gehad, dat ze verkracht was door haar stiefvader en in een pleeggezin heeft gezeten waar ze seksueel misbruikt werd door haar pleegvader. Ook vertelde ze veel over haar moeder, want dat ging niet altijd goed.
(p. 756)
[Verdachte 2] weet dat [betrokkene 4] [slachtoffer 1] in Antwerpen een paar keer heeft afgezet. [Verdachte 2] zat in de auto. [Verdachte 2] weet dat [slachtoffer 1] in Antwerpen achter het raam zat. In het begin toen [slachtoffer 1] in de prostitutie werkte, voelde zij zich een beetje onzeker. [Verdachte 2] merkte dat zij onzeker was doordat zij heel snel begon te praten. In Utrecht zette [verdachte 2] haar niet alleen af. Hij weet niet hoe laat zij [slachtoffer 1] afzetten en ophaalden.
(p. 764)
Toen [slachtoffer 1] als prostituee in Utrecht was gaan werken was ze net 18 jaar oud. Hij denkt dat [slachtoffer 1] via tussenkomst van [verdachte 1] in Utrecht is gaan werken. [Verdachte 1] heeft alles voor [slachtoffer 1] geregeld. [Verdachte 1] heeft ervaring in dat wereldje en daarom kon hij alles regelen.
(p. 765)
In de periode dat [slachtoffer 1] in Utrecht als prostituee werkte, sliep zij nog vaak bij [verdachte 2] thuis en had hij nog een relatie met haar.
(p. 766)
[Verdachte 2] is een keer met [betrokkene 4] en [slachtoffer 1] in Antwerpen geweest. [Slachtoffer 1] is toen in het centrum uitgestapt en vermoedelijk ergens als prostituee gaan werken.
10. Uit het proces-verbaal bevindingen d.d. 27 mei 2009 blijkt dat de sleutel, die aangeefster in haar bezit had, past op een afwerkkamer aan de Schipperstraat in Antwerpen.
11. Op 5 maart 2009 heeft [betrokkene 1] onder meer verklaard dat hij op 1 januari 2009, toen hij [slachtoffer 1] zag, heel erg van haar is geschrokken. Ze zag er verschrikkelijk slecht uit. Ze was lijkbleek, haar ogen straalden "leegte" uit en ze was doodmoe. Ze heeft verteld dat ze als prostituee heeft gewerkt en dat zij het verdiende geld aan [verdachte 1] (het hof begrijpt: [verdachte 1]) moest afgeven.
12. Op 24 maart 2009 heeft [betrokkene 5], eigenaresse van privé-huis "[C]" te Eindhoven, onder meer verklaard dat [slachtoffer 1] eind 2008 bij haar heeft gewerkt als prostituee. Het was haar opgevallen dat aangeefster bijna elke dag werkte. Vanwege dat vele werken bemerkte zij dat er iets niet klopte. Collega's van aangeefster zeiden dat als zij niet genoeg verdiende ze zenuwachtig werd en opeens ging bellen. Ze werd bijna altijd naar het werk gebracht door een buitenlands type jongen in een donkere BMW. [Slachtoffer 1] had haar verteld dat ze door haar vriend [verdachte 1] werd gebracht.
Later heeft [slachtoffer 1] een foto van [verdachte 1] opgehangen in Huize [C], zodat ze hem daar zouden herkennen. Ze was bang voor hem en ze wist niet waartoe hij in staat was.
13. Op 1 april 2009 heeft [betrokkene 6], moeder van [slachtoffer 1], wonend te Eindhoven, een verklaring afgelegd onder meer inhoudende dat zij heeft gezien dat [verdachte 1] [slachtoffer 1] thuis ophaalde in een BMW. Hij zat alleen in die auto. Dit ophalen is begonnen vanaf einde zomer 2008. [Slachtoffer 1] werd ook door [verdachte 3] en [verdachte 2] opgehaald. Het ophalen ging tussen hun drieën om toerbeurt. Vlak voordat [slachtoffer 1] werd opgehaald werd ze gebeld en rende ze meteen de woning uit.
Later werd [slachtoffer 1] alleen nog maar door [verdachte 1] opgehaald. Rond de tijd dat [slachtoffer 1] opgehaald zou worden was zij onafscheidelijk van haar telefoon. Als die overging was het alsof ze stijf stond van de angst. Toen [betrokkene 6] haar verjaardag vierde, belde [verdachte 1] [slachtoffer 1] ook op. Ze zag dat [slachtoffer 1] bang was voor [verdachte 1], aan haar houding en uitstraling. Hierop werd ze meteen door hem opgehaald.
Ten overstaan van de politie en bij de rechter-commissaris heeft [betrokkene 6] verklaard dat ze in januari 2009, nadat [slachtoffer 1] aangifte had gedaan, meermalen is gebeld door [verdachte 2] en [verdachte 3]. In één van die gesprekken heeft [verdachte 3] gezegd dat hij 30.000 euro van [verdachte 1] wilde, omdat [verdachte 1] [slachtoffer 1] van hem en [verdachte 2] had afgepakt.
14. De (stief)vader van [slachtoffer 1], [betrokkene 7], heeft op 20 juni 2009 verklaard dat hij zich nog kon herinneren dat [slachtoffer 1] in december op [betrokkene 6]'s verjaardag was. [Verdachte 1] belde toen op, waarna ze door hem werd opgehaald. Ze heeft toen klappen van [verdachte 1] gehad. Hij heeft toen gezien dat [slachtoffer 1] een kapotte lip had.
15. Op 14 april 2009 heeft [betrokkene 8] onder meer verklaard dat de broers [verdachte 2 en 3] en [verdachte 1] te maken hebben met het over de grens brengen van vrouwen om in de prostitutie te gaan werken. [Betrokkene 8] denkt dat [verdachte 2] sinds een jaar of anderhalf jaar een relatie met [slachtoffer 1] heeft. Ze is er met [verdachte 1] vandoor gegaan. [Slachtoffer 1] heeft in Antwerpen en in Utrecht als prostituee gewerkt. De broers [verdachte 2] en [verdachte 3] deden daar stoer over zo van ik heb nu geld en zo.
[Betrokkene 8] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de gebroeders (het hof begrijpt: [verdachte 2] en [verdachte 3]) zelf rond vertellen dat ze betrokken zijn bij het over de grens brengen van vrouwen voor de prostitutie.
16. Op 7 mei 2009 heeft [betrokkene 9], die in de maanden augustus en september 2008 als prostituee heeft gewerkt bij club "[A]" te Maasbracht, verklaard dat daar in die periode een meisje werkte met de naam "[B]". Op de haar getoonde foto herkende zij aangeefster als het meisje dat zich zo noemde.
17. Uit de resultaten van het uitgevoerde internationale rechtshulpverzoek is gebleken dat [verdachte 2] samen met een meisje in hotel "[D]" (regio Turnhout) heeft overnacht op 9 en 10 september 2008, vervolgens niet heeft betaald en toen zijn identiteitskaart als borg heeft achtergelaten. Receptionisten van het hotel verklaarden dat [verdachte 2] bij de overnachtingen in gezelschap was van een meisje.
18. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2009 blijkt dat een onderzoek is ingesteld naar de mastlocaties van het telefoontoestel voorzien van het IMEI nummer [002] en het MSISDN nummer (GSMnr)[001] gedurende de periode van 9 november 2008 tot 9 februari 2009. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat dit telefoontoestel in gebruik was bij [verdachte 1]. Voorts is uit onderzoek gebleken dat in de periode van 9 tot en met 14 november 2008 meermalen een mast is aangestraald in de nabijheid van de grensovergang België/Nederland.
19. Op 30 juni 2009 heeft [betrokkene 10] onder meer het volgende verklaard.
(p. 667)
[Slachtoffer 1] zei in de tijd dat ze een relatie had met [verdachte 2] wel eens dat ze geen geld had. In die tijd woonde ze een tijdje bij [verdachte 2] thuis. Ze vertelde omdat ze veel problemen had met haar moeder en haar stiefvader.
(p. 668)
Ze heeft zeker twee keer gezien dat een donkergekleurde BMW kwam langsgereden met daarin [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3]. Zeker één keer heeft zij gezien dat [slachtoffer 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] bij [verdachte 1] in de BMW stapten.
(p. 669)
[Betrokkene 10] heeft [verdachte 1] op de haar getoonde foto herkend als de man die in de BMW reed. Van hem heeft [slachtoffer 1] een tatoeage laten zetten. [Verdachte 1] is de bijnaam van de jongen met de BMW.
(p. 670-671)
Volgens [betrokkene 10] kreeg [slachtoffer 1] rond de zomer van 2008 een relatie met [verdachte 1]. [Slachtoffer 1] had haar verteld dat [verdachte 2] en [verdachte 3] er voor hadden gezorgd dat ze in de prostitutie was gaan werken. Al het geld dat [slachtoffer 1] in de prostitutie verdiende maakte [verdachte 3] op. [Slachtoffer 1] wilde helemaal niet in de prostitutie werken, zei ze.
(p. 672)
Ook had [slachtoffer 1] tegen haar gezegd dat ze in een privé-huis in Tongelre heeft gewerkt toen ze een relatie met [verdachte 1] had.
(p. 673)
[Verdachte 2] had haar verteld dat hij en [verdachte 1] ruzie hadden met elkaar omdat [verdachte 1] [slachtoffer 1] van [verdachte 2] had afgepakt. Ook had [verdachte 2] haar verteld dat [verdachte 3] [verdachte 1] niet moest tegenkomen, omdat [verdachte 3] hem dan zou afmaken.
20. Op 14 augustus 2009 heeft [betrokkene 11], werkzaam bij privé-huis "[A]" te Maasbracht onder meer verklaard dat [B] zich aan het eind van haar eerste avond met natte oogjes alsof ze gejankt had bij hem kwam met de vraag of zij naar huis mocht, omdat haar moeder een hartaanval had gekregen.
21. Op 7 augustus 2009 heeft [betrokkene 12] onder meer verklaard dat volgens zijn administratie [B] vanaf 5 oktober 2008 acht keer bij privé-huis "[A]" heeft gewerkt.
22. [Betrokkene 13], een neef van zowel verdachte als de medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 3], heeft onder meer het volgende verklaard.
(p. 609)
Hij heeft gehoord dat [slachtoffer 1] eerst voor [verdachte 2] in de prostitutie heeft gewerkt en dat [verdachte 2] en [verdachte 3] aan [verdachte 1] advies gevraagd hebben om te helpen te regelen om [slachtoffer 1] als prostituee ergens aan het werk te krijgen.
(p. 611)
[Verdachte 3] heeft hem zelf verteld dat hij aan [verdachte 1] heeft gevraagd om hem en [verdachte 2] te helpen met het regelen van een raam voor [slachtoffer 1], zodat ze als prostituee kon gaan werken voor hen. [Verdachte 3] vertelde hem ook dat [verdachte 1] hen daar inderdaad mee heeft geholpen. [Verdachte 1] heeft na verloop van tijd [slachtoffer 1] overgenomen van [verdachte 2] en [verdachte 3]. [Verdachte 2] en [verdachte 3] waren kwaad op [verdachte 1], omdat hij hun dit kunstje geflikt had. Ze vertelden hem dat ze 15.000,-- euro van [verdachte 1] wilden hebben en ze vroegen hem om raad.
Op 26 november 2009 heeft [betrokkene 13] bij de rechter-commissaris onder meer nadere vragen beantwoord over bovenstaande verklaring. Uit deze verklaring blijkt het volgende:
- dat hij van [verdachte 2] en [verdachte 3] zelf heeft gehoord dat [slachtoffer 1] eerst voor [verdachte 2] heeft gewerkt;
- dat hij van [verdachte 3] zelf heeft gehoord dat [verdachte 3] aan [verdachte 1] heeft gevraagd hem te helpen met het regelen van een raam en dat [verdachte 3] hem ook heeft verteld dat [verdachte 1] inderdaad heeft geholpen;
- dat [verdachte 1] [slachtoffer 1] stiekem heeft laten werken en hij haar daarna heeft gehouden en dat [verdachte 2] en [verdachte 3] daarover boos waren;
- dat [verdachte 3] en [verdachte 2] 10.000 euro van [verdachte 1] wilden hebben omdat hij [slachtoffer 1] stiekem had laten werken.
23. Op 20 juli 2009 werd te Hongarije [betrokkene 14] (geboren en wonende te Hongarije) gehoord. Toen [betrokkene 14] een foto van verdachte werd getoond, herkende ze deze als [verdachte 1]. [Betrokkene 14] verklaarde onder meer als volgt.
Ze had [verdachte 1] leren kennen aan het einde van de herfst 2007 in Budapest toen hij daar op vakantie was. Op het moment dat hij weer in Nederland was vroeg hij haar telefonisch om naar Nederland te komen. Eind april 2008 is ze naar [verdachte 1] toegegaan. Na een paar weken heeft ze op haar dijbeen de naam "[verdachte 1]" laten tatoeëren. [Verdachte 1] nam haar mee naar plekken in Eindhoven en Amsterdam, om te laten zien hoe de prostitutie in Nederland werkte. [Verdachte 1] heeft haar twee of drie keer mishandeld door het geven van klappen. Hij sloeg haar in het gezicht. Toen ze terugwilde naar Hongarije pakte [verdachte 1] haar id-kaart af zodat ze niet weg kon lopen. Ook sloot hij haar op in zijn woning. Op een gegeven moment heeft ze de woning kunnen ontvluchten en is ze teruggegaan naar Hongarije.
24. [Verdachte 1] heeft terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij [slachtoffer 1] wel eens naar de plek heeft gebracht waar zij als prostituee werkte."
2.2.3. Het Hof heeft onder het kopje "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" - voor zover hier van belang - nog het volgende overwogen:
"Van de zijde van de verdachte is bepleit dat niet is voldaan aan de delictsbestanddelen van het misdrijf mensenhandel. Ten eerste hebben verdachte noch zijn medeverdachten op enig moment gebruik gemaakt van (één van) de dwangmiddelen zoals genoemd in artikel 273 f, eerste lid, onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht. Verder is geen sprake van uitbuiting, zoals bedoeld in lid 2 van genoemd artikel, nu aangeefster objectief gezien een redelijk alternatief heeft gehad om zich te onttrekken aan de vermeende uitbuitingssituatie. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 merkt de raadsman nog op dat artikel 273f, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht niet is geschreven voor de situatie als de onderhavige en derhalve ook niet van toepassing is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] toen zij net meerderjarig was en in een voor [verdachte 2] en [verdachte 3] en [verdachte 1] kenbare kwetsbare, afhankelijke positie verkeerde, onder druk van laatstgenoemden in de prostitutie is gaan werken. [Slachtoffer 1] durfde niet te weigeren en werd door hen ook in de auto naar de werkplekken gebracht, waarbij ze het gevoel had dat ze als net 18-jarig meisje bij die jongens in de auto - ook letterlijk - geen kant op kon. [Verdachte 2] en [verdachte 3] en [verdachte 1] hadden haar bovendien het gevoel gegeven dat zij buiten hen niemand had en dus nergens naar toe kon. Dat gevoel van afhankelijkheid werd mede ingegeven door het feit dat zij eerst met [verdachte 2] en later met [verdachte 1] een "liefdesrelatie" had. Daarnaast werd [slachtoffer 1] door de broers [verdachte 2 en 3] en [verdachte 1] nog misleid, doordat haar werd voorgehouden dat het door haar verdiende geld zou worden besteed aan een groot huis waarin ze konden gaan wonen, terwijl zij haar verdiensten geheel of in ieder geval in belangrijke mate aan hen moest afstaan en er zelf nauwelijks iets van terugzag. In het geval van [verdachte 1] komt daarbij dat hij [slachtoffer 1] had verteld dat hij een ander (Hongaars) meisje dat voor hem in de prostitutie werkte, had mishandeld, hij tegenover [slachtoffer 1] dreigende taal gebruikte - kennelijk om duidelijk te maken wat er zou kunnen gebeuren als ze onvoldoende werkte - en haar heeft geslagen.
Door al deze omstandigheden verkeerde [slachtoffer 1] in een situatie die sterk afweek van de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren en had zij in een veel mindere mate dan zulk een prostituee de mogelijkheid hierin een bewuste keuze te maken.
De gebezigde bewijsmiddelen laten zien dat aan de zijde van verdachten sprake was van een combinatie van misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1], terwijl [verdachte 2] en [verdachte 3] en [verdachte 1] zich gezien bovenstaande bewijsmiddelen hiervan bewust moeten zijn geweest.
De stelling van de raadsman dat zich niet het geval kan voordoen van artikel 273f, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht, omdat [slachtoffer 1] al in de prostitutie zat toen zij naar Antwerpen werd vervoerd en zij dus niet tot prostitutie is gebracht, wordt door het hof verworpen. Reeds het een ander (telkens) vanuit Nederland naar België brengen om als prostituee te werken, houdt in het medenemen van die ander met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie. Hierbij is het niet van belang of de betrokken vrouw, op het moment dat ze op vorenbedoelde wijze wordt meegenomen, al in de seksindustrie werkzaam is of was."
2.3. 's Hofs oordeel dat aan de zijde van de verdachte en zijn medeverdachten sprake was van een combinatie van misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] zodat sprake is geweest van "uitbuiting" in de zin van art. 273f Sr, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.4. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 januari 2012.