Einde inhoudsopgave
Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
Artikel 33.02 Overgangsbepalingen voor reeds in bedrijf zijnde vaartuigen
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2018
- Bronpublicatie:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Inwerkingtreding
07-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Vaartuigen die niet volledig aan de bepalingen van deze Standaard voldoen, moeten:
- a)
daaraan volgens de overgangsbepalingen die worden vermeld in de onderstaande tabel, worden aangepast, en
- b)
totdat de aanpassing heeft plaatsgevonden, voldoen aan de voorschriften van hoofdstukken 1 tot en met 12 van bijlage II van Richtlijn 82/714/EEG.
In geval van afgifte van een nieuw binnenschipcertificaat voor een vaartuig als bedoeld in artikel 33.01, eerste lid, moet het communautair certificaat of een andere vergunning voor het in de vaart brengen als bewijs worden voorgelegd, het communautair certificaat of een andere vergunning voor het in de vaart brengen worden ingetrokken en onder nummer 52 in het nieuwe binnenschipcertificaat de datum van de afgifte van het dienovereenkomstige communautair certificaat of de andere vergunning voor het in de vaart brengen als volgt worden ingeschreven:
‘Een communautair certificaat werd overeenkomstig richtlijn 82/714/EEG werd afgegeven op: …’
/
‘Een vergunning voor het in de vaart brengen overeenkomstig … werd afgegeven op: …’
2.
In de onderstaande tabel zijn de volgende definities van toepassing:
‘N.V.O.’: het voorschrift is niet van toepassing op reeds in bedrijf zijnde vaartuigen, tenzij de betreffende delen worden vervangen of omgebouwd, dat wil zeggen dat dit voorschrift slechts van toepassing is op Nieuwbouw, bij Vervanging of bij Ombouw van de betreffende delen of sectoren. Worden bestaande delen vervangen door delen welke in technische zin en bouwwijze gelijk zijn, dan wordt dit niet beschouwd als vervanging ‘V’ volgens deze overgangsbepalingen.
‘Afgifte of verlenging van het binnenschipcertificaat’: aan het voorschrift moet zijn voldaan bij de eerstvolgende afgifte of bij de eerstvolgende verlenging van het binnenschipcertificaat na de daarop aangegeven datum.
Artikel en lid | Inhoud | Termijn en voorwaarden | ||
---|---|---|---|---|
lid 1, onder a | Plaats van het aanvaringsschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 1, onder b | Plaats van het achterpiekschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 2 | Verblijven vóór het aanvaringsschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
Verblijven achter het achterpiekschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2059 | ||
Noodzakelijke voorzieningen vóór het aanvaringsschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | ||
Noodzakelijke voorzieningen achter het achterpiekschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
lid 4 | Gasdichte afscheiding van verblijven van machinekamers, ketel- en laadruimen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 5, 2e alinea | Bewaking op afstand van deuren in het achterpiekschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 7 | Voorschip met ankernissen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 3, 2e zin | Isolaties in machinekamers | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 3, 3e en 4e zin | Openingen en afsluitinrichtingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 6 | Uitgangen van machinekamers | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
Inzinkingsmerken | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | ||
lid 1, 1e zin | Minimumsnelheid | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 1 | Manoeuvreereigenschappen volgens hoofdstuk 5 | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 3 | Helling en omgevingstemperatuur | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 7 | Doorvoering van roerkoningen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 1 | Aanwezig zijn van afzonderlijke hydraulische tank | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2026 | |
Verdubbeling van stuurventielen bij hydraulisch aangedreven installaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2026 | ||
Gescheiden pijpleidingsysteem voor de tweede voortstuwingsinstallatie bij hydraulisch aangedreven installaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2026 | ||
lid 2 | In bedrijf brengen van de tweede aandrijfinrichting met slechts één bedieningshandeling | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2026 | |
lid 3 | Voldoen aan de manoeuvreereigenschappen volgens hoofdstuk 5 bij het in bedrijf zijn van de tweede aandrijving/handbedrijf | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 1 | Aansluiten andere verbruiksapparaten op hydraulische aandrijfinstallaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2026 | |
lid 1 | Automatische ontkoppeling van het handstuurwerk | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 1 | Twee van elkaar onafhankelijke stuursystemen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 2, onder a | Niveaualarm van de hydraulische tanks en alarm van de systeemdruk | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2026 | |
lid 2, onder e | Bewaking van het buffersysteem | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 1 | Eisen aan elektronische installaties volgens artikel 10.20 | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 2 tot en met 6 | Vrij gezichtsveld vanuit het stuurhuis met uitzondering van de volgende leden: | N.V.O., uiterlijk bij toekenning of verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2049 | |
lid 3, 2e alinea | Vrij gezichtsveld in de zichtas van de roerganger | N.V.O., uiterlijk bij toekenning of verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 6 | Minimale lichtdoorlaatbaarheid | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2024 | |
N.V.O. voor vaartuigen met getinte ruiten die aan de volgende eisen voldoen:
| ||||
lid 6 | Uitvoering in veiligheidsglas | N.V.O. | ||
lid 7 | Buiten werking stellen van alarmen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 8 | Andere stroombron | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 1 | Bediening aandrijfwerktuigen en stuurinrichtingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 2 | Bediening van elke aandrijvingsmotor | Voor zover geen éénmansstuurstelling voor het varen op radar aanwezig is: N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 in het geval van direct omkeerbare machines 30.12.2024 in het geval van overige machines. | |
lid 3 | Signalering | Voor zover geen éénmansstuurstelling voor het varen op radar aanwezig is: N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 9, 3e zin | Bediening door middel van een hefboom | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 9, 4e zin | Duidelijke indicatie van de stuwrichting | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 1 | Navigatielantaarns, evenals hun behuizing, toebehoren en lichtbronnen | Navigatielantaarns, evenals hun behuizing, toebehoren en lichtbronnen die voldoen aan
kunnen nog steeds worden gebruikt. | ||
lid 1 | Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vóór 31 december 2012 zijn toegelaten | Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vóór 31 december 2012 overeenkomstig de regelgeving van een lidstaat waren toegelaten en werden ingebouwd, mogen ingebouwd zijn en gebruikt worden tot de verlenging van het binnenschipcertificaat na | 31.12.2018 | |
Deze installaties moeten worden vermeld onder nummer 52 van het binnenschipcertificaat. | ||||
Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vanaf 1 januari 1990 zijn toegelaten | Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vanaf 1 januari 1990 op grond van de minimumeisen en keuringsvoorwaarden voor navigatieradarinstallaties voor de Rijnvaart en de minimumeisen en keuringsvoorwaarden voor bochtaanwijzers voor de Rijnvaart zijn goedgekeurd, mogen verder worden ingebouwd en gebruikt indien een overeenkomstig deze standaard, Richtlijn 2006/87/EG of Besluit 1989-II-35 van de CCR geldige inbouwverklaring voorhanden is. | |||
Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vanaf 31 december 2006 zijn toegelaten | Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vanaf 31 december 2006 op grond van de minimumeisen en keuringsvoorwaarden van Richtlijn 2006/87/EG zijn goedgekeurd, mogen verder worden ingebouwd en gebruikt indien een overeenkomstig deze standaard of Richtlijn 2006/87/EG geldige inbouwverklaring voorhanden is. | |||
Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vanaf 1 december 2009 zijn toegelaten | Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vanaf 1 december 2009 op grond van de minimumeisen en keuringsvoorwaarden van Besluit 2008-II-11 van de CCR zijn goedgekeurd, mogen verder worden ingebouwd en gebruikt indien een overeenkomstig deze standaard of Besluit 2008-II-11 van de CCR geldige inbouwverklaring voorhanden is. | |||
lid 3 | Inland AIS-apparatuur | N.V.O. | ||
Inland AIS-apparaten die vanaf 19 oktober 2012 zijn goedgekeurd op grond van de voorschriften van de Teststandaard voor Inland AIS, editie 2.0, die bij Besluit 2012-II-20 van de CCR is aangenomen, mogen verder worden ingebouwd en gebruikt. | 7.10.2018 | |||
Alarminstallatie | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | ||
lid 4, 2e zin | Indicaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 5 | Stoppen en vergrendeling | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2025 | |
lid 6 | Automatische uitschakeling | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2025 | |
lid 7, 1e en 2e zin | Bouwkundige maatregelen en beschermende voorzieningen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2025 | |
lid 7, 3e zin | Optisch signaal | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 8 | Neerlaatsysteem voor noodgevallen | Indien hydraulisch neerlaten niet mogelijk is: N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2040 | |
lid 12, onder c | keuring | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
De Commissie van Deskundigen kan een ander geëigend bewijs als gelijkwaardig erkennen indien het rekenkundig bewijs niet geleverd kan worden. | ||||
lid 3 | Alleen verbrandingsmotoren waarvan het vlampunt van de brandstof boven 55 °C ligt | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 1 | Beveiliging van machine-installaties tegen onopzettelijke in bedrijf stelling | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 4 | Afscherming van verbindingen van leidingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 5 | Dubbelwandig leidingsysteem | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 6 | Isolatie van machineonderdelen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 2 | Aangeven van het kritieke peil | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 4 | Aangeven en buiten bedrijf stellen van de automatische reductie van het toerental | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 5 | Doorvoering van assen van voortstuwingsinstallaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 1 | Brandstoftanks van staal | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 2 | Zelfsluitende afsluitinrichting voor het ontnemen van water | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 3 | Geen brandstoftanks vóór het aanvaringsschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
Geen brandstoftanks achter het achterpiekschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
lid 4 | Geen brandstoftanks en hun appendages boven machine-installaties of uitlaatgassenleidingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
Tot aan die datum moet door opvangcontainers of druipblikken verzekerd zijn dat uilopende brandstof zonder gevaar kan worden afgevoerd. | ||||
lid 6, 3e tot en met 5e zin | Inrichting en afmetingen van ontluchtings- en verbindingsleidingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 7, 1e zin | Bediening vanaf het dek van snelsluitkleppen van de tank, ook wanneer de betrokken ruimten gesloten zijn | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2029 | |
lid 9, 2e zin | Peilinrichtingen moeten tot aan de hoogste vulstand afleesbaar zijn | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 13 | Controle van de vulstand niet alleen voor de aandrijvingsmotoren maar ook voor de andere motoren die voor de vaart nodig zijn | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
Smeerolietanks, -leidingen en toebehoren | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
Tanks voor olie, die in de krachtoverbrengingssystemen, schakel-, voortstuwings- en verwarmingssystemen wordt gebruikt, leidingen en toebehoren | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
lid 8 | Een enkele afsluiter is onvoldoende als aansluiting van ballasttanks aan het lenssysteem voor laadruimen die zijn ingericht voor het opnemen van ballast | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 9 | Peilmogelijkheden voor vullingen van laadruimen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 2 | Inrichtingen voor het verzamelen van oliehoudend water en afgewerkte olie | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 3 | Geluidsgrens van 65 dB(A) voor stilliggende schepen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
Voor motoren die al aan boord zijn ingebouwd, maar nog geen typegoedkeuring hebben, is alleen artikel 9.02 van toepassing. | ||||
lid 1 tot en met 4 | Algemene bepalingen | Voor motoren die voldoen aan de bepalingen met betrekking tot de montage en de typegoedkeuring die van kracht waren op de datum van montage: N.V. | ||
Inbouwkeuring | ||||
lid 1, 2e zin | Benodigde documenten voorleggen aan de Commissie van deskundigen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2035 | |
lid 2, onder b | Aan boord moeten zich schema's van de hoofdschakelbord, noodschakelbord en verdeelschakelborden bevinden | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2010 | |
lid 2, onder e | Schema's van de schakelborden en documentatie van de elektrische aandrijvingsmotoren | N.V.O. | ||
lid 2, onder f | Schema's voor elektronische systemen | N.V.O. | ||
lid 2, onder g | Schema's van de stuurstroomkringen | N.V.O. | ||
lid 3 | Omgevingstemperatuur in het schip en aan dek | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2010 | |
Systemen voor de energieverzorging | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2010 | ||
Beschermingsgraad in functie van de standplaats | N.V.O. | |||
Bescherming tegen explosie | N.V.O. | |||
lid 4 | Doorsnede van de aardleiding | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2015 | |
lid 1, tabel | Draaistroom | N.V.O. | ||
lid 1 | Naleving van de Europese normen EN 15869-1, EN 15869-3 en EN 16840 | N.V.O. | ||
lid 2 | Plaatsing van transformatoren | N.V.O. | ||
lid 3 | Gescheiden primaire en secundaire spoelen van transformatoren | N.V.O. | ||
lid 4 | Stroomvoorziening door secundaire spoelen van transformatoren | N.V.O. | ||
lid 5 | Type- en vermogensplaatje van motoren, generatoren, transformatoren | N.V.O. | ||
lid 3 | Ventilatie van bedrijfsruimten en kasten naar het open dek | N.V.O. | ||
lid 7 | Ventilatie van gesloten ruimten, kisten of kasten waarin accumulatoren zijn opgesteld | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek. | ||
lid 12 | Dimensionering van de laadinrichtingen | N.V.O. | ||
lid 13 | Automatische laadinrichtingen | N.V.O. | ||
lid 14 | Maximale laadspanning | N.V.O. | ||
lid 15 | Europese Normen EN 62619 en EN 62620 voor secundaire lithium-ionen-accumulatoren | N.V.O. | ||
lid 16 | Accumulatormanagementsystemen | N.V.O. | ||
lid 2 onder d | Directe voeding vanaf het hoofdschakelbord van verbruikers die voor de voortstuwing en het manoeuvreren noodzakelijk zijn | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2015 | |
lid 3 onder b | Aardfoutbewakingsinrichting | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2010 | |
Nooduitschakeltoestellen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2010 | ||
lid 3, tweede zin | Eenpolige schakelaars zijn in was-, bad- en overige natte ruimten niet toegestaan | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2010 | |
lid 2 | Minimale doorsnede van de aders van 1,5 mm2 | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek. | ||
lid 10 | Kabels naar in hoogte verstelbare stuurhuizen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek. | ||
lid 11 | Doorvoeringen van kabelbundels | N.V.O. | ||
lid 12 | Kabels die van een noodstroombron naar verbruikers leiden | N.V.O. | ||
lid 13 | Kabels in zones met verhoogde omgevingstemperatuur | N.V.O. | ||
lid 14 | Leggen van hoofd- en noodstroomverzorgingskabels | N.V.O. | ||
lid 3, tweede zin | Tweede stroomkring | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2015 | |
lid 1 | Mogelijke afkoppeling van het stroomnet | N.V.O. | ||
lid 2 | Toegankelijkheid | N.V.O. | ||
lid 3 | Galvanische scheiding van sturings- en stroomvoorziening | N.V.O. | ||
lid 4 | Spannings- en frequentieafwijkingen | N.V.O. | ||
lid 5 | Ontladingsduur bij loskoppeling van het net | N.V.O. | ||
lid 6 | Maatregelen bij het uitvallen van externe sturingssignalen | N.V.O. | ||
lid 7 | Maatregelen bij het uitvallen van sturingsspanning | N.V.O. | ||
lid 8 | Detectie van storingen en voorkomen van verborgen fouten | N.V.O. | ||
lid 9 | Bewaking | N.V.O. | ||
lid 10 | Typegoedkeuring | N.V.O. | ||
Alarm- en beveiligingssystemen voor werktuigbouwkundige inrichtingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2015 | ||
Testvoorwaarden voor elektronische installaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2035 | ||
Elektromagnetische compatibiliteit | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na | 1.1.2035 | ||
Ankeruitrusting | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | ||
lid 3, onder a | Keuringsbewijs voor stalen trossen en andere kabels | Voor de eerste tros die op het schip wordt vervangen: N.V.O., uiterlijk na | 30.12.2024 | |
Voor de tweede en derde tros die op het schip wordt vervangen: N.V.O., uiterlijk na | 30.12.2029 | |||
lid 1 | Europese norm | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 2 | Geschiktheid voor brandklasse A, B en C | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
lid 4 | Hoeveelheid CO2 en inhoud van de ruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
Vast ingebouwde brandblusinstallaties in verblijven, stuurhuizen en passagiersruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
Vast ingebouwde brandblusinstallaties in machinekamers, ketelruimen en pompkamers | Vóór 1 oktober 1985 vast ingebouwde CO2-brandblusinstallaties mogen, wanneer zij voldoen aan artikel 16.03 van deze standaard, worden gebruikt tot de verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
Toepassing Europese norm op bijboten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | ||
lid 2 | Opblaasbare zwemvesten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |
Zwemvesten die op 29.12.2008 aan boord zijn mogen tot aan de verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | |||
lid 4 | Voorziening aan de buitenkanten van dekken, gangboorden en andere werkplekken | N.V.O.1. | ||
lid 1 | Vrije breedte van de gangboorden | Voor schepen met B > 7,30 m, N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.20352. | |
lid 2 | Relingen van gangboorden | N.V.O. | ||
lid 1 | Toegang tot de werkplekken | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 2 en 3 | Deuren, in- en uitgangen en gangen die hoogteverschillen van meer dan 0,50 m hebben | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | ||
lid 4 | Trappen bij permanent bezette werkplekken | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 2 | Uitgangen en nooduitgangen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 1, 2e zin | Klimvoorzieningen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 2 en 3 | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | |||
Luiken | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | ||
Lieren | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2024 | ||
lid 2 tot en met 6 en lid 8 tot en met 10 | Kranen: fabriekslabel, maximaal toelaatbare bedrijfslast, beveiliging, rekenkundig bewijs, controle door deskundige, documenten aan boord | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
Opslag van brandbare vloeistoffen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | |||
lid 1 | Verblijven voor de gewoonlijk aan boord verblijvende personen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 3 | Positie van de vloer | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 4 | Woon- en slaapruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 5 | Geluidshinder en trillingen in verblijven | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 | |
lid 6 | Stahoogte in verblijven | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 8 | Vloeroppervlak in woonruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 9 | Inhoud van ruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 10 | Luchtvolume per persoon | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 11 | Afmetingen van deuren | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 12, onder a en b | Aanbrengen van trappen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 13 | Leidingen van gevaarlijke gassen en vloeistoffen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
Sanitaire voorzieningen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
Keukens | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
Drinkwaterinstallaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat. | |||
Verwarming en ventilatie | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | ||
lid 1, 2e zin | Overige bepalingen inzake de inrichting van de verblijven | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 2, tabel 1 en 2, en lid 5 | Grens-/controlewaarden en typegoedkeuringen | N.V.O. voor zover
| ||
Boordzuiveringsinstallaties die vanaf 1 december 2011 overeenkomstig de voorschriften van Besluit 2010-II-27 van de CCR (Fase II) zijn goedgekeurd, mogen verder worden ingebouwd en gebruikt. | ||||
Boordzuiveringsinstallaties die vanaf 10 januari 2013 overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2012/49/EU (Fase II) zijn goedgekeurd, mogen verder worden ingebouwd en gebruikt. | ||||
Passagiersschepen | Zie de bepalingen van het reglementaire kader voor schepen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG waren uitgesloten: ‘Geen klaarblijkelijk gevaar’. Geldt voor alle bepalingen van hoofdstuk 19 met uitzondering van de navolgend vermelde bepalingen. | |||
lid 5 en 6 | De dode hoek voor de boeg niet meer dan tweemaal de scheepslengte of 250 m Voldoende zicht naar achteren | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 1.1.2049 | |
lid 1 | Technische geschiktheid op het gebied van brandbescherming van materialen en onderdelen | Voor de materialen en onderdelen die zijn goedgekeurd overeenkomstig de Internationale Code voor brandtestprocedures (FTP-Code) aangenomen bij resolutie MSC.61(67)3.: N.V.O. | ||
Zeilende passagiersschepen | Zie de bepalingen van het reglementaire kader voor schepen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG waren uitgesloten: ‘Geen klaarblijkelijk gevaar’. | |||
lid 2 | Speciale lieren of gelijkwaardige inrichtingen op het voor het duwen geschikte vaartuig | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
lid 3, laatste zin | Eisen met betrekking tot aandrijvingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2049 | |
Drijvende werktuigen | Zie de bepalingen van het reglementaire kader voor schepen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG waren uitgesloten: ‘Geen klaarblijkelijk gevaar’. | |||
Pleziervaartuigen | Zie de bepalingen van het reglementaire kader voor schepen die van het toepassingsgebied van Richtlijn 82/714/EEG waren uitgesloten: ‘Geen klaarblijkelijk gevaar’. | |||
lid 3 | Tweede aandrijfinstallatie voor stuurmachines | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het binnenschipcertificaat na | 30.12.2029 |
Voetnoten
De vaartuigen moeten echter uiterlijk bij verlenging van het binnenvaartcertificaat na 1.1.2015 aan de volgende eisen voldoen:—Buitenkanten van de dekken en de werkplekken, waarbij de valhoogte meer dan 1 m kan bedragen, zijn voorzien van een verschansing of den van elk ten minste 0,70 m hoogte of van relingen die voldoen aan de Europese norm EN 711 : 1995, die bestaan uit een handreling een tussenroede op kniehoogte en een voetlijst.—Bij gangboorden moet een voetlijst en een doorlopende handreling aan de denneboom zijn aangebracht. De handreling aan de dennenboom kan achterwege worden gelaten, indien het gangboord voorzien is van een niet neerklapbare reling.
Dit artikel geldt voor schepen waarvan de kiel is gelegd ná 31.12.1994 en voor in bedrijf zijnde schepen met in acht name van het volgende:Bij vernieuwingswerkzaamheden, het gehele laadruim omvattend, is artikel 14.04 van toepassing. Bij een verbouwing, die de totale lengte van de gangboorden omvat en waardoor de vrije breedte van het gangboord wordt gewijzigd:a)is artikel 14.04 van toepassing, indien de vóór de verbouwing beschikbare vrije breedte van het gangboord tot een hoogte van 0,90 m, of de vrije breedte daarboven, moet worden verminderd;b)mag de vóór de verbouwing beschikbare vrije breedte van het gangboord tot een hoogte van 0,90 m, of de vrije breedte daarboven, niet worden verminderd, indien deze afmetingen kleiner zijn dan die bedoeld in artikel 14.04.
MSC.61(67) aangenomen op 5 december 1996 — Internationale Code voor brandtestprocedures.