Einde inhoudsopgave
Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
Artikel 10.08 Aansluiting aan het walnet of andere externe netten
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2018
- Bronpublicatie:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Inwerkingtreding
07-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De voedingseenheid, oftewel alle installaties aan boord die bestemd zijn om elektrische stroom aan boord te brengen, moeten aan de volgende vereisten voldoen:
- a)
voor stroomlevering via een walaansluiting:
- aa)
voor een stroomsterkte tot en met 125 A moet voldaan worden aan de vereisten van de Europese normen EN 15869-1 en EN 15869-3 in de op 6 juli 2017 geldende versie.
- bb)
voor een stroomsterkte boven 250 A moet worden voldaan aan de vereisten van Europese norm EN 16840 : 2017.
- b)
In alle andere gevallen gelden de vereisten van het tweede tot en met het negende lid. Aan de genoemde vereisten is voldaan, wanneer de onder a genoemde normen voor de desbetreffende toepassing zijn nagekomen.
2.
Voedingskabels van het walnet en andere externe netten naar het boordnet moeten aan boord door middel van vast aangebrachte klemmen of door een vast aangebrachte stekkerinrichting kunnen worden aangesloten. Kabelverbindingen mogen niet op trek worden belast.
3.
De scheepsromp moet bij een aansluitspanning van meer dan 50 V over een aardaansluiting beschikken. Aardaansluitingen moeten duidelijk gekenmerkt zijn.
4.
De aansluitingen moeten dusdanig beveiligd zijn dat parallelbedrijf van de boordnetgeneratoren en het walnet of andere externe netten wordt vermeden. Een kortstondig parallelbedrijf ten behoeve van omschakelen zonder spanningsonderbreking van de systemen is toegestaan.
5.
De aansluiting moet tegen kortsluiting en overbelasting zijn beveiligd.
6.
Op het hoofdschakelbord moet zijn aangegeven of de aansluiting onder spanning staat.
7.
Teneinde bij gelijkspanning de polariteit en bij draaistroom de fasevolgorde van het walnet of van andere externe netten met die van het boordnet te kunnen vergelijken, moet een aanwijsinrichting zijn geïnstalleerd.
8.
Een instructiebord bij de aansluiting moet vermelden:
- a)
welke maatregelen voor het tot stand brengen van de aansluiting getroffen moeten worden;
- b)
de stroomsoort, de nominale spanning en bij wisselstroom eveneens de frequentie.
9.
Bij gebruik van stekkeraansluitingen voor een nominale stroomsterkte boven 16 A moeten voorzieningen worden getroffen waardoor het tot stand brengen of scheiden van de aansluiting slechts mogelijk is als de stroom is uitgeschakeld.